Dietsche Warande. Jaargang 1
(1855)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 68]
| |
Over Vondel.Ga naar voetnoot1) | |
Inschrift van 25 Maart, 1671.De Heer J.J. Nieuwenhuyzen bezit een exemplaar van ‘Dan: Heinsii Nederduytsche Poemata; By een vergadert en uytgegeven door P[etrus]. S[criverius]. Tot Amsterdam Gedruct By Willem Janssen ao. 1618. Met Privilegie voor 5 Iaren’, onder welks titel Anna Roemers, met heure schoone hand, haar naam heeft geschreven, en dat waarschijnlijk uit hare boekerij afkomstig is. Trouwens men weet, dat vaerzen ván en áan haar in den bundel voorkomen. Bij den Redakteur van ons Tijdschrift berust een ander exemplaar der bij zijne tijdgenoten zoo beroemde en verspreide gedichten van den ‘Gentschen nachtegael’ - Professor Heinsius. Dit exemplaar heeft den man toegekomen, wiens naam aan het hoofd dezer bladzijde geschreven staat; en er verbindt zich nog eenig nader belang aan. Men weet, uit Brandts ‘Leven’ van VondelGa naar voetnoot2), dat de grijze dichter ‘etlijke jaaren voor zijn sterven’ zijne bibliotheek aan ‘zeekeren Priester’ afstond, en ‘toeliet dat men ze uit zijn huis haalde’. Zijne laatste uitgave van eenig belang was de ‘Herscheppinge van P. Ovidius Naso’; deze verscheen in het jaar 1671, toen de dichter 84 jaar oud was. Ik vermoed dat met het staken zijner dichtoefeningen het wechschenken zijner boekerij samenging. Intusschen had de dichter in Lentemaand van dat jaar een vriendschapsblijk te geven aan zijne nicht ‘Kataryne De Vries, dochter van Jakob Fransz de Vries en Anna de Wolf, huisvrouw van den E[erzamen] Jakob Linnich’, wier bruiloft, in Mei van het jaar 1658, door hem met eenige schoone koepletten begroet was, en die waarschijnlijk tot de weinige vrienden | |
[pagina *1]
| |
[pagina 69]
| |
en verwanten hebben behoord, welke den ouden man voortdu rend bewijzen van liefde gaven. Vondel scheen tot dit geschenk in Maart van het jaar 1671 niets anders of beters voor de hand te hebben dan de genoemde met vele plaatjens vercierde gedichten van Heinsius; maar het kwam den govoeligen dichter ongepast vóor deze klassieke elukubraties, waaronder een lofzang op Bacchus en vele erotische stukjens gevonden worden, zoo, gelijk ze reilden en zeilden, zijner nicht aan te bieden. Daarom schreef hij de opdracht in het midden van het boek vóor het tweede gedeelte, namelijk den met afzonderlijken titel verschenen ‘Lof-sanck van Jesus Christus’. Van deze opdracht, wier jaarteekening juist over-een-komt met die van een der laatste portretten van den dichter ‘AEtat. LXXXIV vindt men hier tegenover een faksimilee. Ware dit exemplaar niet uit Vondels boekerij herkomstig, en was het hem alleen te doen, om Heinsius' ‘Lof-sanck van I.C.’ aan zijne nicht te schenken, dan zoû hij zich niet met dit exempl. beholpen hebben, gelijk hij deed, maar had haar de uitg. van 1616, of 1622 aangeboden, waarin óf alleen de ‘Lof-sanck’ gevonden wordt, of deze bepaald op den voorgrond wordt geschoven. 't Faksimilee der opdracht is naauwkeurig, maar Vondels hand is op het oorspronkelijk vaster, en de schijnbare beving is op het blad in de ‘Gedichten’, alleen door het vloeyen van 't papier veroorzaakt. De handteekening vooral is flink, en de streep daaronder mist de neiging tot overgang in de ‘schoonheidslijn’ van Hogarth, waarvan de lithograaf, de Hr Tesson, zich niet heeft kunnen onthouden. Ieder-een leest, zonder haperen: f LOFZANG van JESUS CHRISTUS opgedraegen aen KATARYNE de VRIES dochter van Jakob Fransz de Vries en Anna de Wolf huisvrouwe van den E. Jakob Linnich. t'Amsterdam, 1671 den 25en in Lentemaent
uw dienstwillige Oom J. v[anden]Ga naar voetnoot1) Vondel.
A. Th. |
|