Den Duytschen Catoen
(1998)–Anoniem Duytschen Catoen, Den– Auteursrechtelijk beschermdNaar de Antwerpse druk van Henrick Eckert van Homberch
Den duytschen Cathoen: de inhoud tegenover die van de Dicta CatonisDe overlevering van de Latijnse Dicta Catonis is in de handschriften en oude drukken niet geheel uniform. Maar het volgende kan zonder problemen worden aangehouden. Het eerste boek telt veertig dicta, het tweede een proloog en eenendertig dicta, het derde een proloog en vierentwintig tot zesentwintig dicta, en het vierde een proloog en negenenveertig dicta.Ga naar voetnoot45 Kijken we nu naar de Middelnederlandse druk van Eckert, dan kunnen we bij vergelijking met het Latijn meteen al enkele dingen vaststellen. Aan het eerste boek ontbreken de vertalingen van de nummers 9, 15, 21, 25, 26, 30 tot en met 32, en 34 tot en met 39; aan het tweede het laatste stukje van de proloog, de nummers 1 tot en met 5, 8 tot en met 11, 13 tot en met 16, 20, 23, 25, en 27 tot en met 31; aan het derde boek misschienGa naar voetnoot46 het eerste gedeelte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de proloog, en de nummers 4 tot en met 7, 9, 11, 15, 17, 18, en 21 tot en met 23; aan het vierde boek de proloog, en de nummers 1 tot en met 12, 14, 15, 17 tot en met 23, en 25 tot en met 49.Ga naar voetnoot47 Het kan ook andersom worden geformuleerd. Dan zien we dat zijn opgenomen: van het eerste boek de nummers 1 tot en met 8, 10 tot en met 14, 16 tot en met 20, 22 tot en met 24, 27 tot en met 29, 33, en 40; van het tweede boek het grootste gedeelte van de proloog, de nummers 6 en 7, 12, 17 tot en met 19, 21, 22, 24 en 26; van het derde boek het tweede gedeelte van de proloog (of mogelijkGa naar voetnoot48 de hele proloog), de nummers 1, 2, 3, 8, 10, 12 tot en met 14, 16, 19, 20 en 24; en van het vierde boek de nummers 13, 16 en 24. Ook zonder dat men uitvoerig op de twee vorige alinea's studeert, wordt snel duidelijk dat het eerste boek veruit het best vertegenwoordigd is: zesentwintig van de veertig dicta zijn vertaald. Van boek II is het grootste deel van de proloog vertaald en tien van de eenendertig dicta. Van boek III (een stuk van) de proloog en twaalf van de circa vijfentwintig dicta. En van boek IV zijn slechts drie van de negenenveertig dicta vertaald. Na boek I, zo lijkt het, wordt er veel meer gebloemleesd, waarbij uit boek IV nog slechts een enkele bloem aan het boeket wordt toegevoegd. De vraag dringt zich op: waarom is Den duytschen Cathoen nu juist zo samengesteld? Het antwoord daarop kan in theorie alle kanten uit: van ‘zeer bewuste keuze’ tot ‘beperkt beschikbare ruimte’, van ‘bepaalde doelgroep’ tot ‘toevallig voorhanden bron’, waarbij deze laatstgenoemde mogelijkheid het probleem overigens slechts verschuift. Tot nu toe is niemand erin geslaagd de vraag te beantwoorden. Toch kan een voorbeeld laten zien hoe een bepaalde ‘keuze’ althans gedeeltelijk misschien te verklaren is. Nemen we de reeks in druk D die uit het derde boek van de Dicta Catonis afkomstig is. We vinden daar in één doorlopende serie de volgende dicta vertaald. III,1, III,Proloog b (of complete proloog),Ga naar voetnoot49 III,2, III,3, III,8, III,10, III,14, III,16, III,19. Verderop komen dan tussen strofen uit het tweede en vierde boek nog voor: respectievelijk III,24, III,20, III,13 en III,12. Een overzicht van het gehele derde boek van de Latijnse tekst naast hetgeen is overgeleverd in het Middelnederlands laat het volgende zien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzien we nu de inhoud van het hele derde boek van de Dicta Catonis, dan valt het volgende op.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het komt dus neer op het volgende. Alle strofen uit boek III die in D tussen 1 tot en met 20 ontbreken komen óf in de Middelnederlandse overlevering helemaal niet voor óf slechts in één of twee bronnen. Van de slotreeks 21 tot en met 24 is door D alleen 24 opgenomen (en verplaatst). Dit alles zou erop kunnen wijzen dat de samensteller van D enerzijds slechts over een beperkte hoeveelheid materiaal uit boek III kon beschikken en anderzijds bewust aan het slot een aantal strofen niet heeft opgenomen, om welke reden dan ook. Daarmee is niet veel verklaard, maar er lijkt toch enig licht in de duisternis te komen. Intussen is het opmerkelijk dat er in D twee strofen uit het derde boek voorkomen die we alleen uit deze bron kennen. Er is nog een tweede kwestie in dit verband: de volgorde waarin de vertalingen uit de Dicta bij Eckert van Homberch worden gegeven. Aanvankelijk wordt het eerste boek vrijwel op de voet gevolgd: van I,1 tot en met I,24 is niet alleen bijna alles opgenomen, maar ook de volgorde is grotendeels rechtlijnig. Daarna is het ten dele onregelmatig. Maar dat geldt toch vooral voor het laatste gedeelte van het boekje: III 19, IV 13, IV 16, II 19, III 24, IV 24, III 20, III 13, II 26, II 18, I 27, III 12, dan volgt nog een strofe die niet uit de Dicta komt en ten slotte de Epiloog. Bij de volgorde kunnen we dus opnieuw vragen: waarom zo? Ook hier: geen antwoord! Omdat het echter tot en met III,19 redelijk ‘volgens het boekje’ - de Dicta Catonis dus - verloopt, kan men zich afvragen of er in dit geval aan het eind als het ware nog links en rechts wat gegrabbeld is uit de beschikbare voorraad. Wie zal het zeggen? Wel is het opnieuw opmerkelijk dat er bij de laatste twaalf opgenomen strofen (de epiloog niet meegerekend) niet minder dan vier zijn die alleen in D voorkomen. Zou er voor de samenstelling van D uit de Latijnse voorraad opnieuw zijn geput en zouden er dus strofen bij zijn die niet voorkwamen in de ‘oude’ Middelnederlandse vertaling? |
|