Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Eene wonderbare genezing.Onder de schriften, die binst deze laatste maanden de wijde wereld werden ingezonden, is er bijzonderlijk één dat ik aan de lezers van ‘Dietsche Warande en Belfort’ zou willen leeren kennen, en dat alleszins hunne aandacht weerd is. Ik bedoel een artikel van de ‘Revue des Questions scientifiques’, van den 20sten October laatstleden, die kort daarop afzonderlijk is verschenen en voor titel draagt: ‘Guérison subite d'une fracture - Récit et étude scientifique’Ga naar voetnoot(1). Ziehier in 't korte waarover er spraak is: Den 16den in Kortemaand 1867, had Pieter Derudder, geboortig van Jabbeke, bij Brugge, het ongeluk zijn linker been te breken door het omkantelen van eenen boom; zijn been werd omwonden en bezorgd; maar eenige weken later, bij 't afdoen der winde, bestatigde de heelmeester etterende wonden boven op den voet en boven op het been, bij zooverre dat de gebrokene uiteinden van het scheenbeen (tibia) en kuitbeen (péroné) bloot kwamen. Niettegenstaande al de pogingen van drie geneesheeren bleef de breuke in den zelfden pijnlijken staat, meer dan acht jaren lang, zonder de minste aaneenlassching, zoodanig dat de ongelukkige werkman zijn been kon plooien en draaien, zoowel en zoovele dat de hiel van voren kwam en de teenen van achter (bladz. 9). Daar en bleef, naar het oordeel van bovengemelde vakmannen, geen andere middel meer over dan het been af te zetten, 't gene Derudder hardnekkig weigerde toe te laten. Den 7sten in April,'t jaar 1875, ging hij vol hope en betrouwen in bedevaart naar O.L.V. van Oostakker, bij Gent, | |
[pagina 83]
| |
waar hij, al bidden vóór de grotte, plotselings werd genezen: de wonden waren alle twee toe en verdroogd en de beenen waren aaneengegroeid, zoo volkomen dat zijn gebroken been even lang was als het andere en dat hij er zoo vast op stond als vóór de breuke. Dit werd door bevoegde doktors bestatigd daags en twee dagen na de genezing (bl. 15-16). Zoo bleef die brave man nog 23 jaar leven, tot dat hij onlangs overleed aan eene longonsteking, den 22sten van Maart 1898, in den gezegenden ouderdom van 75 jaar. In dien tusschentijd had hij bij de 400 keeren naar Oostakker gereisd, om O.L. Vrouw te bedanken. Daar is, in zijne groote trekken, het feit dat de geleerde opstellers verhalen in al zijne bijzonderheden, en niet alleen verhalen, maar met alle mogelijke zorg rotsevast staven. Het tweede deel van 't werk (van bl. 18 tot bl. 42) bestaat in de wetenschappelijke beredeneering van het gebeurde. De schrijvers trachten vast te stellen dat de herstelling van wonde en breuk noodzakelijk eenen merkelijken tijd noodig heeft om natuurlijk te geschieden, zoodat het rechtstreeks volgt dat de genezing van Derudder bovennatuurlijker wijze is bekomen, aangezien zij oogenblikkelijk was. En inderdaad 't genezen van twee ware wonden en bijzonderlijk het aaneenlasschen van de twee uiteinden van een gebroken been, vordert herstelling van gescheurde ontbrekende beenderstof, welke herstelling natuurlijker wijze gebeurt door het vormen of telen en regelmatig ontwikkelen van ontelbare en opeenvolgende cellen; waarna de zachte organieke stof die eerst onstaat nog moet hard en beenderachtig worden door de langzame werking der natuur. Hoe kort en onvolledig die beschrijving ook weze, doet zij alreeds zien dat er tot dien uitslag een merkelijke tijd van noode is. Die tijd, tot de genezing van eene breuk vereischt, is in deze laatste jaren merkelijk ingekort, dank aan den vooruitgang der heelkunde en 't is te verhopen dat hij nog zal verkorten; maar wat onmogelijk is, is dat zulke genezing oogenblikkelijk geschiedeGa naar voetnoot(1). De inbeelding, de innige overtuiging, het levendig betrou- | |
[pagina 84]
| |
wen van te genezen kan zulk eene genezing eenigszins verhaasten, maar niet schielijk te weeg brengen: zij kunnen, door hunnen invloed op de zenuwen die den bloedsomloop regelen, onrechtstreeks medewerken en de ontwikkeling van de cellen bevoordeeligen en bevorderen, maar altijd blijft er teling en voortteling van cellen en bijgevolg ook tijdruimte noodig: noch de inbeelding noch het zenuwgestel kunnen die celhervorming onnoodig maken, zelve voor die het bestaan aanveerden van zenuwen in 't fransch ‘nerfs trophiques’ genoemd (bl. 28-30). Dat er hier in bovengemeld feit maar sprake en ware van zenuwziekte zonder anatomische kwetsing, de schrijvers zouden geen mirakel roepen: zij weten immers wel dat het zenuwstelsel plotselings kan ontstellen en plotselings kan herstellen, onder den krachtigen indruk der inbeelding. Zij komen hier dus geheel en gansch ten onpasse, de schielijke genezingen waarop sommige hedendaagsche geleerden hen beroepen om de mirakels van Lourdes over boord te werpen: 't zijn al genezingen van kwalen zonder organieke kwetsing, en geven zij ooit ware wonden op, 't zij in 't vleesch 't zij in 't been, die natuurlijk zijn genezen, 't is langzamerhand gebeurd. Charcot, de gekende en wijdvermaarde bestierder van de ‘Salpétrière’ van Parijs geeft er een treffend voorbeeld van in zijn werksken ‘La foi qui guérit’Ga naar voetnoot(1), waarmede hij meent de mirakels van Lourdes en elders in den grond geboord te hebben: hij beroept hem namelijk op genezing van zekere Jonkvrouw Coirin, in 1731 voorgevallen: de zenuwkwalen (l'oedème hystérique et la contracture) genazen plotselings, maar de etterende wonde en de atrophie van het been die nieuwe celvorming vorderen, vroegen dagen en weken, zegt hij bladz. 34-55, om te herstellen, krachtens welgekende natuurwetten, waartegen wij niets en kunnen, zooals hij bladz. 5 schrijft. 't Is hetgene de schrijvers doen uitkomen van bladz. 30-37. 't Zij genoeg om den inhoud van 't vlugschrift den lezer te laten kennen en er de deugdelijkheid van te doen uitschijnen. 't Is in alle opzichten eene merkweerdige studie, waarin het boeiende vraagstuk der wonderteekens van Lourdes, zoo 't behoort, wordt behandeld. Boeken en schriften waarin het eene feit achter het andere wordt aangehaald en opgesomd, mitsgaders eene oppervlakkige vluchtige | |
[pagina 85]
| |
bespreking, kunnen deugd doen om brave eenvoudige lezers te stichten, maar zij zijn niet geschikt om in de geleerde wereld indruk te maken. 't Gene noodig is, is de eene of de andere wondere daadzaak onbetwistbaar vast te stellen met bewijsstukken aan de handen dat feit volledig beredeneeren op de hoogte van de huidige wetenschap. Beter één mirakel dat zeker en vaste staat dan honderd onvaste en twijfelachtig. 't Is daarin dat, naar ons bescheiden oordeel, Dr Boissarie te kort schiet in zijne boekenGa naar voetnoot(1), en 't is 't gene de opstellers van 't besproken werk wel gevat hebben. Waarlijk, na het lezen van het verhaal en het nagaan, het wikken en wegen van de getuigschriften van de aangehaalde geloofweerdige ooggetuigen, moet men kwaad van wille zijn om te loochenen of te betwijfelen dat Pieter Derudder's been, eenige oogenblikken nog vóór de genezing, gebroken was en twee gapende etterende wonden droeg, en dat het plotselings en ten volle genegen is vóór de grot tot Oostakker. Benevens de bijgebrachte getuigenissen vinden wij nog drie prachtige lichtprenten van de ontgravene en ontvleeschde beenen in drij verschillige houdingen. Ondergeteekende heeft in zijn bezit eene lichtprente met de Xstralen genomen en bevrocht in 1897, tijdens het leven van Derudder, door Mijnheer Seligman, leeraar bij 't koninklijk Atheneum van Brugge; kan zij klaar genoeg weergegeven worden, zij zal later, door 't toedoen van Pater Deschamps, overgenomen worden in de ‘Revue des questions scientifiques’. Om niets te verwaarloozen dat kan belang opleveren zal er waarschijnlijk in 't korte een micrescopiek onderzoek gedaan worden op het gebroken been, ter plaatse waar het aaneen is gegroeid, en de uitslag van 't onderzoek zal op tijd en stond medegedeeld worden. Zoo dat er niets overgelaten wordt om het feit onwedersprekelijk te staven en dat Charcot hem lastig zou kunnen verweren met te zeggen, gelijk in het bovengemeld vlugschrift bladz. 32: ‘que la soudaineté de la guérison est beaucoup plus apparente que réelle’. Wij sluiten met den wensch dat er een tegenonderzoek worde ingericht, en, is 't waar, zoo men zegt, dat heelkundigen van Brussel reeds een onderzoek begonnen hebben, de schrijvers mogen er gerust den uitslag van afwachten.
Brugge. A.D.S. |
|