Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
De Reuzenstrijd der Zuid-Afrikaansche Boeren. Historisch-romantische schetsen uit Zuid-Afrika. Amsterdam, Hollandsche Stoomdrukkerij- en Uitgeversmaatschappij 1899. 116 bl.Wie een kijkje wil doen in de toestanden waarin de Boeren tijdens de jaren 1830 tot 1850 verkeerden, leze dit boekje. In het hoofdverhaal, Landverhuizing der Boeren uit de Kaapkolonie sedert 1836, leert men den groote ‘trek’ der Boeren kennen uit de Kaapkolonie; daaruit onstond de stichting van Natel en later van de Transvaalsche Republiek en den Oranje Vrijstaat. Dit verhaal, alsook de overige schetsen: een Springbokkenjacht, de Sprinkhanenplaag, een Tocht tegen de Boschjesmannen, geven een treffend beeld van het leven der Boeren, van hun moed, godsdienstzin en onafhankelijkheidsgevoel. Zij werden omtrent 1850 door een ooggetuige geschreven: de stijl is eenvoudig en bezorgd. De netto-opbrengst van dit werkje komt ten bate van den Zuid-Afrikaansche Boeren-Republieken.
Verschenen C.L. Van Langenhuizen. Amsterdam. Librairie ancienne. Singel 434, 1899. Bulletin no 64. Dernières acquisitions. Littérature et Linguistique, Histoire, Religion, etc. | |
Romans in Proza, door Prof. Dr. Jan Ten Brink. Boekhande en drukkerij voorheen E.J. Brill. Leiden, 1ste aflev.‘Mijn plan, zegt Prof. ten Brink in de inleiding van zijn werk, is de geschiedenis der voornaamste Europeesche romans te verhalen, met dit voorbehoud, dat in hoofdzaak van de romans in proza der Romaansche en Germaansche volken zal worden gesproken. Mijn hoofddoel is de wending en de ontwikkeling van deze kunstwerken aan te wijzen, en te toonen: hoe de romans van lateren tijd zich aansluiten bij die uit vroegere dagen, hoe in ieder tijdvak bekende motieven op eigenaardige en oorspronkelijke wijze zijn bearbeid.’ Wij zullen later dit werk bespreken. Voor althans zij het voldoende de verdeeling van het werk mede te deelen. 1. Grieksche Romans. 2. Latijnsche Romans. 3. Middeleeuwsche Romans in proza. 4. Amadis-romans. 5. Herder-romans in Italie, Spanje, Engeland, Frankrijk en Nederland. 6. Schelmen-romans in Spanje, Frankrijk en Nederland. 7. Heroïsche-romans in Frankrijk, Duitschland, Engeland en Nederland. 8. Robinson - en zijn gevolg. 9. Romans in brieven in Engeland, Frankrijk, Nederland en Duitschland. 10. Sentimenteele-romans in Duitschland en Nederland. 11. Historische-romans. 12. Humoristische-romans. 13. Psychologische-romans. 14. Realistische en Naturalistische-romans. | |
De vlaamsche zanger, 100 liederen verzameld door M. C[oune], priester uit het Land van Loon, met medewerking van den Limburgschen studentenbond, Borgloon, Jos. Paque-Baeten, 1899, (prijs 2 fr.) | |
[pagina 87]
| |
Een handig en goedkoop boekske met aardige liedekens. Ik prijs het van ganscher harte aan. Jong en oud kunnen het met gerust gemoed ter hand nemen en zullen er onschuldig vermaak in scheppen. Een paar vragen meen ik te mogen stellen. Waarom bij de liederen van B.v. Meurs den naam van den dichter weggelaten? Waarom niet opgegeven, dat sommige liederen uit het Duitsch vertaald zijn? Waarom de oude Nederlandsche lie leren bijna geheel verwaarloosd en sommige teksten noodeloos veranderd, b.v. het beken le gezelschapslied ‘van de pastoor zijn koe’? Waarom.... doch genoeg. Ik hoop dat de Eerw. verzamelaar weldra bij eene tweede uitgave eenigszins acht zal slaan op dit vragenreeksje.
R. | |
Rollo van Moerland, drama in vijf bedrijven, door J. Haller von Ziegezar. - Gent, A. Siffer, prijs fr. 2,00.Rollo van Moerland is het werk van een knappen geschiedkundige, tevens echten kunstenaar. Een knappe geschiedkundige weet niet enkel eenige feiten met juisten datum en juistgespelde plaats- en persoonsnamen op te zeggen; het heele wezen en bewegen van vroeger tijden houdt hij met vaste greep omvat en vermag hij in de eigen gedaante weer voor den dag te brengen. Lang en veel heeft hij nagevorscht en ontleed; het geraamte weer samenstellen kost hem geen moeite. Dat heeft ons Dr Haller eens te meer bewezen, daar hij in zijn Rollo van Moerland Oud-Vlaanderen uit de eerste eeuw na Christus oproept en voor onze blikken laat verschijnen. Toch niet als een zielloos geraamte! O neen! Dr Haller is mede een kunstenaar, die licht en leven laat op alles wat zijne vingeren raken; die uit den overvloed hemzelf door hooger hand geschonken, ziel en zin, huid en hert weet te geven aan de wezens die hij spreken en handelen doet. En welke wezens, hier! Zulke die in onzen boezem de helderste en edelste snaren doen trillen van bewondering voor het grootsche en edele, van afkeer voor het gemeene en lage; van liefde, hoog en rein; van haat, rechtmatig en gezond; - andere nog, alledaagsche, doch treffend en belangwekkend door werkelijke waarheid in doen en zeggen; - allen, medehelpend om geestdrift en gloed in ons te doen ontvlammen voor vrijheidszin en vaderlandsliefde, door godsdienstigheid gewekt, gevoed en geheiligd. Moet Dr Haller als kunstenaar geloofd om zijne scheppingskracht, niet minder is zijne verdienste als zeggend dichter. Vele en groote gaven laat hij blijken, zoowel door de kleiner en geringer bijzonderheden van taal en stijl, als door de heerlijke schikking der tooneelen en de geleidelijke ontwikkeling des dramas. Geen woordenkramerij, geen langgerekte tirades, geen valsche pathos. Niet in Dr Haller's naam, maar voor eigen rekening spreken de spelende personen uit, wat, onder den drang der omstandigheden of der driften, hun van het hert moet: niets meer, niets minder. Zulke volmaaktheid is het loon van wie, uit eerbied voor de kunst, zich zelf weet te beheerschen en te dwingen tot onafgebroken, gewetensvollen arbeid. Dat weet Dr Haller: en, laat ik het rechtuit zeggen, deze regelen werden geschreven, eerst en meest, om daarvoor hem hulde te brengen. Mochten zij bij menig man den lust verwekken om ‘Rollo van Moerland’ te bestudeeren, het ware voor onze geliefde Vlaamsche letteren eene aanwinst, waardoor ik mijne dankbaarheid voor Dr Haller verdubbeld zou voelen.
Gent, 12 December 1899. Eug. De Lepeleer, Kan. | |
[pagina 88]
| |
Capital et Travail et la réorganisation de la Société par Frantz Hitze, couseiller d'État, membre du Reichstag allemand et du Landtag prussien, etc., etc.Edition française, par J.B. Weyrich, 1 vol. gr. in-80, 600 pages. Prix: 8 francs. De naam van den schijver kan tot genoegzame aanbeveling strekken van het boek, en deszelfs voortreffelijkheid waarborgen. De heer Hitze, als uitmuntende staatsman en socioloog bekend, heeft zich bij de duitsche katholieken als verdediger van de rechten des volk eene eereplaats verworven. Daarbij komt de degelijke inhoud van het werk, dat geene strijdvraag van onzen tijd onbesproken laat. Volgens den titel splitst zich de stof in twee afdeelingen: de eerste ontwikkelt de betrekkingen tusschen kapitaal en arbeid; de tweede geeft een methodisch plan om de maatschappij opnieuw en beter te ordenen; de eerste van kritischen aard, verklaart de hoofdbegrippen der sociale economie, en den tegenwoordigen toestand der samenleving; de tweede betoogt de noodzakelijkheid en de rechtvaardigheid van eene op het corporatiewezen gegronde maatschappelijke reorganisatie. De hedendaagsche toestand wordt in de volgende stellingen gekenschetst: de tegenwoordige sociale orde, door de wet der concurrentie beheerscht, is onhoudbaar en moet veeleer wanorde heeten, omdat zij geen rekening houdt met de stoffelijke voorwaarden der productie, noch met de belangen der verschillende standen, noch met het vooruitstreven dat onzen tijd kenmerkt. Vooreerst wederlegt de schrijver het socialisme. Hij bestrijdt de leer van Marx over de waarde. De school van Manchester wordt over boord geworpen omdat zij het verband dat rechtens tusschen kapitaal en arbeid moet bestaan miskent en vernietigt. Hieruit volgt dat men te vergeefs het bestaan eener sociale kwestie zal ontkennen, en hare oplossing aller aandacht en inspanning vordert. Het eigendomsrecht wordt aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen en achtervolgens als afgetrokken begrip en als bestaande daadzaak met zijn historisch en betrekkelijk karakter beschouwd. Daarna volgen eenige bladzijden over de rechten van den arbeid. Wanneer het concrete eigendom in strijd komt met het eigendomsbeginsel in abstracto ontstaat noodzakelijk wanorde, welke op de ontkenning van het beginsel uitloopt. De bezitters of rijken hebben niet het recht de onterfden van de genoegens des levens uit te sluiten. De arbeiders als klasse beschouwd kunnen van de klasse der werkgevers (niet van een enkelen werkgever) eene betere, billijkere regeling der productie vorderen; zij hebben het recht aan de organisatie van den eigendom deel te nemen, en derhalve in den Constitutioneelen Staat eene staatkundige partij te vormen. De vraag echter naar het gepast en gunstig oogenblik der uitvoering blijft eene opene vraag. De wederkeerige betrekkingen tusschen kapitaal en arbeid worden bepaald en opgehelderd bij het licht van evenwijdige begrippen als daar zijn: individu en samenleving; huisgezin en gemeente; conservatieve gezindheid en ontwikkelingsgeest; economische vrijheid en regeling; rechtvaardigheid en naastenliefde. Vervolgens schetst ons de schrijver de vrijheid, gelijkheid en broederlijke liefde in den staat der toekomst; hij wederlegt de socialistische opvatting der geschiedenis en de logica van Marx en betoogt het recht van bestaan der middelstanden, van de kleine nijverheid, van het huiswerk, de voordeelen van het kleine vrije eigendom. De hoofdkwaal der tegenwoordige maatschappij vloeit niet alleen | |
[pagina 89]
| |
voort uit de onbeperkte vrijheid aan het machinewezen verleend, maar ook uit de moderne wetgeving vooral ten nadeele der land- en ambachtslieden. Door de voorgeschreven deeling der erfenis in gelijke deelen, door het successie- en hypotheekrecht, door de vrijheid aan de nijverheid toegestaan werkt zij nootlottig. Zij maakt van den grondeigendom roerend goed en breekt de banden der werkvereenigingen. De standen en bedrijven moeten volgens den heer Hitze in de maatschappij vertegenwoordigd worden door afzonderlijke afgevaardigden; hij geeft een schets van deze vertegenwoordiging der maatschappelijke belangen en klassen. De instelling van een economischen raad zou als overgang en een begin van hervorming kunnen dienen. In het tweede deel geeft de schrijver het geneesmiddel aan dat volgens zijne overtuiging den toestand der maatschappij zal verbeteren. De oorsprong van de wanorde ligt in de moderne productie of het machinewezen. Dit bewerkte een volslagen en wezenlijke verandering in de wijze van voortbrengen, in de arbeidsregeling, in het verkrijgen en verdeelen van den rijkdom. Het geneesmiddel zal derhalve moeten bestaan in eene regeling welke met de voorwaarden van de moderne productie zooveel mogelijk overeenstemt. Om de productie te regelen, om het verband tusschen de economie en de maatschappij te herstellen, is het noodig de voortbrengende standen, de bedrijven te ordenen. Regellooze voortbrenging, verdrukking van den zwakke door den sterkeren, ziedaar het wezen der economische kwestie; ontbinding der persoonlijke betrekkingen en ontstaan van nieuwe banden enkel en alleen op den geldzak gegrond, ziedaar de zedelijke of onzedelijke zijde van de sociale vraag. Daarom vordert de oplossing der kwestie dat gemeenschappelijke banden het individu tegen de afzondering beschermen, dat de verspreide krachten worden samengesnoerd en groepsgewijze verdeeld, dat de concurrentie door de solidariteit worde getemperd, dat persoonlijke betrekkingen in de plaats treden van zuiver economische verbindingen. In de voortbrenging moet orde en regel heerschen; de zwakke moet gesteund, de sterkere gedwongen; de onbeperkte vrijheid worde aan het algemeen belang onderworpen. De hoofdzaak komt hierop neer, dat de maatschappij haar recht herkrijge op het individu en het kapitaal; met andere woorden, zonder een zekeren dwang kan de orde niet hersteld worden. De Staat moet helpen niet om de self-help uit te sluiten of onvruchtbaar te maken, maar om ze te regelen, haar gebrek aan krachten aan te vullen en door de vakvereenigingen te versterken. De schrijver beschouwt de wederinrichting der gilden als het voornaamste geneesmiddel. Men versta hem wel, hij denkt niet aan de herstelling der oude gilden, deze hebben hun tijd gehad; hij bedoelt nieuwe gilden in overeenstemming met de tegenwoordige toestanden. Wanneer wij van eene oplossing der sociale kwestie spreken, zegt hij, hebben wij geen bijzonderheden in het oog, noch de wijze eener herstelling, noch de middelen welke deze vordert; de vormen welke de corporatieve regeling zal aannemen, de duur der ontkwikkeling, de gunstige omstandigheden om haar in te voeren, blijven in den duisteren schoot der toekomst verborgen. Wij moeten ons bij dit overzicht bepalen. Een onderzoek van ieder stelling zou menige bladzijden eischen, te meer, omdat niet iedere bewering van den schrijver door allen zal beaamd worden. Hij bezit op het praktisch gebied der sociologie eene uitgebreide kennis en rijke ondervinding; zijne theoretische beschouwingen laten af en toe te | |
[pagina 90]
| |
wenschen over, nu aan klare en duidelijke voorstelling, dan aan overtuigende bewijzen. Misschien houdt hij niet genoeg rekening met den wederzijdschen zedelijken invloed van den werkgever en den werkman, zonder welken alle middelen krachteloos zullen blijken. De schrijver hecht groot gewicht aan de tusschenkomst van den Staat, men beschuldige hem echter niet, daardoor aan de socialisten de hand te reiken. Want deze tusschenkomst strookt volkomen met de roeping van den Staat; zij is nauwkeurig bepaald en begrensd en laat de particuliere vrijheid tot haar volle recht komen; zij werkt niet verlammend en doodend, maar opwekkend en versterkend; alleen waar de krachten van het iudividu te kort schieten of door overdreven ontwikkeling het algemeen belang in gevaar brengen, strekt de Staat zijne beschermende hand uit, om den toestand te verbeteren. Wie overtuigd is dat de Staat voor het individu en niet omgekeerd het individu voor den Staat is, zal deze wijze theorie goedkeuren. Het geleerde werk zij allen vrienden der sociologie aanbevolen als eene kostbare bijdrage tot oplossing der theoretische vraagstukken en ter genezing der maatschappelijke misstanden. De geleerdheid van den schrijver en de verzamelde documenten en bewijsstukken geven eene groote waarde aan het boek. De vertaler heeft zich van zijne moeielijke en ondankbare taak loffelijk gekweten en het boek met nuttige aanteekeningen verrijkt.
Dr A. Dupont. | |
Peter en Pauwels, treurspel, en de Kruisberg, lierzang van Joost van den Vondel, benevens de Kruistriomf, van Joan. Vollenhove. Met inleiding en aanteekeningen, heruitgegeven door Kan. Muyldermans.Toekomende maand geven wij een overzicht van deze kostelijke schooluitgave, die voor leeraars en studenten allernuttigst moet wezen.
L.M. | |
Le Crédit foncier. - Allemagne - France - Italie, par Em. Vliebergh, avocat, Louvain, Ch. Peeters, p. XX. 254.De uitbreiding der pandschuld schrikt in alle Staten de geesten af. De schuld weegt zwaar. Men heeft de oorzaken opgespoord en die willen verhelpen. Daartoe door ernstige studiën voorbereid, heeft de schrijver van dit boek in Duitschland, Frankrijk en Italië, een persoonlijk onderzoek ingesteld. Zeer eigenaardig zijn de uiteenloopende typussen van de twee eerste dier Staten: de centralisatie en onderlingen bijstand, eenerzijds; samentrekking, krediet van omhoog, anderzijds. De vergelijking ervan leidt tot nadenken. Dr. Vliebergh heeft oorkonden samengeschikt, bevoegde personen ondervraagd; hij heeft de uitkomsten ontleed en op nauwkeurige en duidelijke wijze gegroepeerd. Zijn onderzoek is ernstig en aan hen die zich om dit gewichtig vraagstuk bekommeren verschaft het kostbare gegevens. Overigens doet de schrijver meer dan betoogen: hij weet te besluiten. Het Germaansch stelsel der ‘Landschaften’, dat hij in bijzonderheden onderzoekt, welks bouw en uitkomsten hij ontleedt, geniet geheel zijne voorkeur. Twee punten, die niet uit het oog te verliezen zijn, doet de schrijver uitschijnen. Vooreerst heeft Duitschland het voordeel van een hypotheekstelsel, waarover men het omtrent zekere bestanddeelen oneens kan zijn, maar dat machtig bijdraagt om de verrichtingen van een grondkrediet te vergemakkelijken. En wat de uikomsten betreft draagt schrijver zorg ons op onze hoede te stellen. Er is geen spraak van het afschaffen der pandschuld: zij moet | |
[pagina 91]
| |
minder zwaar, minder drukkend en ook minder schadelijk gemaakt worden. Vooreerst wil men ze inrichten, misschien verminderen. Door andere middelen zal men hare nadeelige oorzaken trachten te temperen. De schrijver draagt zorg den lezer op de hoogte te houden van de bronnen door hem in de voorbedoelde landen te baat genomen: oorkonden, menschen, boeken. Hij heeft, zooals wij het reeds zeiden, de verdienste dezelve in hunne omgeving bestudeerd te hebben en kon ons zoodoende een werk leveren, dat de rechtskundige eigenschappen paart met de verdienste van een methodisch en voorwerpelijk onderzoek. Vermelden wij nog, dat dit boek deel maakt van de ‘Bibliothèque de l'Ecole des sciences sociales et politiques’ van de katholieke hoogeschool te Leuven.
Leuven. Victor Brants. | |
Finlands Vereinigung mit dem Russischen Reiche, Danielson, 1891.Men heeft niet vergeten welke ontroering onlangs in Europa door het manifest van Nikolaas II, den 6/18 Februari afgekondigd, werd voortgebracht: hierdoor werd het eeuwenoude zelfbeheer van Finland met eenen pennetrek afgeschaft. Deze keizerlijke daad, die de volkeren zoo schielijk verraste, was nochtans slechts de openbare en ambtelijke bekrachtiging van eene reeds tamelijke oude strekking der Russische staatkunde opzichtens het Groothertogdom. Na sedert het begin der eeuw tot in de laatste twintig jaar, het zelfbeheer van Finland eerlijk geëerbiedigd te hebben, bedachten de Russische staatkundigen, die het al-slavonismus zijn toegedaan, dat dit met hunne grondbeginselen zoo strijdig zelfbestuur misschien wel geen recht was voor de Finlandsche bevolkingen; zij gaven geschied- en rechtskundige werken uit, ten bewijze dat het gunstbeheer hetwelk Finland genoot, in vergelijking van de andere bezittingen der keizerlijke kroon, slechts eene rein genadige toegeving was van Alexander I, - welke toegeving zijne opvolgers konden intrekken wanneer zij het wilden; en na aldus den grond voorbereid te hebben, ontrukten zij den thans regeerenden tzar het manifest van Februari. Toch waren de werken van de voorstanders der russischmaking van Finland niet zonder antwoord gebleven. Verschillende schriften werden hun tegenovergesteld om Finland's geschiedkundige rechten op het zelfbeheer in 't licht te zetten en onder deze was een der merkwaardigste dat van professor Danielson, van de hoogeschool van Helsingfors. In 1891 verschenen en in verschillende talen overgezet, werd het door rechtsgeleerden en geschiedschrijvers gunstig onthaald. Te recht zeide de Revue historique van Parijs er van, dat het eene omstandige en tegelijk verpletterende kritiek is. Niet zonder belang, denken wij, zal het voor onze lezers zijn te hooren welke de voornaamste akten zijn waarop het Groothertogdom zijn recht op zelfbeheer tegenover Rusland grondt. 't Is onder Alexander I, ten gevolge van den oorlog van 1808-1809 met Zweden, dat Finland bij Rusland werd gevoegd. De betrekkingen tusschen Finland en Zweden klommen tot de eerste middeleeuwen op. In de 12e eeuw had Zweden er het Kristendom ingevoerd; in de 13e eeuw werd het door hetzelve overweldigd en ontving er naderhand zijne beschaving van en zijne wetten. Overigens was Finland geene Zweedsche provincie; het had zijne zelfstandige instellingen. Toen de Russische troepen het Groothertogdom in 1808 overweldigden, beloofde de tzar, door zijn manifest van 5/17 Juni 1808, dat hij, bij de vereeniging van Finland aan Rusland, ‘de handha- | |
[pagina 92]
| |
ving der wetten en voorrechten van het land vroom zou waarborgen’. Te dezen einde deed hij de Staten van het Hertogdom, in de stad Borgo, op eenen algemeenen Landdag bijeenroepen, waar Alexander I in persoon verscheen. Na den Landdag geopend te hebben deed hij er den 17/29 Maart de volgende verklaring, onder de benaming van Bevestingsakte bekend, voorlezen: ‘Door de beschikking der Voorzienigheid in het bezit van het Groothertogdom gesteld, hebben wij, door de tegenwoordige akte, den godsdienst en de voornaamste wetten des lands, alsook de rechten en voorrechten, door elken stand van het Groothertogdom en al de inwoners in het algemeen tot dusverre krachtens de grondwet genoten, willen bevestigen en bekrachtigen. Wij beloven al de voordeelen en wetten vast en onwrikbaar, in hunne volle kracht te handhaven.’ Na deze lezing legden de verschillende standen, waaruit de Staten bestaan, den getrouwheidseed af. Het vredeverdrag tusschen Rusland en Zweden van den 5/17 September 1809 erkende den nieuwen toestand van zaken door de akten van Borgo in 't leven geroepen. Na het voldongen feit vastgesteld te hebben, bepaalde art. 6 van het verdrag ‘dat de koning van Zweden daardoor zelf van den overigens heiligen plicht ontheven was onder dat opzicht voorbehoudingen ten gunste zijner vroegere onderdanen te maken’. Met andere woorden, daar de tzar en de wettelijke vertegenwoordigers der Finlandsche bevolking zich omtrent het grondbeginsel van de handhaving der grondwet en der voorrechten van het Groothertogdom verstaan hadden, bestond er voor den vroegeren vorst geene reden om, wat dit punt betreft, uitdrukkelijke waarborgen in het vredeverdrag te eischen. In 1816 bevestigde keizer Alexander opnieuw uitdrukkelijk, door zijn decreet van 21 Februari, dat hij ‘ten eeuwigen dage, zoo voor zich zelven als voor zijne opvolgers, de geldigheid van 's lands grondwet erkend had’. Naar deze traditionele grondwet behoort de wetgevende macht gezamenlijk aan den keizer-groothertog en den Landdag, die uit de afgevaardigden der vier standen bestaat; adel, geestelijkheid, burgers en boeren. Aan dit zelfbeheer dankt Finland zijn eigen bestuur, zijne bank, zijne gerechtshoven, zijne kerk, zijne spoorwegen, zijne scholen, zijne militie, enz. enz. Maar daarbij vond de al-slavonische partij hare rekening niet, en na de russischmaking der Baltische provinciën, nam zij den wederstand, door den Finlandschen Landdag in 1898 aan eene nieuwe krijgswet geboden, tot voorwendsel om de afschaffing der grondwet van het Groothertogdom voor te stellen. Van daar het keizerlijk manifest van Februari j.l., waarbij al de bestuurlijke en wetgevende vraagstukken, die in een nauw verband met de gemeenschappelijke belangen van het keizerrijk staan, aan de bevoegdheid van den Landdag worden onttrokken. Finland behoudt alleen zijn zelfbeheer voor de zaken der wetgeving, die het uitsluitend betreffen! Maar daar het Russisch staatsbestuur gezagshalve de grenzen tusschen de Rijkswetgeving en de bijzondere wetgeving van Finland bepaalt, is dezes grondwettelijk recht stilzwijgend afgeschaft. Het manifest van Nicolaas II heeft eenen zooveel te smartelijkeren indruk in het hertogdom veroorzaakt, daar de Finlandsche bevolkingen zich steeds door eene echte troongezindheid gekenmerkt hebben. Eene uitgestrekte petitionneering werd tot het verkrijgen der intrekking van het ukase van 6/18 Februari op 't getouw gesteld, maar tot dus verre bleef de tzar doof voor het verzet zoo billijk naar den inhoud, zoo eerbiedig naar den vorm zijner trouwe onderdanen.
Leuven. Prosper Poullet. |
|