Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
De pest.In de litanie van Alle Heiligen, vinden wij nog: van pest, hongersnood en oorlog bevrijd ons, Heer! In lange jaren was er van geen pest meer gewaagd, en in de geneeskundige boeken sprak men er weinig of niet over: voor ons, jongere geneesheeren, scheen die groote kwaal als eene volkslegende, en ten hoogste, als eene duistere overlevering van vroegere typhusbesmetting die in tijd van oorlog en hongersnood, eene grootere uitbreiding kan nemen. Toch sedert 1892-93, zijn er in het oosten - in China en Indië - nieuwe gevallen van eene pestachtige ziekte uitgebroken: de geneesheeren hebben de ziekte nauw opgespeurd, de oorzaken blootgelegd, de en teekens der tegenwoordige ziekte met die der besmettelijke ziekte van vroegere eeuwen vergelekenGa naar voetnoot(1). Zoo vergaderde men de verschillige deelen der volledige kennis over de pest, en kon men hare geschiedenis schrijven. Alhoewel men in vroegere eeuwen, naar de leer van den beroemden geneesheer Gallianus, onder den naam van pest alle ziekten beduidde die besmettelijk zijn en vele slachtoffers maken. - dus de ware pest, ook legertyphus, typhuskoorts, pokken, enz. enz. - | |
[pagina 34]
| |
heeft men naar de beschrijving van ooggetuigen kunnen vaststellen dat de ware pest, ten minste reeds twee honderd jaar voor Christus, in Egypte heerschte, In 1347 verscheen in Europa de vreeselijke besmetting der Zwarte pest, ook Zwarte dood geheeten, die gedurende drij eeuwen lang de volkeren teisterde en wier overlevering nu nog in den mond van 't volk voortleeft. Die pest was dezelfde als die welke heden in Oporto, Alexandrië, enz. zoovele slachtoffers maakt: doch hare verspreiding was vreeselijk bevoordeeld door gedurige oorlogen, en gebrek aan onderstand en verstandige voorzorgen. Zij was alsdan ook uit het oosten naar hier overgedragen. Tusschen 1347 en 1500, stierven er in Europa vijf en twintig millioen menschen van de pest. Het orde der Capucienen verloor, in Duitschland alleen, honderd vijf en twintig duizend leden. Het volk, opgewonden en zinneloos van schrik, beschuldigde de Joden van putten en bronnen vergeven te hebben met een mengsel van spinnekoppen, vergiftigde dieren en bloed van pestzieken: van daar wraak en vervolging der Joden. Op 't einde der zeventiende eeuw verdween die kwaal, uit Europa: men weet niet hoe, noch waarom In 1720 nochtans werd de pest nogmaals uit het oosten in Marseille en omliggende plaatsen aangebracht, doch zonder verdere uitbreiding. Op den krijgstocht van Napoleon in Egypte, brak de pest tusschen de soldaten uit: rond de twee duizend stierven. Sedert dien, zijn er nog kleine besmettingen losgebroken, in Egypte, in de Indiën, Arabië, enz. 't Is nu een vastgesteld feit dat er plaatsen, haardsteden zijn, waar de pest gedurig als gewone ziekte heerscht: soms neemt de ziekte in hevigheid toe, zij wordt uitermate besmettelijk, valt al meer en meer slachtoffers aan, spreidt hare vreeselijke armen langs alle kanten uit, en reist als een spookgestalte, op haren doortocht ellende en dood zaaiende. Die haardsteden zijn hoofdzakelijk de gouwen Yunam in China, | |
[pagina 35]
| |
Guhrwal in de Himalayagebergten, Arabië, en ook Ougandha in Midden-Afrika. In Yunam ontstond in 1892-93 eene kleine besmetting: zij zette zich voort van daar langs den Canton-stroom tot de stad Canton (1894) en Hong-Kong (1894). Van Hong-Kong, kwam zij, waarschijnlijk met de schepen, te Bombay in Engelsch Indië (1896). De ziekte heerschte in Bombay van 1896 tot 1898 en doodde er 32.000 menschen op eene bevolking van rond de 700.000. Van Bombay trok de ziekte voort naar de Persische golf, naar Arabië (Djeddah), Alexandrië, Porto, en verschillige kustgedeelten van Afrika. De pest volgt nogmaals haren geschiedkundigen weg: van 't Oosten naar 't Westen. Onze handelsbetrekkingen met het oosten, leggen dit grootendeels uit. Europa is na twee eeuwen kalmte, weer met de vreeselijke pest bedreigd. In 1894 gingen verschillige geneesheeren de pest te Hong-Kong bestudeeren. Twee geneesheeren, M. Kitasato - een Japanees, - en M. Yersin - een Franschman, - ontdekten gelijkertijd, in de uitwerpsels en etterklieren der zieken, de eigenlijke kiemen der pest. Deze kiemen behooren tot de groep der bacillen of stoklevelingen, en zijn van een tot vier duizendste van een millimeter groot. Kunstmatig in 't laboratorium gekweekt, vertoonen zij weinig weerstandsvermogen en verliezen al gauw door verdroging, verwarming, enz. hunne kracht en hevigheid: in tijd van besmetting, schijnen zij nochtans meer weerstand aan de ontsmettingsmiddelen te bieden. De ziekte valt niet alleen den mensch, doch ook den aap, en met voorliefde zekere knaagdieren aan: muizen en ratten; de vogelen schenen tot hiertoe niet vatbaar voor de ziekte. Men vindt de pestkiemen in de klieren en het bloed van pestzieken, en in hunne uitwerpsels, bijzonder in geval van pestachtige longontsteking - voorts op de kleederen en meubelen door de zieken bezoe- | |
[pagina 36]
| |
deld, in den grond van besmette plaatsen, en zelfs in 't water. Dr Yersin vond pestkiemen in de ingewanden van vliegen, en Dr Simond in de ingewanden van vlooien die op pestzieke dieren aasden. Algemeen werd aangenomen dat de besmetting van den eenen tot den anderen mensch overgaat, 't zij door aanraking, 't zij door inademing, 't zij door inhaling van besmette voorwerpen. Dit schijnt nu toch niet gansch waar te zijn, en volgens verschillige geneesheeren die zeer nauwkeurig den gang der besmetting in Hong-Kong, Bombay, enz. gade sloegen, is de weg der besmetting minder rechtstreeksch. Dr Thompson, in zijn verslag over het gasthuis ‘Gouvernment House Parel’ van Bombay, beweert, met proeven in de hand, dat de pest niet aanstekelijk is van den eenen tot den anderen mensch. Dr Dallas (Bombay) is van 't zelfde gedacht: meer dan vier honderd personen kwamen dagelijks in 't gasthuis de pestzieken bezoeken, en geen enkel van die vier honderd bezoekers werd door de ziekte aangetast. Dr Simond deed eigenaardige proeven op apen en ratten: hij gaf hun bloed of lichaamsgedeelten van pestzieke dieren te eten, deed hun pestkiemen inademen, en ette hen zelfs met besmette voorwerpen in: doch alles vruchteloos, geen enkel der beproefde dieren werd ziek, noch stierf. Hoe gebeurt dan de besmetting? In het eerste boek der Koningen, V hoofdstuk, leest men: God sloeg de inwoners in 't geheimste huns lichaams, de aarde bracht ratten voort, en er was een groote sterfte in de stad. ‘De aarde bracht ratten voort’ is een zeer merkwaardige tekst, want overal waar de pest losbreekt, is de sterfte onder de menschen door eene groote sterfte onder de ratten voorafgegaan. Die knaagdierkens, anders zoo schuw, komen, wanneer zij door de pest aangetast zijn, bewustloos uit hunne holen gekropen, loopen en | |
[pagina 37]
| |
sterven op de openbare plaatsen. De inwoners der gouwen waar de pest als gewone ziekte heerscht, verlaten aanstonds hun huis en dorp, wanneer zij een ongewone sterfte onder de muizen en ratten bemerken: want de sterfte onder de ratten kennen zij als een voorteeken der pestuitbarsting. 't Verband tusschen 't verschijnen der ratten en 't ontstaan der pest is in Bombay ten stelligste bestatigd geweest. De ratten schijnen min of meer bewust te zijn van 't gevaar dat hen bedreigt, zij vluchten uit de besmette plaatsen. M. Snow, commissaris der stad Bombay, toont in zijn verslag dat de voortzetting der pest in de verschillige gedeelten der stad in nauw verband stond, zoo voor tijd als voor direktie, met de verhuizing der ratten; de verplaatsing der menschen had schier geenen invloed op de voortzetting uitgeoefend. Voeg daarbij dat de pest gemeenlijk uitbreekt en hevig woedt in magazijnen en winkels waar eetwaren bewaard worden, zooals graan, en waar dan ook de ratten liefst verblijven. In een groote maalderij van Bombay, vond men zekeren morgen een aantal doode ratten: twintig werklieden werden gelast die ratten weg te ruimen. Van die twintig werklieden werden er twaalf door de pest aangedaan: geen enkel ander geval deed zich bij de overige werklieden of beamten voor. Uit dit alles kon men reeds besluiten dat de ratten ongetwijfeld een grooten invloed op de verspreiding der pest hebben: doch hoe? Dr Simond heeft nogmaals daarover zeer eigenaardige proeven gedaan, om te bewijzen dat de voortzetting der pest door ongedierte, door vlooien gebeurt die de pestzieke rat overal medesleurt. Een gezonde rat is niet door vlooien aangedaan, om de goede reden dat het zulke onaangename gasten vangt en vernietigt. Doch in ziekte, wordt de rat door levensverzwakking, van vlooien overvallen. De vlooien zuigen met het bloed de kiemen der pest op. Wanneer de rat komt te sterven, | |
[pagina 38]
| |
verlaten zij mijn of meer gauw het doode lichaam, en zoeken een verder bestaan, 't zij op 't lichaam van een ander levend dier, 't zij op den mensch. Gelijk Dr Simond het bewees, bewaren die vlooien min of meer lang in hunne ingewanden de kiemen der pest, en hun beet brengt de ziekte over. Volgens Dr Simond is er dus maar een enkele weg voor de besmetting: de beet van een ongedierte dat aasde op een lichaam wiens bloed door de pest-kiemen besmet was. 't Ongedierte van een pestzieken mensch is dan ook gevaarlijk, doch in minder mate, om deze reden, dat bij den mensch de pestkiemen slechts enkele uren vóór den dood in 't bloed verschijnen: bij de pestzieke rat integendeel, zijn er gedurig pestkiemen in 't bloed, en de kans tot besmetting is dus grooter. Verspreidt de verhuizing der pestzieke ratten de ziekte op groote afstanden? In Bombay heeft men de verhuizing der ratten tot veertig mijlen ver kunnen bestatigen; pestzieke ratten kunnen ook met de schepen in andere landen aankomen en de ziekte voortzetten. In 't algemeen wordt de pest op groote afstanden door den mensch aangebracht. Iemand verlaat nog gezond eene besmette omgeving, komt in eene andere streek en wordt er ziek. Dees eenig geval van aangebrachte pest in een onbesmet midden is altijd niet door anderen gevolgd. Men heeft ook opgemerkt dat er tusschen het ontstaan van 't eerste aangebracht geval en 't losbarsten van andere gevallen op eene vroegere gansch gezonde plaats, gewoonlijk drij, vier weken verloopen. Men zou denken de ziekte gaat geene uitbreiding nemen: valsche hoop. De ziekte broeit; van den pestzieken mensch zijn de kiemen naar de ratten overgegaan, en deze zullen ze welhaast langs alle kanten verspreiden. Inderdaad, het aangebracht menschelijk geval is eerst gevolgd door sterfte onder de ratten, en dan door besmetting onder de menschen. | |
[pagina 39]
| |
Wat er van weze, de theorie van M. Simond is al te eenzijdig: de ratten spelen voorzeker eene belangrijke rol in de verspreiding der pest, doch dit belet niet dat er nog andere oorzaken en middels van besmetting zijn. De aanraking en omgang met pestzieken en hunne uitwerpsels zijn voorzeker niet zonder gevaar: ten bewijze de schrikkelijke sterfte die bij vroegere epidemieën geneesheeren en oppassers trof. Zoo er in de gasthuizen van Bombay weinig of geene gevallen van rechtstreeksche besmetting van mensch tot mensch voorkwamen, ligt dit waarschijnlijk wel aan de groote voorzorgen en ontsmettingsmiddelen die onder toezicht van waakzame doktors toegepast werden.
Gheel, den 20 December 1899.
Dr Fr. Meeus, Geneesheer op de Colonie. |
|