Dietsche Warande. Jaargang 8
(1869)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 68]
| |
Een woord over de ligging der Karolingische Veste Harburgum, bij Maastricht,
| |
[pagina 69]
| |
Maar waar was deze merkwaardige vesting gelegen? Een ongenoemde schrijver, die tijdgenoot schijnt geweest te zijn van dit wapenfeit, verhaalt ons dat de sterkte Harburgum gelegen was tusschen de zamenvloeijing van Maas en Geul, in een hoek, door eene diepe gracht, dichte braambosschen en woeste haagstruiken beschut. ‘Ille vero (Gizelbertus) in oppido Harburg quod inde Mosae et inde Gullo fluviis vallatur, alias autem immani hiatu, multoque horrore veprium tutissimum videbatur, cum paucis tunc claudebaturGa naar voetnoot1.’ Des RochesGa naar voetnoot2 en de meeste geschiedschrijvers na hem, meenen deze plaats terug te vinden in het dorp Borgharen, bij Maastricht. Inderdaad de naam van dit dorp stemt met dien van Harburg wonderwel overeen, indien wij, zoo als Pélerin beweertGa naar voetnoot3, denzelven omkeeren en Harenborg voor Borgharen schrijven. Maar zulke woordverplaatsing in een eigennaam schijnt ons gewrongen; en wat meer is, de Geul kon aldaar niet vloeijen, omdat Borgharen te hoog en tegen stroom ligt. Ook dunkt ons, dat indien de ongenoemde schrijver hier Borgharen bedoelde, hij de omstandigheid niet zoude verzwegen hebben, dat het bij de poorten der stad Maastricht gelegen was. De schrijver eener in 1817 bekroonde memorie, die men afgedrukt vindt in de publicatiën der Belgische Academie te BrusselGa naar voetnoot4 is dichter bij de waarheid, wanneer hij ons het kasteel Hartelsteyn als het Karolingische Harburg bekend maakt. Inderdaad dit oude slot, welks puinhoopen zich nog eenige voeten boven den grond verheffen, draagt eenen naam die ons aan Harburg doet denken, en is verrassend mooi gelegen in eene stille eenzaamheid, juist in den driehoek, waar de Geul hare waters met die der Maas vereenigt. Wij verwerpen het gevoelen in de gekroonde memorie uitgedrukt dan ook niet; maar wij hebben goedgevonden, hetzelve door eenige noodzakelijke ophelderingen, die gegrond zijn op | |
[pagina 70]
| |
eene naauwkeurige inzage van het terrein, te staven en toe te lichten. Het Harburgum, waar Giselbrecht zich met de kern van zijn leger terug trok, schijnt wel iets meer geweest te zijn dan een eenvoudig slot gelijk Hartelsteyn; immers de ongenoemde tijdgenoot noemt het oppidum, eene groote veste, eene stede. Wat meer is, de hoek waar het slot Hartelsteyn gelegen is, draagt geene sporen van gebouwen of van schanswerken. Het slot zelve met zijne ringmuren en grachten kon in zijnen grootsten bloei niet meer dan een paar honderd man onder dak brengen; de geheele hoek is te eng om een leger, hoe klein ook, te herbergen. Wij gelooven dus, dat eene der rivieren, de Maas of de Geul, sedert de Xe Eeuw van koers is veranderd en het grootste gedeelte van den hoek, waarop de veste Harburgum gelegen was, heeft doen verdwijnen. Deze veronderstelling is niet van grond ontbloot; want wij meenen dat de Geul oorspronkelijk te Geul, een halve uur lager dan Hartelsteyn in de Maas vloeide. Immers de naam van Geul, dien dit dorp voert, duidt zoo niet op de monding, dan toch op de nabijheid dier rivier. Eene laagte, bij de Maas onder Geul, noemt men nog heden de oude Geul, en dit doet ons vermoeden dat de Geul, ten deele, heeft geloopen waar nu de Maas stroomt. Merken wij daarbij nog op, dat de oude bedding der Maas nog wel te zien is bij Neerharen, achter Herberich, en tusschen de dorpen Reckhem en Uykhoven, dan wordt ons gevoelen zeer aannemelijkGa naar voetnoot1. Wanneer echter deze verandering in den loop der twee rivieren geschied is, konden wij niet ontdekken; alleen vermoeden wij dat zij dagteekent uit de middeneeuwen. Zie hier de reden waarom. In de archieven der kerk van Uykhoven, een dorp dat gansch dicht bij Reekhem ligt, vonden wij eene aanteekeningGa naar voetnoot2, waaruit wij afleiden, dat de oorspronkelijke kerk dier | |
[pagina 71]
| |
plaats, eene hulpkapel is geweest van de over de Maas gelegene parochie Geul. Indien de Maas, vroeger gelijk nu, deze twee dorpen scheidde, zou het moeijelijk te begrijpen zijn hoe Uykhoven eene annexe van Geul kon wezen. De inneming van het bed der Geul door de Maas schijnt dus wel te dagteekenen van na den tijd der vorming der parochiën hier te lande, 'tgeen in de XIe of hoogstens in de Xe eeuw plaats had. Indien de lezer met mij aanneemt dat er sedert de Xe eeuw bij Hartelsteyn eene dier veranderingen in den loop der Maas, zoo als er honderden langs haren oever zijn aan te wijzen, heeft plaats gehad, dan bevond zich Hartelsteyn, voorheen niet gelijk nu, in een kleinen driehoek, maar aan den ingang van een schiereiland van eenige honderden ellen breed en van eene halve uur lang. Een weinig achter Hartelsteyn, op hetzelfde schiereiland ligt alsdan een gehucht van Neerharen, dat zich nu Herberich en vroeger Herborgh noemde. Een document uit 1383 noemt deze plaats Harbricht; in 1590 schreef men Herberich, in 1602 Herberch, in 1640 Herebrech en in 1680 HerbrichGa naar voetnoot1. Wat meer is, eene familie, die zich van Herborgh noemde en te Maastricht woonde, stamde welligt uit dit gehucht. In 1322 verschijnen Godefriedus de Herburg en in 1355 Renier van Harborch met Maria zijne huisvrouw, als burgers dier stadGa naar voetnoot2. | |
[pagina 72]
| |
Dit gehucht is - zoo meenen wij - het eigenlijke Harburgum der Xe eeuw, het oppidum, waar zich Giselbrecht verschanste, waar van de twee kanten inde et inde de Geul en de Maas voorbij stroomden en waarvan het latere slot Hartelsteyn maar een bolwerk was. Herberich, zoo verhalen de bewoners der omstreken, is een groot dorp geweest; Vuilwammes en Hartelsteyn lagen in zijnen kring; maar de Maas heeft ze gescheiden en Herberich zelf is door den ijsgang en de overstroomingen zoo geteisterd geworden, dat zijne huizen tot op een tiental zijn weggesmolten. Tegenwoordig ligt Herberich aan den linker Maasoever, op Belgisch grondgebied, Hartelsteyn en Vuilwammes liggen op den regter oever tegenover Herberich, en zijn Nederlandsch. In het midden dezer groep valt de Geul in de Maas. Brengt nu deze twee rivieren in hare oude beddingen dan liggen Herberich en Hartelsteyn op eene delta te zamen, en Harburgum is gevonden. Het vormt niet meer een slot, maar eene groote schans en een Maasdorp.
Bergh-Terblijt, Dec. 1866. |
|