Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
Civiltà cattolica, 2 December 1899.L'anno santo nel parlamento Italiano. Onder dien titel schuilt eene fijne kritiek van de woorden der Troonrede van 14 Nov., betrekkelijk het Heilig Jaar: ‘Het nabijzijn van een jaar dat in de katholieke wereld een tijdstip zal aanteekenen, zal ons de gelegenheid geven nogmaals te bewijzen hoe wij de plichten weten te eerbiedigen en te doen eerbiedigen, die wij op ons genomen hebben met te Rome, om onze eenheid te voltrekken, de hoofdstad van het rijk te vestigen.’ Men doet de groote onvoorzichtigheid uitschijnen die het tegenwoordig kabinet begaan heeft met deze woorden in de Troomede te lasschen, en dit om twee redenen. De eerste, omdat het officieel Italië daardoor toont innig overtuigd te zijn, van het weinig vertrouwen der katholieke volkeren in zijne plichten jegens de Kerk. De tweede, omdat daardoor het officieel Italië zelf de onregelmatigheid heeft bekend van den toestand, waarin het opperhoofd van het katholicismus is geplaatst. Met reden dus mag men hier het spreekwoord aanhalen: Excusatio non petita, accusatio manifesta. Overigens, welke ernstigheid kan zulke verklaring hebben tegenover eene lange ondervinding? L'obolo per le povere monache d'Italia is een oproep tot de weldadigheid ten voordeele der arme kloosterzusters, slachtoffers der Italiaansche omwenteling. Presentimenti e telepatie. - Vervolg eener physiologische studie. In voorgaande nummers heeft men den aard der ‘telepatie’ reeds nagevorscht, er de verschillige omstandigheden van bestatigd en er de bepaling van gegeven. Thans onderzoekt men er de oorzaak van. Na bewezen te hebben dat die oorzaak (causa efficiente) slechts een geest zijn kan, toont men dat in niet kunstmatige ‘telepatie’ die geest het zij God, het zij een engel, het zij de mensch is. Daarentegen in de kunstmatige heeft men de tusschenkomst van den kwaden geest. Al de andere oorzaken die men ooit heeft uitgedacht, men noeme ze ‘fluido mesmerico’ of ‘immaginazione’ of ‘atti ipnogeni’ of ‘fascino’ of ‘predisposizione morbosa’ of eindelijk ‘suggestione’ worden als valsch verworpen. Il centenario di Parini e l'origine del ‘Giorno’ Vervolg (21 Oct. 1899) eener letterkundige beoordeeling van den Lombaardschen dichter Parini (1723-1799) en voornamelijk eene verhandeling over zijn meesterstuk getiteld ‘Giorno’. 16 Dec. 1899. - L'anno santo nel 1900. Dit artikel bevat eenige welgepaste beschouwingen over den aankondigingsbrief van het Heilig Jaar van Paus Leo XIII en handelt voornamelijk over de bijzondere gepastheid en belangrijkheid van dit Heilig Jaar te Rome, aangezien de buitengewone omstandigheden. Het zal immers bijbrengen tot de heropbeuring van het geloof en de hervorming der zeden om het privaat leven te her- | |
[pagina 94]
| |
scheppen en zoo doende de gevaren waar het openbaar leven in verkeert, af te weren. De hedendaagsche toestand, alsmede de hevige vervolging der Kerk door hare snoode en geveinsde vijanden, wordt er op levendige wijze afgemaald. Een woord wordt er in het bijzonder gericht tot die katholieken die het eenige redmiddel schijnen te zoeken in Staatswetten, hervorming van partijen, diplomatieke werkingen of iets dergelijks, en vergeten dat de grondsteun van alles het geloof is. Paolo diacono (sec. VIII). - Vervolg (4 Nov. 1899) eener historische studie over de bronnen en oorkonden voor de levensbeschrijving van den diaken Paulus dienstig. Men behandelt er bijzonderlijk zijne schriften, de middeleeuwsche kronieken en het opschrift van Ildericus. L'ideologia Dantesca. Het doel dezer verhandeling is te doen zien dat, eveneens gelijk op alle andere punten, ook wat de gedachtenleer aangaat, Dante den H. Thomas getrouw heeft gevolgd. Er zijn er nochtans die het tegenovergestelde willen staande houden; zij halen de volgende woorden van den dichter aan: Però, là onde vegna l'intelletto
Delle prime notizie, uomo non sape.
(Vagevuur XVIII, 55).
Zij beweren er eenige verwantschap in te vinden ofwel met het ontoogismus van Rosmini ofwel met het idealismus van Kant. Dit is volkomen valsch. In zijn geheel beschouwd, in verbinding met de voorgaande verzen en heel de leering van den goddelijken dichter, vindt men er de zuivere leering van den Engelachtigen Doctor in Door ‘prime notizie’ verstaat Dante de ‘primi principii’ of eerste grondbeginsels. Wat men dan ook door ‘intelletto’ versta, ofwel dadelijke kennis ofwel natuurlijke bevoegheid of geschiktheid van den geest om zulkdanige ‘notizie’ te vormen, de gevolgtrekking is steeds in overeenstemming met de leering van Thomas. Immers in het eerste geval is de zin dat de mensch niet weet waar het verstaan der eerste beginsels uit voortspruit (ook zijn het waarheden door zich zelven, niet door bewijsredenen gekend); en in het 2de geval is de beteekenis dat den geest des menschen eene natuurlijke geschiktheid of habitus is ingeboren om terstond de eerste princiepen te verstaan en in zich uit te drukken. Welnu zulke habitus (primorum principiorum) volgens St. Thomas en ook volgens Dante uomo non sape. De reden had de dichter juist gegeven: La qual (virtute) senza operar, non è sentita,
Nè si dimostra ma'che per effetto,
Come per verdi fronde in pianta vita.
De leering van Dante, wat de oorsprong onzer gedachten aangaat, is bijgevolg in volkome overeenstemming met die van St. Thomas, volgens welke de geest zonder het toedoen van het verbeeldingsvermogen niets kan verstaan en al zijne beelden en voorstellingen door afdracht of afscheiding uit de stoffelijke zaken trekt.
A.V. | |
De Gids van November 1899.Groene steden en zwarte steden, door R.P.J. Tutein Noltenius. Aan de hoogeschool van Wisconsin had tusschen twee letterkundige vereenigingen een feestelijke woordkamp plaats over de gemeentelijke exploite in het algemeen en in 't bijzonder over het tramwegwezen te Chicago. Te dezer gelegenheid geeft schrijver ons belangrijke bijzonderheden over moderne amerikaansche steden. - J.G. Gleichman zet zijne studie voort over M.F.A. Van Hall als minister. - C. Vreede, gep. kapit. luit. t/Zee, in een artikel Van den Nederlandschen zeevarende, tracht belangstelling te | |
[pagina 95]
| |
wekken voor de 50,000 nederlandsche zeevaarders die wel een beetje verwaarloosd worden. - Daarna krijgen wij een lang artikel van Nellie von Kol: Wat zullen de kinderen lezen? ‘Feitelijk verkeert onze kinderliteratuur in een toestand van schromelijke verwildering, zegt schrijfster. Menschen die bij hun geschrijf aan alles denken behalve aan het kind, schrijven er maar op los; uitgevers die alles beschouwen uit een finantieel en commercieel oogpunt, geven maar uit, zonder eenige overweging van opvoedkundigen of letterkundigen aard; boekhandelaren voor wie een boek gelijk staat aan een Edammerkaas of dergelijk handelsartikel, verkoopen bij voorkeur wat op een gegeven oogenblik het meest in zwang is; en ouders, voogden en kindervrienden, goed van vertrouwen - of groot van gemakzucht? - koopen juist wat de handelsmannen willen dat zij koopen zullen.’ Nochtans het ‘daghet in den Ooste’. Er is een begin van besnoeiing van de al te gewetenlooze schrijfmanie. Schrijfster laakt duchtig, maar zwaait ook lof, en zet uiteen, wat, volgens hare meening, goede kinderlectuur moet wezen. Hier en daar ware er wel iets op te merken. - Hierop volgen eene lezensweerde studie van Dr. R.C. Boer over den Noorweegschen socialitischen dichter Björnstjerne Björnson; zes stukjes verzen van P.C. Boutens, niet altijd verstaanbaar; een dramatisch overzicht van J.N. van Hall en het maandelijksch muzikaal overzicht van Henri Viotta.
- December 1899. - Goede novelle van A. Germonprez: Het klein kind. - G. Oosterbaan bespreekt De Ontwerpen woningwet en gezondheidswet, onlangs door het Ministerie van Binnenlandsche Zaken voorgesteld. De gemeentebesturen worden gelast bouwverordeningen op te maken bevattende de eischen waaraan moet voldaan worden: a) bij het bouwen van woningen, b) bij geheele of gedeeltelijke vernieuwing van woningen, c) met betrekking tot bestaande woningen. Middelen worden ter hand gesteld tegen den onwil der eigenaars, en de onteigening in het belang der volkshuisvesting wordt vergemakkelijkt. Het tweede ontwerp wijzigt het geneeskundig staatstoezicht zonder welke de woningwet eene doode letter zou blijven. - Martine Tonnet geeft in een artikel De Wajang Orang in Jogjakarta eene belangwekkende beschrijving der vierdaagsche feesten die plaats hadden ter gelegenheid van de plechtige inwijding van den twintigjarigen kroonprins van Jogjakarta (Java). - Naar aanleiding van eene openbare les gehouden door Dr. A. Aletrino over ontoerekenbaarheîd, geeft G.A. von Hamel eenige beschouwingen over Crimineele AEtiologi of de leer van de oorzaken der criminaliteit. - In een artikel Publieke opinie bij het eind der middeneeuwen tracht Dr. W.G.C. Byvanck de tweede helft der XVe eeuw nader toe te lichten naar historische liedjes uit den Burgondischen tijd. Volgen: Iets over den modus vivendi der Moslims onder Nederlandsch gezag, door Prof. M.J. de Goeye; Transvaliana, verzen door G.F. Hospels; eene letterkundige kroniek over Zola's laatste werk Fécondité, het muzikaal overzicht van H. Viotta, een kort buitenlandsch overzicht en Bibliographie. | |
Studiën op godsd., wetens. en lett. gebied. D.I. 111. afl. 3.De Madonna in de Duitsche schilderscholen der XVIe eeuw, door P. Zeegers, bl. 253-283. De schrijver, sprekende van den achteruitgang der kerkelijke mystiek, kenschetst allereerst de werken von Hans von Kulmbach, | |
[pagina 96]
| |
als navolger van Albrecht Dürer, welke hem ‘meer geschaad dan gebaat’ heeft. Schäuflein, die vervolgens geschetst wordt, was gelukkiger in dit opzicht, ofschoon hij geen nieuw licht verspreid heeft. Altdorfer bootste vooral Dürer's landschap na. Hij overtreft den meester in mystieken toon. Ook Grünewald volgde bijzonder Dürer's landschap na. De Zwaabsche Holbeins en de Saksische Cranach worden verder besproken. Terwijl Burckmaier meer de moederliefde en Maria als vorstin verheerlijkt, vereenigt de oude Holbein ‘ernst en beminnelijkheid’ in de oude pinakotheek te Munchen, in S. Maria Maggiore te Rome, enz. Soms kleedt hij Maria naar de mode van zijnen tijd. Bij den Zoon verdwijnt de mystiek veeleer. Voorbeelden zijn de Madonna van Meger en die van Solobhurr; maar men vermoedt niet ‘dat Maria in eenen hoogeren gedachtenkring zweeft’. De schrijver eindigt met eene beschouwing van de zinnebeeldige beteekenis der kleuren. | |
Nederl. Spectator. No 51.Rheinische Städtekultur. Vrouwenvraagstuk in Italië. De zelfmoord (Steinmetz). Rubens (Bredius) wielrennen (Wolfgang). Vlugmaren, enz. 52. Gron. volksalmanak. † Quaritch (Boele v.H.). Eudaemonisme (W. Franken). Zwervers (Nouhuys). | |
Neerlandia (Maandschr. van het Algem. Nederlandsch Verbond, Gent). December 1899.K. V(an) d(e) W(oestyne) brengt hulde aan de nagedachtenis van G. Gezelle, over wien hij weinig bekende bijzonderheden mededeelt (een echo der rede van Hugo Verriest, te Gent, over den Westvlaamschen meester?). - Over het debat tusschen Ducatillon en Anseele (Vlaamsche Hoogeschool), een zeer breedvoerig verslag. - Mededeelingen van het Transvaalsche Gezantschap over de wijze hoe de Engelschen strijd voeren tegen de Boeren. - Tekst van 't verzoekschrift van 't Nationaal Vlaamsch Verbond over 't gebruik van onze taal op de Nationale Bank van België. - De Afrikaansche taal verdedigd: merkwaardig pleidooi van advokaat Jan de Waal, ten gunste der volkstaal van de Nederlandsche bevolking in Z.-Afrika, als een taal op haar eigen. | |
Jong Dietschland (Maldeghem, Delille). Kerstnummer.Van Al. Walgrave, die in 't studentenblad Ons Leven roerend Gezelle's dood bezong, eerst een paar bladzijden over Gezelle als priester-dichter; ze worden besloten met een opwekking in verzen tot de jeugd van Vlaanderland: Zijn geest blijve over ons! Zijn edel', fijne ziele
Ons' geest doortintele en ons herte in 't leven houd'....
Mystieke verzen, een tweetal balladen, vrij onbeduidend; van Herman Broeckaert een kleurrijk schetsje, Lentetronken, in Gezelle's trant, en Adam's val, verdienstelijk, door schepene Van de Voorde. De aflevering bevat daarenboven een ontleding van Ste Dimphna's marteldood, gewijd drama door kan. Daems, een verslag over de opvoering van Tinel's Godelieve te Krefels, berichtjes uit de kunst- en letterwereld, beschouwingen over Realisme en Idealisme, enz. De Witte Kaproenen, het drama van Lievevrouw-Coopman en G. D'Hondt, waarmede de nieuwe Vlaamsche schouwburg te Gent geopend werd, wordt ontleed, en op de gebreken te veel, op de hoedanigheden te | |
[pagina 97]
| |
weinig, gewezen. Tien Witte Kaproenen zijn den beoordeelaar niet één goudvischje waard. - Waarom zooveel bijdragen zonder naam van schrijver, of met een deknaam?... | |
Biekorf (Brugge, L. De Plancke). Afl. 20, 21, 22.E.H. Mervillie's eigenaardige vertaling van Longfellow's Evangeline, in louter Dietsch ('t is te zeggen, alle niet-germaansche indringers uit den woordschat gebannen), wordt voortgezet. E.H.J. Craeynest handelt in nr 22 over 't spellen der eigennamen in de aardrijkskunde; eenige lezenswaarde terechtwijzingen naar aanleiding van Meert's Onkruid onder de Tarwe. - Zonder naam van schrijver, in nr 20, een eerste bijdrage over het ontstaan, in de jaren 1490, te Brugge, van den eeredienst en 't Broederschap der zeven Weedommen van Maria. - Als bijvoegsel van ‘Biekorf’ verscheen de lijkrede van kan. Rommel, in Brugge's hoofdkerk onder den plechtigen lijkdienst van G. Gezelle uitgesproken; met het beeld van den dichter; merkwaardige bijdrage tot kennis en waardeering van den hoogbegaafden, lang miskenden, geleerden en voorbeeldigen dichter-priester. | |
De Katholiek. Ne 1.(In een nieuw kleed verschenen): Schaepman: Aan Jesus-Christus (gedicht). Van Coott: Het jaar O.H. 1900. Jansen: R. Wagner. Poelhekke: Katholicisme en lit. bij onze naburen. Binnewiertz: Morgenstond (gedicht). Boekbeoordeelingen. | |
Das litterarische Echo. 1 Dezember 1899.Eugen Reichel, Die ost-und Westpreussen; Hermann Conrad; Neue Shakspere-Litteratur; Edm. Lange, Hans Hoffmann; O. van Ende, Neuere Amerikanische Belletristik; voorts boekbespreking en overzicht van tijdschriften.
- 15 Dezember 1899. Harry Maine, Das Schlaraffenland; R. Schoener, Eine italienische Litteraturgeschichte; Georg Borchardt, Georg Freiherr von Ompteda; volgen een uittreksel uit Der Probekandidat van Max Dreyer; Weinachten im Wolde van Nicolaus Krausz; en gedichten van Alb. Geiger; daarna boekennieuws en overzicht van tijdschriften. | |
Revue Bleue van December 1899.I. Silhouettes Parisiennes par Zadig. 1o Ludovic Halévy, die schrijver ons in Criquette, Le Cardinal, en l'Invasion als een echt parijzische geest doet uitschijnen. 2o Henri de Bornier, tooneeldichter, komt ons voor, vooral in zijn Agamemnon en Fille de Roland als de Corneille van de derde fransche Republiek. 3o Paul de Roulède mislukt met klank in al zijne ondernemingen. II. Les Stances du Mariage par Gustave Lansou. Eene tamelijk belangrijke studie over ‘l'Ecole des Femmes de Molière’. III. Vers l'Inde par Lebeder. Hoe meer men Engeland in Indië kan verzwakken, toont schrijver, hoe meer toegevend het voor Europa zal wezen. IV. La Société Française pendant le consulat, historisch artikel van Gilbert Stenger (Juni 1800 - Meert 1802). V. Pour un Héros, poëzij van Ed. Grenier. VI. La Défense nationale après Fachoda, par Ed. Lockrey, VII. Anatole France par Louis Delapoche, schoone studie over de lieve vertellingen van den schrijver. VIII. Problème militaire Anglais, par Art. Roë. IX. La Peau de l'ours, novelle van Léon Barracand. | |
[pagina 98]
| |
X. Une Idéaliste Allemande: Malwida de Meysenbug, par Gabriel Monod. Zonder stellig geloof of vaste godsdienst, komt Malwida ons voor als een dier raadselachtige wezens, die vol talent en kunstgevoel misschien, alle hoop en geluk zoeken in de afwisselende schoonheden der natuur, maar nergens het eenig schoone, den waren God vinden, waaraan hunne rusteloos zoekende ziele zich hechten mag. Der Lebensabend einer Idealistin dat zij schreef op tachtigjarigen ouderdom, is er een stellig bewijs van. XI. Mouvement littéraire. Onder deze rubriek geeft Revue Bleue ons een kort maar belangrijk overzicht van onlangs verschenen letterkundige werken. Wij bemerken vooral: Clio door Anatole France, eene soort van idylle. Hellé van Marcelle Tinayre, een roman vol gevoelen en edele ingevingen. Etudes sur l'histoire de l'art par Eugène Guillaume. La vie Américaine, het leven der Amerikanen onder verschillende opzichten, door Paul de Rousières. Pages Catholiques: uitgelezen bladzijden van En Route en La Cathédrale door J.-K. Huysmans. Mogen door elkeen gelezen worden. Le Bon Amour, par Camille Lemonnier. Wondere, wat gezochte liefdehistorie. Les derniers Trianons, roman d'une amie de Marie-Antoinette: eer geschiedkundige opzoekingen dan roman. Ressurection, door Leo Tolstoï, vertaald door Theodoor de Wijzewa. - Nekludof verleidt eerst en verlaat daarna een jong meisje. Jaren later, lid van de jury, vindt hij ze weer voor de Rechtbank. Niettegenstaande Nekludofs moeite wordt de ongelukkige tot het ballingschap veroordeeld in Siberië. Nekludof volgt haar en wijdt zijn leven op tot de zedelijke en lichamelijke verheffing van zijn slachtoffer. - Weinige romans geven zooveel sombere levens en hartstochtelijke toestanden. Tolstoï schrijft soms met eene pen eerst in vuur en bloed gedopt. Les Braises du Cendrier, door Catulle Mendez, immer de fijnste en levendigste der Fransche Parnassers. | |
Revue des deux mondes van December 1899.I. Le dernier bienfait de la Monarchie, door den hertog de Broglie. Historisch artikel sprekende over de onzijdigheid van België - het koninkrijk der Nederlanden - de omwenteling van 1830. II. Au milieu du chemin. Roman van Ed. Rod. Schijnt wel geschreven om te toonen hoe men, op zekeren leeftijd, de buitensporigheden van geest en hert kan uitboeten. III. Races Latines, par Alfred Fouillée. Schrijver tracht te bewijzen dat Angelsaksers en Latijnsche volkeren, beide hun goed en kwaad hebben, en er voor alle twee plaats zal blijven onder de zon. IV. L'Education Européenne et la Société Hindoue, par Aug. Filon. V. Un bourg de France, par Maurice Talmeyr. - Brantôme, zijne kerk en abdij. VI. La Littérature Européenne au XIX siècle, par Ferd. Brunetière. Schrijver heet onze eeuw de grootste door het getal en de waarde zijner letterkundige voortbrengsels. Hij tracht dit le bewijzen door het voorbeeld van Fransche, Duitsche, Russische en Engelsche schrijvers. VII. Voyage au Japon. Premières impressions par André Bellesort. VIII. L'Ambassade du Duc Decazeo, par Ern. Daudet. - Studiën over Lodewijk XVIII en zijnen minister te Londen (1820-1821). IX. La Démocratie industrielle, par J. Bourdeau. Een ‘modus vivendi’ is er noodig tusschen werk en kapitaal. | |
[pagina 99]
| |
X. La nuit des dieux! poëzij van H. de Regnier. XI. Les Livres d'étrennes, par J. Bertrand. Eene hedendaagsche kritiek. XII. Overzicht van muziek en wetenschap.
Brussel. L.M. | |
Revue de l'art chrétien, X, 6e livr. 1899.Martyre et sépulture des Machabéens (suite et fin) par S.E. le card. Rampolla L'égl. de N.D. de Lescar, par M.G. Clausse. La Ste couronne (4e art.) pr. M.F. de Mély. En Bavière (4e art.) pr. M.E. Soit. Le tres. de l'égl. St. Ambroise à Milan (2e art.) pr. Mgr. X. Barbier de Montault. Peinture sur verre pr. J. Osterrath. Corresp. Travaux des soc. sav. Bibliographie. Périodiques. Index bibl. Chronique. - Pl. Sarcoph. des Machabéens à Rome. De Machabeën: Nog in de 6e eeuw bevond zich het graf te Antiochië. Tijdens Justinianus werden de overblijfselen naar Constantinopel overgebracht. De keizer stichtte daarvoor eene kerk. Paus Pelagius verplaatste de reliquiën waarschijnlijk naar Rome, ter kerke van S. Petrus in banden. In 1876 ontgroef men eene graftombe welke sporen draagt van aloude oostersche afkomst. De kritiek van Gildemeister hierover wordt wederlegd. Verkeerde uitlegging der woorden van St. Gregorius van Nazianze hebben aanleiding gegeven tot dwaling. | |
La Science sociale. T. XXVIII, 5e livr.Edm. Demolins, welk bekend om zijn werk A quoi tient la supériorité des Anglo-Saxons, moest nu zijne meening zeggen over den Engelschen-Zuidafrikaanschen oorlog. Hij doet het in een artikel Questions du jour. - Boers et Anglais, - Où est le droit? Er is eene wet, zegt hij, die geheel de geschiedenis uitlegt: de wereld behoort toe aan de volkeren, die, maatschappelijk gesproken, de eerste zijn. Zij gebruiken, om de wereld te veroveren, soms middelen die men afkeuren kan maar ‘la loi sociale inéluctable agit’ en ‘quand la chose est faite, personne ne prétend plus qu'il la faille défaire, ni au nom de l'équité, ni au nom du bien’. Engeland is maatschappelijk gesproken ver boven Transvaal verheven, dus Engeland... mag Transvaal opeten. De schrijver is geen partijganger van den oorlog. De groote mogendheden, die het verst in zake van beschaving vooruit zijn, zouden malkander moeten verstaan om onder hen de wereld te verdeelen. Zij moeten echter, willen zij aan 't hoofd blijven, altijd met den vooruitgang meegaan, anders worden zij door meer vooruitstrevende volkeren op hunne beurt opgeslorpt. In dit zelfde nummer komen nog artikelen voor van G. d'Azambuja Le type de Tyrtée. (La raison d'être des Tyrtées. - Pourquoi Sparte demandait un Tyrtée. - Comment Athènes pouvait fournir un Tyrtée); van P. Porthmann: Le type du Varennier en Touraine, van Edm. Demolins: Observations sur la variété du Varennier Tourangeau en van Ch. de Calan: Les Pasteurs cavaliers dans les légendes religieuses de la Perse.
Antwoord op Demolins' artikel Boers et Anglais, Où est le droit in L'Association Catholique van 15 Dec. ll. door Nogues, alsmede in Revue Sociale Catholique van 1 Januari 1900 door Cyr. Van Overbergh. | |
Annales des Sciences politiques. Mai 1899.Naar aanleiding van het werk van James Bryce Impressions of South-Africa geeft professor Raphael-Georges Levy een belangrijk artikel over Le pro- | |
[pagina 100]
| |
blème africain dans l'hémisphère austral. Na een geschiedkundig overzicht vraagt schrijver zich af welke de toekomst is van Transvaal. In de kaapkolonie wordt er nog geen duizendste deel van den grond beploegd; elders in Zuid-Afrika nog min, het is er veel te droog; men houdt er veel vee, maar het gras is er arm, drie hectaren kunnen maar een dier voeden. Blijven de mijnen. Men schat het goud van den Rand op 20 milliards. Binnen eene halve eeuw zullen de mijnen leeg zijn, wat dan? Als er geene nijverheid komt zullen de uitlanders Transvaal verlaten, de Boeren zullen meester blijven van het land, maar ‘ils auront contracté l'habitude de la dépense; leur budget, alimenté grassement par les mines et tout ce qui gravite autour d'elles, se verra du jour au lendemain, privé du plus clair de ses revenus. Reviendront-ils sans peine, à ce moment, à la simplicité patriarcale qui a été une de leurs forces?’
- Juillet 1899. Artikel van H. Gaidoz: Langues d'Etat et langues Nationales, geschreven ter gelegenheid van de taalkwestie in Oostenrijk. Schrijver vat als volgt zijne meening samen op bl. 482 ‘je ne conteste nullement le droit des langues nationales - c'est ce que le moyen âge appelait des langues “vulgaires” - en tout ce qui est littérature propre, pédagogie et politique locale. Je réclame seulement l'emploi d'une des langues universelles ou internationales pour tout ce qui est d'intérêt international. Il y a place pour les unes et pour les autres au grand soleil de la pensée humaine.’
- In dit zelfde Julinummer alsmede in het nummer van November 1899 laat E. Le Clerc eene belangrijke studie verschijnen over Les projets d'union douanière pan-britanique. Schrijver komt tot het volgend besluit: bl. 790 ‘Nous croyons que l'impérialisme pacifique, qui tend à augmenter la cohésion de l'Empire au point de vue militaire, politique et économique, finira par prendre le dessus sur l'impérialisme conquérant.’ | |
Review of Reviews. 15 Nov. 1899.W. Steads is vooringenomen met Cecil Rhodes. Deze zou, rechtzinniger dan Chamberlain, van de onderhandelingen tusschen Londen en Pretoria vreemd gebleven zijn. Steads geeselt duchtig de oorlogspartij die den geest der Vredeconferentie vergeet en de oogen luikt op het gevaar van eenen dreigenden hongersnood in Indië. De Tranvaalsche oorlog is ‘Chamberlains oorlog’ volgens de uitdrukking die aan 't hoofd van een derde afzonderlijk artikel staat, waarin dezes verantwoordelijkheid zonder omwegen wordt vastgesteld en het verhaal te lezen staat van den begonnen oorlog in het Parlement en op het eigenlijk strijdperk. | |
The New Century Review. December 1899.De Koloniën werken geestdriftig mede in den oorlog tegen de Zuid-Afrikaansche Republiek, herhalen de Eugelsche bladen. Jul. Croskey bewijst dat de medewerking van Canada door de pers der Fransch-Canadeezen fel is bekampt geworden, en dat er woorden zijn uitgebracht die naar eenen wensch van losmaking van Groot-Britanje smaakten. De schrijver van het artikel ‘Mobilisation political and military’ bespreekt de mogelijkheid eener politieke samenwerking van Joe Chamberlain en lord Rosebery en verwerpt, als ongegrond, de bewering als bestond er ernstig verschil van meening tusschen Chamberlain en den huidigen eersten minister van Engeland. |
|