Dietsche Warande. Jaargang 8
(1869)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina *1]
| |
O Poëzie hoe lieflijk is uw tred.Ga naar voetnoot(1)Woorden van J.A. Alberdingk Thijm.
| |
[pagina *2]
| |
geu-ren; Een re-gen-boog van schoo-ne kleu-ren En hart-ver-
kwik-kend kruid!’ Zoo treedt gij voor de schoon-heid
uit, Die, rijk ge-dost in tee-dre stra-len, Op al - le
macht komt ze - ge - pra - len, En d'a-dem - zucht op on - ze
| |
[pagina *3]
| |
lip-pen stuit, Ter-wijl wij, hui-vrend, om haar
schre-den dwa-len, Zoo zijt gij, schoon-heid! als de
ci-ther-slag van Von-del Rond-klinkt o-ver veld en ste-den, Dan wijkt de
nacht; dan is het kla - re dag: Her - won - nen schijnt het
| |
[pagina *4]
| |
lang be-jam-merd E - den. Vorig tempo (iets sneller).
Van wien die
too-ver-kracht, van Hem, Den Va-der, ‘die zo hoogh ge-ze-ten,’
Het vuur der lief-de, 't licht van 't we - ten, Doet stroo-men in des
| |
[pagina *5]
| |
Dich - ters stem, Doet spat - ten van des kunst-naars
vin-gren En o - ver 't hoofd des volks doet slin - gren, Dat,
diep ge - roerd, zijn I - de - aal her - kent in vorm, in
verw, in taal, En juicht in schoon-heids ze - ge - praal.
| |
[pagina *6]
| |
O Po - ë - zie, ge-
ze - gend En - glen - beeld, Zoo lang gij leeft, is d'aar - de
niet mis - deeld!
|
|