Dietsche Warande. Jaargang 1
(1855)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pantheon in het park te Brussel.De Heer Quetelet heeft in der tijd een plan voorgesteld ter oprichting in het Park te Brussel van stand- of borstbeelden der beroemdste Belgen. De Kommissie, benoemd door de Académie royale heeft hieromtrent gunstig gerapporteerd en wil 12 standbeelden en 50 buusten, uitgevoerd in wit marmer, in het Park doen plaatsen, terwijl de kosten geraamd worden op fr. 170.000: dat is, door elkander, ongeveer ƒ1300.- p. stuk: in wit marmer. 't Is te hopen, dat, zoo dit plan verwezenlijkt wordt, men de beelden genadiger mag behandelen dan onlangs te Reims heeft plaats gehad, waar men, voor het Gerechtshof, in plaats van het Beeld der ‘Intégrité’ een keer of wat in 't jaar zachtkens af te schuyeren, telkens als het vuil wordt er eene huid Afschraapt, en nu onlangs het met geeloker heeft opgeschilderd. 't Behoeft geene aanwijzing, wat er zoo doende van het oorspronklijk kunstwerk (van Farochon) te recht komt. In 't algemeen - voor onderhoud van steenen kunstwerken - geen beter middel dan een bescheiden Borstel. Zoo vloekwaardig als de witkwast den vriend van kunst en oudheid zijn moet, zoo hoog in eere moet de borstel bij hem staan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pogingen der Maatschappij van Toonkunde.Uit de onlangs publiek geworden Handelingen van de vijf-en-twintigste Algemeene Vergadering der Maatschappij: Tot bevordering der Toonkunst, blijkt dat de Nederlandsche dichters nog maar in 't geheel niet gezind zijn voor de Maatschappij te werkenGa naar voetnoot1), zoo dat zelfs een premie van ƒ200.- door de Maatschappij uitgeloofd, niemant verlokt heeft dan een prulpoëet, wiens werk met algemeene stemmen en strengelijk is afgekeurd en naauwelijks beoordeelingwaardig is gerekendGa naar voetnoot2), en een dichter (?) die door de beoordeelaars op ƒ50.- is getaxeerd, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terwijl een dichtstukje ter compositie slechts loffelijke vermelding verdiend heeftGa naar voetnoot1). Daar nu der Maatschappij duidelijk is geworden, dat van de tegenwoordige dichters niets te verwachten is, heeft het Hoofdbestuur voorgesteld en de Vergadering besloten dat: door het Hoofdbestuur zal worden zamengesteld eene Commissie tot het bijeenbrengen eener bloemlezing van Gedichten (uit oudere en latere Nederlandsche Dichters), geschikt om op musijk gebragt te worden. Wijders vinden wij in die Handelingen dat de Maatschappijelijke bibliotheek wederom verrijkt is met twee deelen, zijnde XIX en XX, van het verdienstelijke werk van den ijverigen F. Commer, Collectio operum Musicorem Batavorum saeculi XVI, inhoudende: 21 stukken van Orlando di Lasso (Roelant de Lattre), onderscheidene van Josquin des Prés, Clemens non Papa, Clemens Jannequin, Arcadelt, Crecquillon, Rocourt, Luyton en vele anderen, te zamen 52 stuks. Verder een manuscript van de ‘Souterliedekens MDXL’ (?). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Romances.De ‘Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst’ heeft als prijsvraag uitgeschreven: Drie Balladen uit den Bundel ‘Kennemerland’ van W.J. Hofdijk, te komponeeren voor ééne zangstem, met begeleiding van Piano-Forte. De eerste dezer balladen (‘de doode Bruid’) is drie-en-twintig koepletten ieder van vijf regels lang; de tweede (‘De Nekker’) veertien koepletten van vier regels; en de derde (‘Het Nachtveer’) vijftien koepletten van vier regels. Het is te hopen dat de komponist dezer Balladen den juisten toon van 't oude volkslied zal treffen, en dat de Maatschappij middelen zal vinden om deze Balladen onder het volk te brengen; want als ze in den salon moeten blijven, wee dan den armen zanger, wee den dichter, maar heil den slaaplustigen toehoorder. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Restauratiën.Het ‘Handelsblad’ van 30 Okt. ll. heeft, zeer schalk, de volgende advertentiën onder elkander geplaatst: Bl. 4, kol. 2: ‘Revalenta Arabica, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En als ware deze zonderlinge samenrijging van aankondigingen nog niet pikant genoeg - als wilde men den bekwamen bestrijder der ‘Restauratie’ met sprekende feiten weêrleggen, getuigt iemant op de ‘Erwtenmarkt’ in hetzelfde noodlottige blad, dat ‘Met Primo November eene geheel nieuwe Restauratie geopend zal worden’, waar alle Zondagen schildpadsoep zijn zal. Dat komt er van - wanneer onze ingenomenheid tegen oud-hollandsche en kennelijk geijkte hoezeer een weinig ‘in onbruik geraakte munt’ ons verleidt tot het bezigen van ‘nieuw geld’, hetzij dan geslagen van berlijnsch zilver, het zij van fransch goud. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Deutsche mythologie von Jacob Grimm’.Het voorbericht ter Derde Uitgave (Göttingen i.d. Dieterichschen Buchhandlung, 1854: 2 B. ƒ11.35)’ luidt als volgt: ‘De tegenwoordige derde oplage is der tweede volkomen gelijk en geene der vele uitbreidingen en Verbeteringen deelachtig geworden, welke de groote werkdadigheid (regsamkeit) in dit vak en de stijgende wasdom (wachsthum) der bronnen en navorschingen had kunnen aanbrengen. Berlijn 16 Juli 1854.’ Bl. XLVIII. Dit lezende hebben wij ons de oogen uitgewreven, om ons te verzekeren, dat wij hier Jacob Grimm - niet Matthijs Siegenbeek - voor ons hadden: ‘Ik heb gemeend mij voor het maken van belangrijke veranderingen [in dezen nieuwen druk] zorgvuldig te moeten wachten, daar ik zulks als eene wezenlijke inbreuk op de regten der bezitters van vroegere uitgaven beschouwe.’ Aldus Prof. Siegenbeek, Ao 1827 en wat vroeger. In 1854 echter een boek, dat Verbeteringen behoeft, als curiosum te herdrukken - c'est un peu fort. In allen geval wint Siegenbeek het hier van Grimm, wat den stijl betreft. Heeft de geleerde Berlijner, in het herdrukken van een door hem-zelven niet meer goedgekeurd boek, wellicht moeten zwichten voor de wettelijke dwingelandij van den uitgever - de stijl zal hem toch wel vrijgelaten zijn; een ieder is vrij, al of niet over ‘wachsthum’ van ‘quellen und forschungen’ te spreken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Y.L.R. Valade.Etudes sur la lexicologie et la grammaire du langage naturel des singes. 8o.’ - Men wil, nu de Heer Valade bewezen heeft, dat de apen wel deugdelijk eene rijke lexikologie bezitten en eene spraakkunst met zeer fijne regelen, en nu derhalve de wreedste slagboom is wechgevallen, die een verouderd aristokratisme tusschen te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lang gescheiden gebleven natuurgenoten, tusschen den homo troglodytes en den zoogezegden homo sapiens, tot op heden had weten te handhaven, - dat de voornaamste staatslieden, ieder met betrekking tot hun land, op maatregelen bedacht zijn, om in zonderheid den sterk ontwikkelden chimpancees en gorilla-ginaas burgerlijke en burgerschaps-rechten te verleenen, en den census te bepalen, die dezen interessanten specialiteiten de deelname aan de diskussiën van de Eerste Kamers der Staten-Generaal zal kunnen verzekeren. Zelfs wordt beweerd, dat enkele exemplaren der genoemde schepselsoort niet eens de uitspraak der wetenschap en de nieuwe wetsbepaling hebben afgewacht, om in sommige parlementen zitting te nemen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Staatssubsidieten voordeele der Kunsten en Wetenschappen in Noord-Nederland. - Ten onzent, gelijk elders, is, in de zaak der Kunsten en Wetenschappen, het beginsel gevestigd der bevordering ‘van Regeerings wege’. Wij willen, in dit oogenblik, de verdedigbaarheid van dat beginsel niet bespreken: wij berusten in de aangenomen zienswijze: maar gaan wij nu na, door een uittreksel van de VIIIe Afdeeling der Begrooting, of het beginsel met redelijkheid en rechtvaardigheid wordt toegepast. Wij onderscheiden daartoe de kunsten en wetenschappen, die, eene uitsluitend of voornamelijk stoffelijke strekking hebbende, het verstand in de Stoffelijke waereld omvoeren, - en de andere, welke, eene vooral geestelijke en aesthetische strekking hebbende, intellekt, hart en zintuig met de edelste Scheppingen van den genie der volken en der individuen in aanraking brengen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere instellingen, die aan de beide richtingen beurtelings dienstbaar zijn, of die aan de geschiedenis en de kunst van minder onmiddelijk met ons in verband staande volken gewijd worden, zijn de volgende, en zullen voor helft en weêrhelft onder de beide hoofden worden gebracht:
Zoo dat er, op het gebied der Kunsten en Wetenschappen, tot onderhoud van de schakel die ons aan de dieren verbindt, ruim | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ƒ38.000 meer moet uitgegeven worden dan voor de schakel onzer betrekking met de hoogere orde. Is het niet ten uiterste belachlijk, op eene Staatsbegrooting uit te trekken: ‘Tot onderhoud van Historische Gedenkteekenen’ ƒ1000. Men geeft voor de gedroogde vleêrmuizen en krokodillen - schepsels en wanschepsels op sterk water, bijna ƒ43.000.- zegge bijna Drie-en-Veertig-Duizend gulden; en tot onderhoud van Neêrlands Historische Gedenkteekenen - Éen-Duizend. In de schatting der Nederlanders, staat de scheppingsorde der Padden en Kikvorschen, tot de scheppingsorde der Kathedralen en Burchten = 42 13/20: 1. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandsche litteratuur in Duitschland bekend gemaakt.Wij zijn warme Germanofielen: wie het nog niet weten mocht, zij het bij dezen bericht. Wij hebben weinig op met het duitsche rationalismus, maar wij zijn er niet bang voor, en ook de scheppingen der menschelijke hovaardij behouden, voor wie ze niet vreest, eene zekere, zij het dan ook aandoenlijke, grootheid; wij houden ons rustig verzekerd, dat de belangrijke historische en literarische arbeid, door het rationalismus voltrokken, het geopenbaarde Christendom ten goede zal komen. - Maar, naar mate wij zoo doende Duitschland en de Duitschers, om hunne ernstige en even grondige als geest-driftige arbeid op het veld van wetenschap en kunst, méer beminnen, moeten wij dan ook te scherper afweeren de dwaasheden, die onder den dekmantel van groote woorden, met behulp van veel eigenwaan en van brutale leugens, van tijd tot tijd in Duitschland worden uitgekraamd. De geleerde ‘Oberlehrer an der Realschule zu Elberfeld’, Dr Carl Adolph Wernhard Kruse, een zeer goed en braaf man, heeft dezer dagen een geschrift over onze literatuur uitgegeven, dat hij ‘Excurse über holländische und vlämische Art, Sprache und Literatur’ betitelt. Hij draagt dit op aan een hoog vereerden en eerwaardigen vriend, op dezes 50-jarig ‘Jubiläum’, als die door zijne ‘Bearbeitung eines Gedichts von Tollens’ in naauwe betrekking tot de Nederlandsche Letterkunde staat. De schrijver is zeer begaan met de onkunde zijner andere landslieden ten aanzien der nederlandsche auteuren, en daarom zal hij hun de vrucht zijner gezette beoefening van deze niet langer onthonden. En daarom legt de schrijver een boekjen ter perse, dat, bladzij voor bladzij, de gekste dwalingen en vergissingen ter lezing biedt. Bij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een vluchtige doorbladering reeds teekenden wij de volgende grappen op: Bl. 14. Tot de ‘Sagenkreis’ van Arthur en de Ronde Tafel behoort ‘Walawyn’ OF de Kinderen van Limburg, door ‘Huidekoper’ in later tijd bewerkt (!), ‘Zogelyn von Jerusalem’ en de door Bilderdijk uitgegeven ‘Parthenopäus und Meliore’ en ‘Guérin von Montglaive’; zoo ook ‘Reinauld von Montalban UND die berühmten vier Emons, d.i. Edmunds, Haimons, Ymens Kinder’. Als ‘lyrische’ dichters, ‘also eigentliche Minnesänger in niederdeutsche Mundart, ist besonders zu nennen Ludwig von Veltheim, Nicolas de Klerk’ en ‘Klaes Willems’, welke laatste, ‘am ausgeprägtesten der deutsche Weise anstimmt’. Hebt gij ooit brutaler bluf gehoord, van iemant die geen letter gezien heeft van de boeken, die hij kan schijnen te bedoelen? Ieder-een weet toch, dat Claes Willemsz sints lang Dirc Potter blijkt geheeten te hebben, dat Niclaes de Clerc - Jan Boendale heette, dat ‘Ludwig von Veltheim’ een Edelman was, die niets innigers met de poëzie gemeen had dan dat de anonyeme Pastoor van het dorp Velthem eene belangrijke rijmchronijk heeft geschreven. Ieder-een weet, dat ‘de Heemskinderen’ met Arthurs sagenkring niets gemeens hebben, en dit heldendicht (in ons neêrlandsch) éen is met ‘Reinout van Montalbaen’; dat Huydecoper wel Melis Stoke, den chronijkschrijver (en geenszins de ‘Morgenstern’ der hollandsche literatuur) heeft uitgegeven, maar niet ‘Walewein’, noch de ‘Kinderen van Limburg’, welke Kinderen in Van den Bergh, gelijk Walewein in Jonckbloet hun uitgever gevonden hebben, honderd jaar na Huydecoper. 't Is echter waar, dat Huydecoper die boeken in handschrift Gelezen heeft. Al dat moois staat op bl. 14 van gezegd boeksken. Zien wij later: Bl. 19. Hooft, de zoon van den amsterdamschen burgemeester, vergenoegde zich ‘mit der bescheidenen stelle’ van Drost van Muiden. De goede man wist niet, dat Hooft juist de eerste burger zoon was, die tot Drossaart van Muiden werd aangesteld. Natuurlijk is Hooft de ‘Schöpfer der niederländischen Prosa’. Op bl. 21 vernemen wij, dat Breeroô twee stukken ‘Es taget aus dem Osten’ en ‘Lucella’ geschreven heeft, terwijl Coster auteur is van ‘die Ermordung Wilhelms von Oranien’. Vondel is groot ‘aber besasz wenig Geschmack’. Wat brutaliteit! - Dr Carl Adolph Wernhard Kruse heeft er geen regel van gelezen! Echter moest het hoofd der ‘Dordrechter Schule’, Heinsius, als dichter voor Vondel onderdoen! Overigens zijn ‘Joncktys’, ‘Westerbarn’ en ----- ‘Jan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Witt’ (!!!!!) steunpilaren van die zelfde Dordtsche dichtschool geweest. Waar haalt de man de dolhuispraat van daan! 't Is ‘unverschämt, Herr Oberlehrer!’ Bl. 23. De vijfde letterperiode begint met den ‘Westphälischen Frieden’ in 1618. Ja wel, 1618, vergelijk maar bl. 18. In dit tijdperk, van den Munsterschen Vrede tot 1713 bespreekt de schrijver nog eene menigte ‘Kirchenlieder’ en ‘Volkslieder’, die de hymnologen onder de beste rekenen. Bl. 24. Brandt, Vollenhoven, Antonides etc. zijn ‘Nachfolger des groszen Hooft’(!). Bl. 30. ‘Als Wiederhersteller der niederländischer Poesie sind von Alphen, Bellamny, Rhynvis UND Feith zu nennen’. Ja, Heer Doktor, even als de Heeren koordedansers ‘Carl, Adolph, Wernhard, en Kruse’ zich tegenwoordig in Elberfeld en in Holland den roem verwerven van onnavolgbare bokkesprongen uit te voeren. Voords treden ‘unter allen Dichtern’ drie ‘als Sterne erster Grösze’ op: luister: Ten Eerste ---- ‘van Spandaw’, ten tweede ‘Tollens’, ten derde ---- ‘Bilderdyck’. ‘Haro Albert van Spandaw ist der gröszte der neuern Lyriker der Holländer’. ‘H. Lorenszoon Tollens’, de dichter van de ten tooneele veel opgang gemaakt hebbende treurspelen ‘Lucretia und die Hukschen und Kabeljau'schen’ ‘lebte’ te Rotterdam, ‘als wohlhabender Kaufmann’. ‘Willem Bilderdyck’ wordt bij ‘Albrecht von Haller’ vergeleken, maar men kan niet ‘nachweisen’, dat hij door te-rug te keeren tot de tijd der Rederijkers de Romantische richting bevorderd heeft; daarentegen heeft hij een grondig werk over ‘orientalische Grammatik’ geschreven (!). In de stad waar Bilderdijk stierf (Haarlem) leefde ook, verhaalt de schrijver, leefde ook ‘J. van Lennep, der Sohn des groszen Humanisten zu Amsterdam’; maar niets is te vergelijken bij het proza van den edelen ‘von Heusda’. Voords verdient eene tweede melding gemaakt te worden van ‘Rheijnvis’, van ‘Feith’, van ‘Bellamij’. Geen minder eere verdienen de Heeren ‘van Dam’ en ‘van Isselt’; men weet naauwelijks aan welke der twee men den palm voor het bezingen der Heldendood van van Speyk zal toekennen. Er zijn op dit oogenblik in Holland geen dichters; maar wel menschen, die poëetische oogenblikken hebben. Sedert de dood van Bilderdijk, Tollens, Spandaw, en Ko van Lennep, ziet het er rampzalig uit. Die poëetische oogenblikken worden gevonden bij ‘Da Costa, --- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KarstenGa naar voetnoot1), Helmers, die nog druk de zeehelden bezingt, Loots, Jan Kinker, van Hall, die Brüder KlijnGa naar voetnoot2), Merstrasz, Adriaan Loosjes, van der Kasteele’, en anderen. ‘Viele und wohl die meiste sind noch in der Verstandspoesie der Franzosen befangen’, hetgeen de schrijver bejammert, en waarvoor hij zijne oogen uitweent. Overigens: ‘ein reges Leben thut zich allenthalb in Holland kund’ en eens zal het nog een uurtjen aandachts van de vreemdelingen worden waardgekeurd. Aan de spits der genootschappen, die taal en letteren en vooral nuttige kundigheden behartigen, staan ‘felix meritis’ und ‘Matschappij tot nut van 't Algemeen’; elders heet deze eene ‘mantschappy’. Daar komt bij dat van der Palm en Berger en Broes, Donker Curtius, en Hulshoff, en ---- Willem de Vos de vroegere hoogte in de kanselwelsprekendheid weêr gaan bereiken - en Holland derhalve een schoone toekomst heeft! God geve dat Holland nooit weêr de smaad worde aangedaan door zulk eene onwaardige pen te worden gekenschetst in eene zijner uitingen. Het is méer dan tijd, dat zulk bedrog, als gepleegd wordt in deze ‘Excurse’, in Duitschland zelf naar verdienste aan de kaak worde gesteld. |
|