Dietsche Warande. Jaargang 8
(1869)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 552]
| |
De Heeren van Zeelhem bij Diest,
| |
[pagina 553]
| |
1364 en de jongste eindigt met het jaar 1794, bij den inval der Franschen. In deze registers vindt men, doch zonder veel orde, de leenverheffingen der goederen, welke bij de oude graven van Loon en bij hunne opvolgers de bisschoppen van Luik, leenroerig waren. Op het archief der regtbank van Hasselt, waar wij ze door tusschenkomst van den Wel. Ed. Heer procureur des konings, H. Schuermans, hebben ingezien, dragen deze boekdeelen den titel van, zaal van Curingen (salle de Curange), omdat het grafelijk leenhof zijne oudste zittingen hield in het dorp van dien naam. De leenregisters van Curingen geven over de heerlijkheid Zeelhem het volgend bescheid: ‘1425. Her Thomas van Dyst ende van Zychen heeft opgedragen in mijns genedigen Heren handen, tot behoeff Joffvrouw Jehenne van Horne, weduwe wylne Jr Johans van Dyste, zyns sons, als haren douaire, na forme ende inhalt haerder huwlix vorwerden, die gueden van Wyer ende Cosen mit huys, met herlichheyt, hoge, middele ende nedere, met winninge, hoeven, watermolen, landen, bosschen, bemden, cynsen, renten, boeten, breucken, forfeyten ende alle andere honnen toebehoirten.’ De Heerlijkheid Cosen en Wyer is gelegen in de nabijheid van St Truiden. Thomas van Diest, was heer van Diest Sichen, Zeelhem en borggraaf van Antwerpen. De Huwelijksvoorwaarde tusschen zijn eenigen zoon Jan en Johanna van Horne, den 18 Julij 1421 gesloten, is afgedrukt bij Kremer: Academ. Beiträge. Zusätze und Ergänzungen, p. 104. Verder had Thomas van Diest twee natuurlijke zonen, wier namen aan Kremer (ibid p. 34) onbekend zijn, maar waarvan één volgens onze leenregisters Renerus heette. 1426, den 19 Augustus werd ‘Reinerus filius naturalis Dni Thomae Dni de Dyeste et de Zychen’ beleend met 200 fransche kroonen op de Heerlijkheid van Zeelhem. De kleindochter van Thomas van Diest, Johanna genoemd, werd als kind in 1425, aan Jan IV van Loon ten huwelijk gegeven. Deze echtelieden werden in 1450 met Zeelhem beleend: | |
[pagina 554]
| |
‘1450 die 14 Sept. Dom. Joannes de Los, Dnus de Heinsberg et de Dyest, ut maritus et mamburnus Johannae de Dyest relevavit dominium altum et bassum de Zelhem, cum braxina, malendino, thelonio, aquis, vivariis, pratis, terris et singulis juribus per obitum Dni Thomae de Diest et est terra Baronis.’ Uit het huwelijk van Jan IV van Loon met Joanna van Diest, sproot ééne dochter, Johanna van Loon, erfvrouw van Heinsberg, Diest, Hertzogenraadt, Wassenberg, Gangelt, Vucht, Millen, Lewenberg, Perwez, Geilenkirchen, Dalenbroeck, Meerhout, Zeelhem, Cosen, Wyer etc. Deze Johanna van Loon, zonder twijfel de rijkste erfgename der Nederlanden, werd bij voorwaarde van 30 Nov. 1450, door haren voogd en oome, Jan van Heinsberg, bisschop van Luik, in huwelijk geschonken aan Jan, graaf van Nassau-Saarbrück. Uit dit huwelijk stammen de groote rijkdommen van het huis Nassau in de Nederlanden. Hun kleinzoon, Hendrik van Nassau, werd 1506 met Zeelhem beleend. ‘Dnu Henricus, comes de Nassauwe relevavit Ao XVe VI, die VII Julii, tanquam a novo Domino terram et Dominium de Zelhem cum braxina, molendino, thelonio, aquis, vivariis etc.’ De leenen van het land van Loon werden bij iedere verandering, 't zij van bezitter of van leenheer, op nieuw verheven; in het laatste geval noemde men dit: relivium a novo Domino. Hendrik van Nassau had met zijne tweede gemalin Claudia van Chalon, één zoon, Renatus, die van zijn oom, Philibert van Chalon, het prinsdom Oranje erfde. Renatus sneuvelde in het beleg van St Dénis, 13 Julij 1544, en daar hij ongehuwd was, liet hij zijnen neef, Willem den jongere, graaf van Nassau, het prinsdom Oranje met zijne overige bezittingen in de Nederlanden erven. Renatus, graaf van Nassau, werd in 1539, na het overlijden van zijn vader, met de heerlijkheid Zeelhem beleend. De akte van dat verhef luidt als volgt: ‘1539, den 12 dach in Decembre heeft der edele, hooggeboren furst und here prince van Orenge, greeff van Nassau, heer tot Breda, Diest ende Zelem etc. ontfangen te leen, in presentie van den Hoogwerdigsten heere bisscop van Ludick, | |
[pagina 555]
| |
hertoge van Bullon ende greve van Loen, die heerlykheyd van Zelem met allen haren toebehorten, hoge ende lege, in nate ofte in drogen gelegen etc. Present Herman van Horion stathelder, Hr Johan greeff tot Horne, Willem van Coelhem, heer tot Duras, Willem van Cortenbach, drossart des ampts van Bilsen, Steven Geloes burgseet tot Curingen, loensche mannen.’ De jonge graaf van Nassau, dien wij zoo even als erfgenaam van het prinsdom Oranje vermeld hebben, is niemand anders dan het hoofd van den opstand in de Nederlandsche gewesten - Willem de Zwijger. Den 28 Mei 1568 werd tegen hem en tegen zijne medepligtigen, Brederode, Cuilenborg, Hoogstraten en anderen door den raad van beroerte het banvonnis uitgesproken en hunne goederen verbeurd verklaard. Het huis van Cuilenborg, te Brussel, werd omvergehaald en met den grond gelijk gemaakt. Oranje verklaart zelve, dat hem zijne Nederlandsche bezittingen zijn ontnomen geworden, wanneer hij in zijne Apologie, van Filips II sprekende, zegt: ‘n'ayant rien tenu de lui si non à raison de mes seigneuries desquelles il m'a entièrement dépossedé’Ga naar voetnoot1. Of Zeelhem, op de grenze van Brabant, in de nabijheid van Diest gelegen, onder deze algemeene requestratie is begrepen, hebben wij niet kunnen ontdekken. De leenregisters van het graafschap Loon geven daaromtrent geene inlichtingen. Wij hebben echter goede reden om te denken dat dit niet het geval is. Immers, het graafschap Loon, alhoewel in het midden der Nederlanden gelegen, maakte niet deel der spaansche kroon, maar behoorde in vrijen en vollen eigendom aan het aangrenzende bisdom Luik. Verder bleef Filips de Montmorency, wiens goederen met die van Oranje eene gelijke verbeurdverklaring ondergingen, steeds vreedzame bezitter van het graafschap Horne, dat gelijk Zeelhem, bij de Loonsche leenzaal roerig was. Eerst na de dood zijner moeder, Anna van Egmond, die als weduwe van den laatsten graaf van Horne-Altena, vruchtgebruikster was van haars mans eigendommen, maakte het bisdom | |
[pagina 556]
| |
Luik aanspraak op het diep verschuld en quenouille gevallen graafschap Horne. Wat van deze zaken zij of niet, eenige jaren later vinden wij het huis van Oranje wederom in bezit der Heerlijkheid Zeelhem. De nieuwe bezitter is nu Oranje's oudste zoon, Prins Filips Willem, meer bekend onder den naam van Graaf van Buren. Men weet dat deze prins in zijne jeugd op last van zijn Doopheffer Filips II uit Leuven naar Spanje werd gevoerd, en dat hij, aldaar, gedurende zeven-en-twintig jaren onder het waakzaam oog der koninglijke regering vertoefde. Een man, die hem in deze netelige omstandigheden getrouw heeft bijgestaan, was zekere Robertus de Moens. Gedurende meer dan zeven-en-dertig jaren was Moens des graven dienaar; zoo wel in Spanje als in de Nederlanden had hij de grafelijke belangen, eerst als kamerbediende en later als secretaris en hofmeesterGa naar voetnoot1 met de meeste zorg behartigd en diens goederen met zeer veel ijver bestuurd; den 31 Augustus, 1595, had Moens zijnen Heer op het slot Arevalo de heugelijke tijding gebragt dat hij mogt naar zijn vaderland terugkeeren. Uit dankbaarheid schonk de edele graaf van Buren zijnen dienaar de Heerlijkheid Zeelbem. Het vorstelijk diploom den 12 April 1597 te Brussel opgesteld, is van den volgenden inhoud: ‘Philippe Guillaulme par la grâce de Dieu prince d'Oranges, comte de Nassau, de Catzenellebogen, de Diest, de Bueren, de Leerdam etc. a tous ceulx qui ces pn̄tes lrēs verront, salut, scavoir faisons qu'en considération des bons fidèles et aggréables services que nous a faict n̄re cher et féal Robert de Moens durant l'espace de trente huict ans de long, tant en Espagne comme devant et après en ces pays de par deça, tant en qualité de n̄re chambellan, comme présentement de n̄re scrétaire et Mte d'hostel, et que durant n̄re détention en Espaigne il a tousjours sollicité noz affaires avec très grand soing et diligence extrême, nous ayant aussi apporté de la main de sa Maté les | |
[pagina 557]
| |
désirées nouvelles de n̄re entière liberté au chasteau de la ville d'Arevalo, le dernier jour du mois d'Aougt l'an XVe nonante et cincq, le tout à n̄re grande satisfaction, et le voyant encores continuer en n̄re service avecq la mesme affection, soing et diligence, nous at esmeu de l'honnorer et favorablement tracter et lui donner de n̄re propre motif, selon que donnons par ces présentes en remunération et récompense de ses services, pour luy ses hoirs et successeurs n̄re terre et seigneurie de Zeelhem, avecq le moulin à vent, brassine bannale et toutes les autres ses appartenances et dépendances, jurisdictions et prééminences, tout entièrement comme nous le possedons et joyssons et en la mesme manière que nous avons hérité la dite terre et Srie de noz prédécesseurs, aussi avecq povoir et permission de prendre et porter le nom de la dite terre, et s'intituler Seigneur d'icelle, bien entendu toutefois que nous et nos héritiers et successeurs pouront toutes et quantes fois que bon leur semblera redimer et retraire a eux la dite Seigneurie, appartenances et dépendances, parmy payant audit de Moens, ses hoirs, successeurs, ou ayant cause, la somme de six mille quattre cents florins, à quarante groz, monnoie de Flandre, une fois; et que le dit de Moens serait aussi tenu de payer toutes les aydes et aultres charges, dont icelle terre et Sie est pourrachapt et retraict pourat estre chargée, en respect des quelles charges avons aussi accordé audit de Moens, les fruicts, prouficts et revenus de la dite terre eschues dans le premier jour de Janvier l'an XVe nonante et six passé. A laquelle fin ordonnons à n̄re recepveur audit Zeelhem de lui faire et laisser suivre iceulx fruicts, prouficts et revenues, et à tous nos aultres officiers et à chaqu'un d'eulx qu'ils facent et souffrent le dicts de Moens plainement et paisiblement en la manière et forme, et aux devises et conditions susdits, joyr de la dite n̄re donation; et pour luy faire valider icelle donation, avons commis et commetons par ces pn̄tes Mte Lambert Ducquet, licentié es droicts, et Nicolas Sweerts, mayeur et recepveur audict Zeelhem et chaqu'un d'eulx, en leur donnant plain povoir, autorité et mandement espécial de povoir en nostre nom et de nostre part comparoître pardevant Monsieur | |
[pagina 558]
| |
le Rme et Illme Evesque et prince de Liége, ou ses lieutenants et hommes de fief, dont la dicte terre et Srie de Zeelhem est tenue et relevée, et tout aultre part, que besoing sera, et illecque relever (si recquis est), icelle terre et Srie et faire le hommage et aultres debvoirs à ce nécessaires et requis; et ce ainsi faict, ceder et transporter la dite terre et Srie appartenances et dépendences au proufict dudit de Moens, ses hoirs, héritiers et successeurs soubs la dite reserve de rachapt; en observant quant a ce toutes les solempnités a ce requises et nécessaires, suivant le style et usage de la court feodale dont ladite terre et seigneurie est tenue et relevée; et au surplus en ce que dessus et qui en dépent tout faire et dire que nous mesmes ferions, ou faire pourions, si présents en personne y estions; encores que le cas requist mandement plus spécial que ces présentes, auecque puissance de substituer ung au plusieurs en leurs lieu avecq semblable povoir, promectans d'avoir et tenir pour bon et aggreable tout ce que par les dicts constituez ou leurs substituts sera en ce qui dict est et qui en dépend, faict, recognu, passé et aultrement besogné. En témoignage de ce nous avons signé la pr̄te de n̄re nom et faict sceller de n̄re scel; donné en la ville de Bruxelles le douzième jour du mois d'Apvril mil cinqcents nonant et sept.’ (signé) Philippe G. de Nassau.’ Et sur le replis estait escript, par ordonnance de Monseigneur le prince et soubsigné Hovelmans, et scellé d'un sceau en cire rouge pendant à double queue en parcheminGa naar voetnoot1.’ Robert de Moens schijnt in 1609 gestorven te zijn. Den 20 Junij van dat jaar werd zijne weduwe Catharina van Baudeguin met de heerlijkheid Zeelhem beleend door tusschenkomst van haren gevolmagtigden, Frederik Leonardsen, rentmeester van den prins van Oranje in het kwartier van Diest. Wij vermoeden dat na haar overlijden zich het vorstelijk huis van Oranje bediend heeft van het jus retractus, want bij akte van 14 Mei | |
[pagina 559]
| |
1647, juist op den sterfdag van Prins Frederik Hendrik, schonk Willem II, prins van Oranje, deze heerlijkheid aan den bekenden nederlandschen dichter, Constantyn Huygens, heer van Zuylichem, ‘in erkentenis der goede en aengename diensten die voors. Huygens, als ordinaris raed en secretaris zijnen vader, Prins Frederik Hendrik, gedurende twintig jaren heeft bewezen.’ Het handvest daarover opgemaakt luidt als volgt:Ga naar voetnoot1 ‘Willem, by der gratie Godts, prince van Orangie, grave van Nassau, Catsenellenbogen, Vyanden, Ditz, Lingen, Meurs, Beuren, Leerdam etc. marquis vanden Vere ende van Vlissinge, Heere ende Baron van Breda, der. stadt Grave ende lande van Cuyck, Diest, Grimberghe, Herstal, Cranendonck, Warnesteyn, Arlay, Noseroy, St Vyht, Doesborch, Polanen, Willemstadt, Mirewart, Ysselsteyn, St Martensdijck, Geertruydenberch, de hooge ende laage Zwaluwe, Waeltwijck etc., erfborggrave van Antwerpen enz. gouverneur over Gelderlandt, Hollandt, Zeelandt, West-Vrieslandt, Uytrecht, Overyssel, stadt Groningen en Ommelanden, Drente etc. capiteyn generael ende admirael der vereenigde Nederlanden, etc. allen den ghenen die dese sullen sien ofte hooren lesen saluyt. Doen te weten: alsoo syne hoocht den prince van Orangie onssen heere ende vader H.L. memorie het recht hem competeerende tot die lossinge van den pandschap der Heerl. Zeelhem by zyne brieven in dato van den 17 April XVI vijff en veertich vergund ende gecedeert heeft gehadt aen heer Constantyn Huygens, ridder, heere van Zuylichem ende int Moniclandt etc. synen ordinaris raedt ende secretaris in herkentenisse van de goede ende aengename diensten, die hooggedachte onsen heere ende vader H.L.M. doenmaels van den voors. Heere van Zuylichem twintich continueele jaren hadde genoten ende alnoch genietende was, soo ist dat wy ter herten nemende, dat voors. heere van Zuylichem en deselve | |
[pagina 560]
| |
getrouwe diensten by hoochgedachte onsen heere vader ten eynde toe van deszelfs leven heeft volhert ende alnoch by ons is volherdende, mitsgaders om andere goeden consideratie ons daertoe moverende, hem bovens de confirmatie van de voors. gunste ende cessie des rechts van pandschap boven geruert, de voors. heerlijkheyt in vryen ende volkomen eygendom hebben vergundt, gecedeert ende getransporteert, zoo wy hem deselve by desen voor hem synen erfven ende naercomelingen in vryen ende volcomen eygendom vergunnen, cedeeren en transporteeren met alle rechten, baten ende proeminentiën daeraff ende van dependerende gene uytgezondert, lastende onssen erfven ende naercomelingen, ende voorders eenen yegelijcken dyen het soude mogen aengaen, ende dese sullen werden gethoont, den voors. Heere van Zuylichem syne erfven ende naercomelingen gemelte eygendom vry ende ongemolesteert te doen ende laeten besitten ende genieten. Gedaen in 's Gravenhage onder onsen name ende grootsegel desen XIIII Mey XVIc ende seven en veertich ende was onderteekend: G. Pr. d'Orangie. Op de syde stont, by syne Hoocht (onderteekent) J. Buyser. Besegelt met rooden wasche hangende aen eenen dobbelen steerteGa naar voetnoot1.’ Ten gevolge dezer schenking, waartoe de prins van Oranje bij den bisschop van Luik, onder dagteekening van den 10 April 1647 brieven van octroy had gevraagd, heeft Constantyn Huygens den eerzamen Daniël Coels, stadhouder der leenen en rentmeester der stad en baronnie van Diest belast, om in zijnen naam de Heerlijkheid Zeelhem bij de zaal van Curingen in leen te ontvangen, hetgeen dan ook op den 4 Mei 1649, na overlegging der stukken en uit zweren van den leenmanseed, heeft plaats gehad. Niet zonder moeite kwam Huygens in bezit der Heerlijkheid Zeelhem, dat hem werd afbetwist door de erfgenamen van Jr Robert de Moens. Catharina de Bauldequin, weduwe de Moens, had bij testament van den 15 Januarij 1645, over de | |
[pagina 561]
| |
Heerlijkheid Zeelhem, zoo wel als over hare overige goederen beschikt ten voordeele van haren broeder Charles de Bauldequin, ridder, heer van Fault, controleur en edelman van den huize zijner koninklijke majesteit van Spanje. Na haren dood, in 1649 voorgevallen, trachtte Jr Charles de Bauldequin in bezit van Zeelhem te geraken, gaf met het oog daarop eene volmagt aan zekeren Paulus Franken, borger van Beringen en werd den 2 Julij 1649 door den leenhof van Curingen met de Heerlijkheid Zeelhem beleend. 1657 den 7 Augustus werd Daniel Coels nogmaals beleend met de Heerlijkheid Zeelhem, in naam van zijnen principaal, den Heer Constantinus Huygens. 1689 den 29 Junij werd Mr Philippe Hoste, agent van den Prins van Oranje in de provincie Braband, beleend met de Heerlijkheid Zeelhem uit naam van Heer Christiaan Huygens, na dood van diens vader Heer Constantyn Huygens, heer der voors. Heerlijkheid. 1698 den 14 Augustus werd Constantyn Huygens na dood van Christiaan Huygens met de Heerlijkheid Zeelhem beleend. 1708 den 27 Julij belast de Heer Constantinus Huygens, ‘Heere van Zelhem, Zuylichem en Monnicklandt’ zijne heerlijkheid en goederen van Zeelhem met eene kapitale som 3200 gulden, rentende 160 gulden jaarlijksch, ten voordeele van den Heer Nicolaas de Libotton, ridder, Heer van Steynvoort ‘hiervorens majoor van de cavallerie ten dienste der Heeren Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden.’ 1735 den 20 November verklaart Heer Nicolaas Antoon de Libaton, Heer van Cleynen-Stevoort, Jeuck, Halbeek enz. ontfangen te hebben 1800 gulden kapitaal, gecrëeerd den 26 Aug. 1718 ten laste der Heerlijkheid Zeelhem, door den Heer Constantinus Huygens. 1747 den 24 Januarij werd vrouwlijn L.S. Huygens beleend met de heerlijkheid Zeelhem, na dood van hare moeder Philippina Doublet. 1764 den 3 Julij werd mevrouw de Barones Douarière van Wassenaer met de Heerlijkheid en goederen van Zeelhem beleend. | |
[pagina 562]
| |
1771 den 18 Mei verkoopt mevrouw Susanna Louisa Huygens, Douarière van Ben Willem van Wassenaer de Heerlijkheid en goederen van Zeelhem aan vrouwe Regina Fernandez di Paramo, voor de som van 18,000 gulden ned. Deze werd den 6 October 177.1 met dezelve beleend. De verkoopbrief luidt: ‘Madame. Pour satisfaire à votre demande et réquisition faite à mon beau frère par votre lettre à luy du 14 de ce mois, je certifie par la présente vous céder la terre et seigneurie de Zelem avec tous ses droits sans réserve, ainsi et tels que je l'ai possedé, au prix de 18 milles florins d'hollande. J'ai l'honneur d'être etc. A la Haye le 18 May 1771.’ 1776 den 21 October verklaart de verkoopster dat ‘uyt den voorberoepen brief niet en blijckt dat zy zoude voldaen zijn over de koopsomme in den voormelden brief uitgedrukt, noch ook in denzelven brief eenige procuratie of constitutie om de voors. Heerlijkheid te verheffen, gegeven is; gelijk dit alles hadde moeten voorgaen tot validiteyt van de gepretendeerde verkooping zoo protesteert zij tegens het voorgemelt gedaen verhef als oock tegens alle voordere acten.’ 1779 den 2 Nov. bij akte van retrocessie staan de Jofvrouwen Regina Ferdinandez de Paramo en Regina van Grinsven douarière van wijlen Frans Lodewijk Fernandez de Paramo de Heerlijkheid van Zeelhem wederom af aan Susanna Louisa Huygens, douarière van Willem Bon van Wassenaer. 1786 den 25 Januarij werd Dederik Huygens, raad en schepen van 's Hertogenbosch beleend met de heerlijkheid van Zeelhem, als zich noemende den naasten bloedverwant van Mevrouw Susanna Louisa Huygens, douarière van Willem baron van Wassenaer, welke den 21 December 1785 te 's Gravenhage overleden is. 1786 den 20 October werd Johan Philip Hoeuft, heer van Oyen, kolonel kommandant van het regiment van den generaalmajoor Van der Hoop, zich noemende oudste manshoir onder de naaste bloedverwanten en erfgenamen van Susanna Louisa Huygens, met de Heerlijkheid Zeelhem beleend, zoo voor zich als voor de overige erfgenamen in denzelfden graad staande. 1794 den 5 Februarij, bekende Heer Petrus Huygens, wonende | |
[pagina 563]
| |
te Veerle in Braband, den nieuwen bisschop van Luik als zijnen leenheer, wegens de Heerlijkheid Zeelhem, hem toegevallen als naaste bloedverwant van wijlen mevrouw Susanna Ludovica Huygens en bij gevolg aan haar moetende succederen. Latere verheffingen heb ik niet gevonden. In 1797 ging de Heerlijkheid Zeelhem te niet. Haar grondgebied werd in eene burgerlijke gemeente veranderd, welke tegenwoordig deel maakt van het kanton Herck.
Bergh-Terblijt, Jan. 1867. | |
Aanteekening.Den geleerden en geëerden schrijver van dit stukjen is het boekjen van Schinkel ‘Bijdrage tot de kennis van het karakter van Constantijn Huygens’ onbekend gebleven; hij weet dus niet, dat het hoofdstuk over Zeelhem, daarin voorkomende, weinig geschikt is om eenigen luister aan dat hoogst ordinair charakter bij te zetten. Huygens vertelt zelf zeer naïef, dat Jonker Steven de Geloes, Heer van Loobosch, zijne bemiddeling bij den Prins van Oranje had verzocht om ‘inde Pandschap der Heerlicht Zeelhem te moghen succederen’; maar Huygens, ‘op dese premie voor [sijn] selve speculeerende’, wel verre van den Heer v. Loobosch te zeggen, dat hij hem hier niet in dienen kon, geliet zich als of hij hem helpen zoû, zoo dat de Jonker eerst later toevallig vernam, wat Huygens' intenties waren; onze ‘Rekenmeefter’ - de veel te hoog geprezen Constantin - bereikte dan ook zijn doel. Zulke laagheden heeft men van dergelijke nieuwbakken Ridders te verwachten. Later deed de onnoozele Heer van Loobosch nog een poging om de Pandschap op ‘eerlicke conditien’ (voor goed geld?) over te nemen: maar de wijze Constantin ‘sloegh alles af, om goede redenen’ (t.a. p. bl. 18, 19). J.A.A.Th. |
|