in gothischen burger bouw te werken - zoo heerlijk slaagt Ungewitter er in. Men moet zich, inderdaad, vol verbazing afvragen, bij het zien van die fijn geëvenredigde, rijk naar kleur en form geschakeerde en toch altijd redelijkheid met zwier verbindende geveltjens, hoe is het mogelijk, dat men daarvan ooit afstand heeft kunnen doen, en dat nog wel om te vervallen in onze lompe en toch onsterke pleister-vlakten, met hare rechthoekige raamgaten, onzinnige houtkornissen en ongezelligen indruk. Gelukkig dat wij den tijd hebben, en het geduld om te wachten tot het oogenblik zal gekomen zijn, waarin het valsche weêr onaannemelijk, het vormeloze afkeerwekkend, het redeloze weêr als den mensch onwaardig zal erkend worden. Wij beloven ons daar nog veel vreugde van. Inmiddels make men kennis met deze werken van Ungewitter; o.a. ook met zijne meubelontwerpen. Ze zijn uitmuntend, om er een gothiesch oog door te leeren krijgen; hunne hooge expressie en rijkdom is voor matiging, in evenredigheid der dunne beurzen, vatbaar: het komt maar op de beginselen aan.
R.
‘HENDRIK VOES. Een tafereel uit de geschiedenis der martelaren voor de evangel. godsdienstvrijheid. (1522-1523.) herinnerd door Dr W.B.J. van. Eyk.’ Leeuwarden. H. Kuipers. 1854. - Blz. XX, 84. - Prijs ƒ2.90. - Onder dezen titel, ook afgewisseld door dien van ‘een beeld uit de galery der geloofshelden’, heeft de boekhandelaar Kuipers een viertal schoone kompozitiën van den Heer Rochussen, uitmuntend door zijne geestrijke teekening en weelderige lichteffekten, in den handel gebracht. Voor het gedicht en de prozastukken en stukjens welke deze platen (door den Hr Sluyter verdienstlijk in aquatint uitgevoerd) vergezellen, heeft de wakkere uitgever fraayen druk, blank papier en een linnen band geleverd, die het boek geschikt maken naast 's Heeren De Bulls ‘Beeld der Toekomst’ eene plaats in te nemen. Wat dichterlijke waarde betreft, kan het echter niet bij de welgekleurde tafereeltjens van den Heer De Bull vergeleken worden. De Heer van Eyk is, blijkends zijne breedvoerige zelfverdediging in Voorreden en ‘Naschrift’, een jong, gemoedelijk man; hij bekent zich een jonger van den Heer S.J. van den Bergh, aan wien hij dezen zijnen eersteling opdraagt. De manifestatie van de maand April des jaars 1853 had de Heer Thorbecke (die hoog genoeg geplaatst schijnt te zijn geweest, om haar, met een oog waar men niet alle helderheid aan ontzeggen zal, te beoordeelen) een ‘volkswaan van den dag’ genoemd. Het is aan de stemming, waaruit deze manifestatie voortkwam, dat de Heer van Eyk