| |
| |
| |
Bijlage II.
(Het doel der onderstaande lijst is geenszins eene Bibliografie te leveren, maar de werken die men te raadplegen heeft aan te geven, het daarin ontbrekende aan te vullen, en ze zoo noodig te verbeteren. Alleen wat de vertalingen betreft, is naar volledigheid gestreefd, en liefst de oudste uitgaaf genoemd).
| |
[Overzicht der litteratuur van de ‘Disticha Catonis’ In het Latijn.]
Handschriften: oudste, bij Baehrens, Poetae Latini Minores III. (Bibl. Teubner. 1881, p. 205 vgl; Peiper in Zacher's Zs. V. p. 189.
Uit de 10e en volgende eeuwen, Hauthal, Catonis Philosophi Liber, Berolini, Calvarii soc. 1870, p. IV-XV.
Voorts treft men nog teksten aan:
1) | Naast het anglo-norm. van Everard in het Arundel-hs. (zie onder Fransch). Of men het Latijn ook vindt in hs. 25407 Bibl. franç. XIe S., durf ik niet verzekeren. Wel in Vernon-ms. en Additional-ms. 22283 Brit. Mus. (zie onder Engelsch). |
2) | Naast de oud-fransche teksten van Lefèvre (zie onder Fransch). |
3) | Voorafgaande aan hs. D van den Novus Cato (zie ben.) |
4) | Voorafgaande aan het eenige hs. van den Cato rhythmicus (zie ben.) |
5) | In den tekst v.d. Cato interpolatus (zie ben.) |
Voorts vergelijke men Preuss, Bibl. Scriptor. Class., 2e Abth. (8e Aufl., 1882), p. 110.
Oude drukken; zie, ter vermeerdering van de incunabelen door Hauthal, a.w. p. XV-XXII opgenoemd, de bibliogr. werken van Ebert, Hain, Brunet, Graesse, Lowndes, Campbell. - Een ex. van den aan Hauthal (XV7) onbekenden maar bij Ebert, Bibliogr. Lex. onder no. 3727, genoemden druk kwam voor in Catal. 41 (1884) van Trübner te Straatsburg: (ald. p. 39, no. 765).
| |
| |
Van de latere (zèèr talrijke) drukken zijn merkwaardig:
1) | de editie van O. Arntzenius, Dionysii Catonis Disticha de moribus, Traj. ad Rhenum 1735, en Amstelaedami 1754; laatstgenoemde in sommige opzichten vermeerderd, in andere bekort. |
| |
2) | de ed., die door alle bibliografen ten onrechte (vgl. Hauthal a.w. p. XXXVIII13) en bovendien nog foutief aan Koenig von Koenigsfeldt wordt toegeschreven. Zij bestaat uit twee deelen: (I.) Dion. Catonis Disticha de moribus ad filium - etiam adornata flosculis poeticis una cum singulis adposita distichis - Idiomatum - diversorum, interpretatione quincuplice (etc.) Amstelaedami, F. Houttuyn 1759, zonder naam van den auteur; en: (II.) Historia Critica Catoniana (etc), zelfde plaats, jaar en uitgever. Dit deel is (niet bewerkt door maar) opgedragen aan ‘Viro Illustri G.G. Koenig a Koenigsthal’. De auteur wordt ook hierin niet genoemd. Beide deelen komen gewoonlijk samen voor. Wat de vijfvoudige vertaling betreft, daaromtrent leest men (Dist. adnorn. flosc. poet. p. X noot * *: [Versio] cujuscumque Distichi quincu[plex]: Graeca scil. Scaligerana, Germanica Opitii, Anglica quoque Belgica et Gallica nova. Juncturi his eramus et Italicam, fidemque jam dederat Romanae Curiae Abbas, sed nescio an Punicam. Contentos ergo esse oportet hoc Catone Hexaplo, quum Heptaglotto frui nondum liceat.
(De jongste edd., t.w. die van Hauthal, voornamel. op de Parijsche hss. berustende, en van Baehrens, naar de oudste codices Veronensis, Matritensis, Turicensis etc., zijn boven reeds genoemd.) |
Middeleeuwsche bewerkingen (Proeven in Aant. op IV. 4.):
1. | Novus Cato, eene bewerking der disticha in leoninische hexameters, medegedeeld door Prof. Zarncke in: Berichte der kgl. sächs. Gesellschafft der Wissenschaften zu Leipzig, Phil. Histor. Classe, 15er Bd. (1863) p. 23-48. Behalve de vier hss. en twee drukken dààr vermeld, vindt men nog twee hss. genoemd achter den Cato interpolatus (Berichte 17er Bd. p. 102) en een derde bij Hauthal a.w. p. IX, dat blijkens de 25 medegedeelde verzen hier en daar belangrijk verschilt van Zarncke's tekst. - Zie voorts Peiper in Zacher's Zs. f.D.Ph. V. 169. |
| |
2. | Cato rhythmicus, in vierregelige, rijmende strofen, volgens het èènige hs. door Zarncke afgedrukt in Berichte (etc.) 15er Bd. (1863) p. 49-73. In Berichte (etc) 17er Bd. p. 102-103 vindt men eene collatie van
|
| |
| |
| het hs. door Prof. Mussafia, eene andere van Peiper In Zacher's Zs. V. 170, 171. |
| |
3. | Cato interpolatus, in strofen van vier twee aan twee rijmende regels, waarvan doorgaans 2 en 4, zelden 1 en 3 den woordelijken tekst der oorspronkelijke Disticha opleveren: elke strofe gevolgd door een uitleg in proza. Medegedeeld door Zarncke, Berichte etc. 17er bd. (1865) p. 54-103, naar het éénige hem bekende hs., dat alreeds door Mussafia in Germania X. p. 101 was vermeld. Peiper, Zacher's Zs. V. p. 169-170, doet mededeeling van een tweeden codex. |
| |
4. | Cato leoninus, eene bewerking in leoninische hexameters geheel verschillende van den Novus Cato en veel jonger: volgens het éénige hs. (dat òòk Hauthal, a.w. p. X3 noemt) meegedeeld door Zarncke, Berichte etc. 22er Bd. (1870) p. 181-192. Peiper, Zacher's Zs. V. p. 170 (1874), vergiste zich dus, toen hij den codex bij Hauthal voor eene ‘bisher unbekannte gereimte bearbeitung’ aanzag. |
In de Historia Critica Catoniana 1759 (zie boven) vindt men eene bewerking in latijnsche Tetrasticha aan elk Dist. toegevoegd. Vs. 1 en 3 zijn doorgaans letterlijk de regels van het oorspr. Distichon.
Supplementum catonis is de ware titel van een dichtwerk, dat eerst in de gedrukte teksten (sinds ongeveer 1480) den naam van Facetus draagt, en sedert zoo bleef heeten. Door Hugo von Trimberg, Registr. multor. auctor., ao 1280, wordt het evenwel als Catonis supplementum vermeld. Van den echten Facetus (Moribus et vita quisquis vult esse facetus ❘ Me legat et discat quod mea musa docet) kan deze zoogen. Facetus = Suppl. Catonis terstond worden onderscheiden door den aanvang: ‘Cum nihil utilius humanae credo saluti ❘ Quam morum novisse modos et moribus uti’: alles aangetoond en het misverstand verklaard door Zarncke: Berichte, etc., 15er Bd. (1863) p. 73-78.
Voor de middeleeuwsche Commentaren (Rob. de Euremodio, Phil. de Bergamo) zie de bibliogr. werken.
| |
Grieksch.
De vertaling door den Byzantijn Planudes (omstr. 1330); het eerst (?) in druk verschenen: Florence 1514; voorts Augsburg 1523, Venetie 1545, en Parijs 1552. Wellicht is ook Κἀτωνος Ῥωμαίου γνῶμαι παραινετιϰαὶ δίστιχοι, Parijs 1543 (Graesse II. 82) een druk van deze vertaling. Een keurig afschrift van het oorspr. hs. met de collatie van den venetiaanschen druk is ter Utrechtsche bibliotheek (scriptores graeci no. 10). Deze ver- | |
| |
taling is opgenomen in de edd. der Dist. door Daum 1662, Arntzenius 1735 en 1754, en in de Hist. crit. Catoniana 1795. Hoe laag Scaliger op haar valt, zie ed. 2a Arntz:, p. XXXIII-XXXV.
De vertaling van Scaliger is opgenomen in de beide edd. van Arntzenius en in de Dist. adorn. flosc. poet. (zie p. 90).
De vertaling van M. Zuberus (1570-1623): Cato graecus, seu versio heroico-metrica distichorum Catonis moralium, Augsb. 1618, Hannover, 1619. Bovendien opgenomen in de eerste ed. van Arntzenius (1735).
De vertaling van Mylius, eveneens opgenomen in de eerste ed. van Arntz:, (1735).
Les distiques de Caton en vers latins grecs et françois suivis de quatrains de Pibrac en prose grecque par Dumoulin; le tout avec des traductions interlinéaires ou litéraires du grec (par Boulard), Paris an XI. [1803] (Graesse, II. 83).
| |
Nederlandsch.
Behalve den tekst in de vroeger (p. 12 tot 15), beschreven hss. vervat, werd mij nog bekend:
1490. |
Catoen of Cato, uiten latine in duytschen gereymt. Antwerpen, sans nom d'imprimeur et sans date (vers 1490) in 8o. Cité dans le Catal. de Le Long, p. 201, no. 2742 et d'après lui par Jansen, 308. Aldus bij Campbell, Annales de la Typogr. Neerl., onder no. 417. (Het ex. van Le Long is spoorloos verdwenen). Zie ook Hain, Repert. no. 4753. |
1535. |
Den grooten cathoon ❘ vol vruchtbaergher ❘ leeringen historien ende ex ❘ empelen also hi sinen sone onderwees ende leerde in duechden ❘ ende goede manieren: datmen heeten mach Trege ❘ ment der sielen ende des lichaems wten ❘ walschen in duytschen nu eerst ❘ ghetranslateert. ‖ Men vintse te coop Thantwerpen in onser lieven Vrouwen ❘ Pant. Bi mi Claes de Grave. Anno MDXXXV. ❘ Cum Gratia et privilegio Regis Hispanie. - Ex. ter Kon. Bibl. te 's Hage. Graesse, II. 84, geeft ten onrechte ditzelfde werk op als: ‘translaté d'italien en flamand’: en ongetwijfeld is het op zijn gezag dat Goldberg, p. 53) ‘Den Grooten Cathoon’ ‘eine Uebersetzung aus dem Italienischen’ noemt. Las Graesse ook italschen uit vbalschen? De titel bewijst echter voldoende dat het ‘walsch’ de bewerking van Premierfait is geweest; zie onder Fransch. |
| |
| |
1632. |
Catoos koppel-dichten van de Seden vertaeld ende berijmd door Samuel Ampzing, Haerlem, Adriaen Roman, 1632. Eene vertaling op verzoek van ‘T. Schrevelius, Rector der opentlijke Stadsschole binnen Leijden’ gemaakt: vgl. voorrede, opdracht en lofvers. ‘Gij ziet’ zegt A. in de opdracht: |
‘- Cato hier door mij plat Neerlands spreken,
Waer in mijn lust en vlijt ook dubbel is gebleken,
Als ik tot elke spreuk tot tweemael rijmen vin,
Eens naer der woorden eysch en een meest naer den sin.’
|
Een staaltje vindt men in de Aant. op IV. 4. De vertaling omvat ook de Epistola en de breves Sententiae. |
|
1669. |
Het ‘tweede Schock’ van Roemer Visscher's Rommelsoo vangt aan met: ‘Kleyne Gedichten uyt Cato om op Tafelborden te schrijven.’ De vertaling, doorgaans zeer vrij, en vaak niet meer dan een toespeling, betreft de volgende disticha: 1 = I. 7; 2 = I. 21; 3 = I. 22; 4 = I. 24; 5 = IV. 8; 7 = III. 4; 8 = II. 23; 9 = II. 28; 10 = II. 27; 11 = I. 13; 12 = III. 12; 13 = I. 19; 14 = II. 2; 15 = IV. 16. Om in nos. 6 en 33 ook Disticha te willen zien, schijnt mij gezocht. |
|
1679. |
Dionysii Catonis Disticha de moribus, cum grammatica constructione et vernacula [i.e. belgica] interpretatione ac declaratione latinâ. Posterioribus melioribus; adag. Roterodami, apud Viduam Arnoldi Leers, bibliopolae. (Daarachter de lat. tekst nog eens afzonderlijk.)
Bij IV. 1, IV. 3 en IV. 16 toevoegsels in nederl. verzen. Herdruk: Amstelodami, ex officina Boomiana, 1706. (Beide aanwezig in de Bibl. van het Erasm. Gymn. te Rotterdam). |
|
1700. |
Zedevaerzen en Zinspreuken van Dion. Cato aan zijn zoon. Overgezet en op rijm gesteld uit de Latijnsche taal door H. Brand, 's Gravenhage, Abr. Troyel. 1700. (Graesse II. 84 teekent hierbij aan: Cette trad. fait proprement parti de l'éd. du texte publiée sous la même date par le même auteur sous ce titre: Catonis Disticha cum Des. Erasmi expositione. Eadem graeca per Jos. Scaligerum). |
|
1759. |
de ‘versio belgica’ in Dion. Cat. Dist. adorn. flosc. poet. (zie onder Latijn), nova volgens de dáár aangeh. noot. Zie voorts op: 1778. |
|
1760. |
Dionys Katoos Tweelingsveerzen wegens de zeeden, Amsterdam, |
| |
| |
|
Erven Haffmann; vgl. Jonckbloet, Die. Cat. p. VIII3). Proza? Of een oudere (eerste?) druk van het volgende: |
|
1778. |
Dion. Catonis Disticha de moribus ad filium, in Belgicum sermonem conversa. Accedit Constructio Grammatica. Dionys Katoos Tweeling vaersen wegens de zeden aan zynen zoon. In de Nederduitsche sprake overgezet. Hier is bygevoegt de Spraekkunstige Woortvoeging. Utrecht, Wed. van Poolsum. (Verschillende van de onder 1679 genoemde ed. Blijkens de voorrede is dit boekje een herdruk, en volgens diezelfde voorrede heeft de uitgever ‘[verworven] dat [iemant] deze Tweelingvaerzen, die hij in even zoo veele Duytsche Tweelingvaerzen begrepen had, en onder zyne papieren bewaerde, ons [die voor deze uitgaaf] overgaf.’ De dichter wenschte evenwel niet genoemd te worden. Vergelijking doet zien, dat dezelfde rijmpjes alreeds dienst deden in de Dist. Cat. adorn. flosc. poet. (zie onder: Latijn). Achterin vindt men: Dion. Catonis Dist. (etc.) melius digesta et quorundam locorum vitaeque humanae disciplinam accommodata, in usum Gymnasii Hieronymiani, [auctore Chr. Saxio, vgl. Ebert, sub no. 3727; Hauthal, a.w. p. XXXVIII13)]. |
|
1835. |
D. Cato's Zedekundige tweeling vaerzen voor zynen zoon. In het Nederduitsch overgebragt, Amsterdam. (Graesse II. 84). (Proza of Poezie? Herdruk van het vorige?) |
| |
Duitsch.
De geschiedenis der duitsche vertalingen van Cato's Disticha, van Notker III tot Seb. Brant vindt men in het werk van Dr. Friedrich Zarncke, Der deutsche Cato Geschichte der deutschen Uebersetzungen der im Mittelalter unter dem Namen Cato bekannten Distichen bis zur Verdrängung derselben durch die Uebersetzung Seb. Brants am Ende des 15. Jahrh. Leipzig, Wigand. (VI en 198 pag.).
|
In hoeverre p. 70, α (de oude drukken) uit Graesse's Trésor II. 84 kan worden aangevuld, is alleen te zeggen bij volledige kennis althans van aanvang en slot van al het daar genoemde. - Aan p. 81 (Zweite stufe; jüngere gesammtbearbeitung) kunnen worden toegevoegd de teksten: een fragment uit de 14e eeuw, afgedrukt in: Notizenblatt der hist.-stat. Section zu Brünn, 1855 no. 7, p. 59 vlg.; benevens een volledig hs., 14e eeuw, pap. 4o, aanwezig in de fürstl. Dietrichsteinische Bibliothek te Nikolsburg (Moravië), |
| |
| |
|
gemerkt: 30/1. (Feifalik, in: Sitzungsber. d. kais. Ak. d.W. (Wien) Phil.-Hist. Cl. 36. Bd. p. 217 noot 6). - Aan p. 160 (2. Jüngere rein niederd. übersetz.) het volgende hs.: Mscr. Nov. nr. 535. 16. fo XV. eeuw. pap. fol. 42a-50b, ter Bibl. te Wolfenbüttel. (Geen zuiver Nd., doch deze tekst geeft hier en daar stellig betere lezingen). - Aan p. 189-190: het hs. dat Zarncke bij Weigel zag, is nu in het Britsch Museum, Additional ms. 24946. (Zie Catal. of Romances Brit. Mus., 1883, p. 836, sub 42). - Vgl. voorts bij p. 72, Zarncke in: Ber. d. kgl. sächs. Ges. d.W. (Leipzig) Phil.-Hist. Cl. 17. Bd. (1865) p. 102, en bij p. 71, Zacher's Zs. f. deu. Phil. XV (1883) p. 289 vlg. (teksten der oudste duitsche ‘Gesammtübersetzung’). |
1490. |
Cato in latin durch Seb. Brant getütschet.. Oudste bekende ed. z.j. en pl. doch waarschijnlijk omstreeks 1490, Basel, Mich. Furster. Herdrukken bij Graesse II. 84. Het laatst uitgegeven door Zarncke, Narrenschiff. p. 131-137 incl. [In het Narrenschiff gaf Brant nog andere vertalingen van de volgende disticha; I. 39 (cap. 21, vs. 13-16), II. 4 (cap. 3, vs. 25, 26), III. 3 (cap. 41, vss. 13, 14 en 29, 30), IV. 4 (cap. 3, vs. 25, 26)]. |
1544. |
Catonis Disticha mora Erasmo Roto latino castigatore novissime Polonico et Germanico idiomate exornata. Krakau. 1544. |
1551. |
Catonis Disticha germanice ita reddita ut pueri facile et lat. et germ. linguam una eademque opera condiscant. Tiguri, Froschover. Graesse II. 84: ‘La traduction est de Jean Frieze’. |
1629. |
De vertaling van Opitz verscheen waarschijnlijk voor het eerst in: Deutscher Poematum Anderer Theil zuevor nie beysammen Theils auch noch nie herausgegeben, Breslau 1629. Daum, in zijne ed. Cygneae, 1662, nam haar op, ook prijkt zij in de Dist. adorn. flosc. poet. (zie p. 90.)
Voorts noemt Graesse II. 84 nog als vertalers Abr. Morter 1584, G.L. Appel 1734, Pistorius 1816; en vindt men bij Preuss, Bibl. Scriptor. Classicor., 2e Abth. (ed. 1882) p. 110: Cato mit teutschen Versen erklärt von L.C. Rühlen, 1736; Des Dion. Kato vier Bücher - in teutscher Uebersetzung von I.M. Fleischner, 1832; en: Gebete, Lieder u. Gedichte. Angehängt ist eine Uebersetz. der Sittensprüche Cato's, von F.F. Franke, 1838, 1839. - Zie nog onder Fransch op de vert. van Boulard, an VI [1798]. |
| |
| |
| |
Fransch.
Anglo-normandische berijming van den monnik Everard, (‘auerard le moine’ vs. 29 en 31; vs. 1135 ‘pechur euerard’). Wie hij was, zie de literatuur bij Goldberg, Die caton. Dist. p. 11 noot 1). De taal van het gedicht is stellig uit de 2e helft der 12e eeuw.
Hss.:
Arundel-ms. 292. Brit. Mus (± 1250). Zie Altdeu. Blätter II. 141, de beschrijving en even staaltje. |
Notre-Dame, 277; nu: 25507 Bibl. franç. XIIe S. Uitgeg. door Le Roux de Lincy, Livre des Proverbes II. p. 359 vlg. (Staaltje zie Aant. op IV. 4.) |
Lambeth-ms. 371, zie Cursor Mundi, V. p. 1668 (Brock, over eng. Cato's). |
Vernon-ms. Bodleiana, fol. 309 vlg. (Goldberg, p. 12), Latijn, Anglo-norm. en Eng. naast elkaar. |
Additional-ms. 22283. Brit. Mus. (Simeon-ms.). Slechte copie van het vorige. (Goldberg, p. 12, 13.) |
Vertaling van Helys de Winchester, navolging van Everard; Harley-ms. Brit. Mus. 4388; Corp. Chr. Cambr. 405; Coll. St. Joh. Bapt. Oxon. fol. 395; vergelijk over dezen tekst Warton, Hist. of Eng. Poetry (herdruk ed. 1778 en '81) p. 430, 431 noot 6); Hist. litt. de la Fr. 18, p. 826-830; Wright, Biogr. Brit. Liter., Anglo-norm. Period, (1846) p. 124, 125; aldaar eenige proeven uit dit werk.
‘In the British Museum there is another Anglo-Norman version of Cato, in a manuscript of the earlier part of the fourteenth century (Ms. Harl. 4657) which is also written in the same measure as that of Everard; and I am inclined to think that the author took Everard for his model, but he has disguised what he has borrowed much more effectually than Helys of Winchester’: Wright, a.w. p. 128.
Catons en romans, door Adams li Clers, Harley-Ms. 4333 Brit. Mus. fol. 115-117b. Vgl. Paulin Paris, Manuscr. franç. t. VI. p. 342, die een hs. noemt waar de schrijver ‘Macé de Troies’ heet. Zie Catalogue of Romances in the Dept. of Mss. Brit. Mus. (1883) I. p. 811.
(Bij Roquefort, De l'ètat (etc.), Paris 1815, vindt men p. 231 ook nog genoemd: Adam de Guiency, Adam de Suel, Jehan de Paris ou du Chastelet, allen uit de 13e eeuw. Daar de nos. der hs. toch veranderd zijn, noem ik die niet.)
Provençaalsche (?) teksten bij Ideler, Gesch. (der prov. ?) Litt. p. 177, en proeven: Sprachproben, p. 17. (Beide werken bleven mij onbekend.
| |
| |
‘Ci commencent les dis et proverbes des sages et premierement Catons dist.’; ms. coll. Mariae Magdal. Oxon, xli. fol. 208. (Zie: Catal. Codd. Mss. Coll. et Aull Oxon.).
Lefèvre's Cato, vertaling in quatrains. De dichter noemt zich bij begin en slot:
Je suis Feure, si scay le mistière,
Que deux pevent forgier d'une matière;
en:
Cathon finist, qui fut saiges et preux:
Ces nobles vers acomplist deux et deux;
Mais moy Fevre, qui ne scay le fer batre,
En cest dictié ay fait de deux quatre.
Brunet, Manuel, kol. 1671 over den auteur: ‘Fevre ou Le Fevre (probablement Jehan Le Fevre de Therouenne, auteur du Matheolus)’. Zie ook: Hist. litt. de la Fr., 13, p. 828-830.
Hss.: Kon. Bibl. 's Gravenhage, no. 711. Afgedr. door Jbl., Dietsce Catoen, p. 61-78.
Bibl. te Douay (Brunet, kol. 1671).
Bibl. te Chartres (ibidem). ‘Cy commence Chatonnet en francois que translata maistre Jehan le Fevre et en fist de ii vers quatre’.
(Waarom noemt Robert, Fables inéd., 1825, I. p. LXXX, den dichter ‘Jehan Dickeyman, dit le Laboureur’?)
Lefèvre's Cato is ook gedrukt, doch niet op zijn eigen naam: immers ‘Les mots dores de Cathon en françois et en latin, auecques bons et utiles enseignements proverbes adages autorites et ditz moraux des saiges, etc. Paris, Jehan Longis, 1530’ is (Brunet, kol. 1670) ‘une traduction anonyme qu'on a attribuée à Pierre Grosnet (ou Grognet).’ Vergelijkt men het laatste quatrain der ed. van 1533, getit,: ‘le second volume des motz dorez’, met Le Fevre's slot, dan blijkt het, dat deze Grosnet plagiaat beging:
Cathon finist qui fut le saige et preux,
Ces nobles vers accoupla deux et deux,
Mais le facteur qui se voulloit esbattre,
En cest escript en a faict de deux quatre.
(De ‘Bibliophile Jacob’ noemt, Sciences et Lettres an Moyen-âge, p. 358, de ‘motz dorez’, maar wat hij omtrent Marcol zegt, is geheel onjuist.)
Proza-paraphrase van Premierfait. |
In hs. aanwezig, o.a. ms. 1105 |
| |
| |
|
Bibl. franç. (XVe eeuw), vgl. Goldberg a.w. p. 62. Voorts in vele drukken bekend: de oudste, ± 1480, doch zonder plaats of jaar, is waarschijnlijk te Lyon verschenen. De titel luidt: Caton en françoys. en ce petit liure est contenue brieufve et utile doctrine pour toutes gens, laquelle est prinse et composee sur le cathon auec aulcunes additions et auctoritez et aussi plusieurs histoires ou le mirouer regime et gouvernement du corps et de l'ame. De verschillende edd., wier titels ook eenigszins onderscheiden zijn, vindt men bij Ebert no. 3739; Brunet, kol. 1669, '70, en Suppl. I. 226; Graesse, II. 82. - Deze paraphrase is het voorbeeld van Caxton's engelsche bewerking (vgl. Goldberg, a.w. p. 51 vlg.) en voorts het origineel van Den grooten Cathoon. De fransche tekst zelf is weder een sterk verkorte bewerking van: Philippi de Pergamo Speculum regiminis alias Catho moralizatus. Colophon: Explicit catho moralizatus Deo gratias; z.p.o.j. volgens Hain, (Repertorium, n. 4711) ao 1475. Ex. ter Kon. Bibl. te 's Hage.
Misschien is het deze Cato ‘en latin avec traduction française’, die genoemd wordt onder de leerboeken van den achtjarigen Charles de Berry (zoon van Karel VII) 1454-'5 (zie p. 6).
Welke tekst mag bedoeld zijn bij Ducange, i.v. Lecator? Daar wordt, onder meer, aangehaald: ‘le Caton en Roman ms. N'ailles pas ô Lecheours (etc.).’ |
1536. |
Mathurinus Corderius, Disticha de moribus cum latina et gallica interpretatione. Parijs, Robert Stephan. Voor verschillende edities vergelijke men: Brunet, Graesse; ook Arntzenius, Dist. Catonis, 2e ed. p. XIII, noemt een druk: Lugduni, Seb. Gryphius, 1533. Het is de beroemdste schooluitgaaf; zij zou dan ook meer dan 100 drukken hebben beleefd. Over Cordier: Goldberg a.w. p. 63, 2), V.d. Meersch, Boek van Catone p. 8, 1). |
1541. |
Les quatres livres de Caton .... traduits en rithme françoise avecq epigrammes (etc.), le tout par Fr. Habert. Drukken bij Brunet, kol. 1672, en Suppl. I. 226. |
1584. |
Distiques de Caton pour les bonnes moeurs, trad. en rymes par Est. du Tronchet, Paris, Leon. Cavellat, 8o. |
1752. |
Préceptes de la vie civiles attribués a Caton mis en distiques latins et traduits en vers français (etc.) [par l'abbé Salmon]. |
| |
| |
|
Paris, 12o. Zie Graesse II. 83. Deze vertaling werd toegevoegd aan de Historia Critica Catoniana, ald. p. VI (zie pag. 75). |
1759. |
De fra. vertaling in: Disticha adorn. flosc. poet., nieuw volgens de boven, p. 90, medegedeelde noot. |
[1798.] |
Les distiques de Caton en vers latins, français et allemands avec une trad. interlinéaire de ces derniers [par Boulard], Paris, an VI, 8o. Vgl. Graesse II. 83. |
[1803.] |
Les distiques de Caton en vers latins grecs et françois suivis par quatrains de Pibrac en prose grecque par Dumoulin, le tout avec des traductions interlinéaires ou litéraires du grec [par Boulard], Paris, an XI, 8o. Vgl. Graesse II. 83. |
1837. |
Catonis disticha de mor. in gallicos versus translata (cum textu) quibus acced. ad explanandas quaest. de auctore et eius doctrina morali Diss. Auctore I. Travers. Thesis, Caen, 1837. |
1868. |
Caton. Distiques Moraux. Traduction nouvelle par Victor Develay. Paris, Libr. der Bibliogr. Vgl. Bibliotheca Philologica, 1868, Juli- Dec. p. 138. ‘Tiré à 500 ex. sur papier vergé de Hollande, à 12 sur papier de Chine et à 1 sur peau velin. - Ac. des Biblioph.’ |
| |
Engelsch.
[Volgens Goldberg, a.w., p. 7, 8, zijn de Disticha Catonis waarschijnlijk alreeds vroeg naar Engeland gebracht, door geleerden als Benedictus Episcopus bijv. In de noot voegt hij er bíj: Da Alcuin den Cato kannte, so ist an zu nehmen, das die Disticha sich über Mittel-Europa nach Brittanien Ende des 8. Jahrh., wohl auch schon früher, verbreitet hatten. Of echter Alcuinus de Disticha nog terwijl hij in Engeland leefde, heeft gekend, is op zijn zachtst onzeker: dat hij ze later aan het hof van Karel kende, staat alleen dan vast, wanneer hij werkelijk de steller is van het stuk: Carolus Magnus, opus contra synodum, quae in partibus Graeciae pro adorandis imaginibus gesta est (vgl. ed. Heumann, Hannover 1731, p. 391); immers hierin wordt het Dist.: Somnia ne cures - [II. 31] aangehaald. Het is hier de plaats om er even op te wijzen, dat deze acte in alle uitgaven der Disticha als Capitulare de non ador. Imag. werd vermeld, totdat Zarncke, Deu. Cato 1852, p. 7, noot, en vooral pp. 184, 185, aan deze dwaling een einde heeft gemaakt].
| |
| |
Werkelijk vermeld vindt men de Dist. Cat. in Engeland voor het eerst in een hs. uit het begin der 9e eeuw (ms. Cotton. Domitian. A. 1), dat o.a. (fol. 55vo) een catalogus bevat van de bibliotheek van Athelstan. De plaats luidt: ‘this syndon tha bec the AEthestanes waeran ..... Glossam super Catonem. (Het is natuurlijk een lat. geschrift: de reden geeft Goldberg, a.w. p. 8).
Zie: Goldberg, a.w. p. 8; Wright, Biographia Britannica, London, 1842, I. 38.
De eerste engelsche bewerking van Cato's spreuken vindt men vermeld in: Gerhardi Langbainii adversaria, ms. 23, bibl. Bodleiana Oxon. op pag. 229 met het opschrift: Catonis Disticha de moribus cum paraphrasi Saxonica. Goldberg, a.w. p. 9, meent eer aan een interlineaire vertaling dan aan een paraphrase te moeten denken: wat den tijd betreft, stelt hij den text vòòr 950, ofschoon het hs. (op papier) veel jonger is.
Zie, behalve Goldberg, t.a.p., ook Coxe, Catal. Mss. Bibl. Bodl. Oxon. Vol. III.
Voorts heeft men:
Der Altenglische Cato, eine Übertragung u. Bearbeitung der ‘Disticha Catonis’ Dissertation (Göttingen) von Dr. Julius Nehab. Berlin, 1879. Het is een proza-text, vroeger uitgegeven: door Müller, Collectanea anglosaxonica, Havniae, 1835, p. 28-48; door Kemble, the Dial. of Salom. and Saturn., London, 1848, p. 258-269; en gedeeltelijk door Wanley, Catal. libror. anglo-saxonicorum, p. 168; Müller en Nehab hebben al de 3 bekende hss. gebruikt. Deze tekst wordt door Nehab, p. 1, zeer oppervlakkig vòòr 1066 gesteld; Goldberg, p. 10, plaatst hem in het laatst van de 10e eeuw. Het is niet uit te maken, wie de vertaler is: daarover Nehab, p. 73; Schleich, Anglia III, p. 396; Cosijn, Tijdschr. I. p. 151; Goldberg (p. 9, 10) laat er zich niet over uit.
Der Altenglische Cato, berijmde tekst, uitgegeven door M.O. Goldberg, Die catonischen Distichen während des Mittelalters in der englischen und französischen Literatur, I. Theil, Der englische Cato. Inaugural-dissertation, Leipzig, Joachim & Jüstel, 1883, p. 11-41. Allèèn de text werd door Goldberg opnieuw afgedrukt in Anglia VII. p. 177 vlg.
Deze berijmde disticha zijn een vertaling van den anglo-normandischen tekst van den monnik Everard, doch soms is het Latijn meer dan het Anglo-normand. gevolgd. In de beide hss. komt de oud-engl. tekst naast een latijnschen en den anglo-norm. voor. Op vernuftige wijze besluit Goldberg (a.w. p. 33), dat de tijd der vervaardiging van het origineel
| |
| |
omstreeks 1300 moet wezen. Hss. (Arundel, ms. 292? naast het Anglonorm.?), Vernon-ms. Bodl. 309, Additional-ms 22283. Brit. Mus.
Berijmde Cato-vertaling, afgedrukt door E. Brock ‘with notes of other English versions (t.w. die van Nehab, Goldberg en Burgh)’ in: Cursor Mundi, ed. Morris, (Early Engl. Text Soc. vol. 68) V. App. IV. p. 1668 vlg. Zie: Anglia III. p. 395; The Academy, March. 8, 1884. Deze fragmentarische tekst, Fairfax ms. 14. Bodl., mag terecht ‘buried’ in den C.M. heeten, niettemin werd ik in staat gesteld eene proeve mede te deelen (Aant. op IV. 4), waaruit blijkt dat hij eene andere, en in vorm getrouwere navolging is van Everard's Cato. De tekst (378 vss.) eindigt: Stokyndrig scripsit istum librum. Uillelmo Keruour de Lancastre.
Nog worden vertalingen genoemd bij Hauthal a.w. p. X3: ‘Cantabrigiae in Univ. Bibl. - alii pauci Catonis codices Mss. adservantur recentiores - ut Ee. IV. 31, no. 1041, foliis 17 membran. et chartac. constans - Catonem continens cum versione Anglica. tum 77, H. 9, n. 1237. Cod. chartac. praeter preces Anglicas versibus simili exitu compositas 19 foliis Catonem una cum versione Anglica complectitur.’
Voorts verwijst Schleich, Anglia III. 395, naar Warton, History of Eng. Poetry, ed. Hazlitt. 1870, p. 133 vlg. (Over ‘The disticha of Cato transl. into English verse’ genoemd sub no. 522 (fol. 7) III in den Catal. Libr. mss. Bibliothecae Burncianae, part. II. p. 158, ‘no. 3 of adversaria of Dr. Th. Morell, XVIII cent.’ kan ik geen nadere opgaaf doen).
Parallellen, die evenwel nog niet aan de Dist. Catonis ontleend behoeven te zijn, vindt men dikwijls in de oud-eng. gnomische litteratuur; vgl. de Gnomica codicis Exoniensis, de Gnom. cod. Cottoniani en de foeder lârcwidas van cod. Exon. (Het voornaamste hieruit bij Nehab a.w., p. 5 en 6.) Voorts Hendings Proverbia, en de Proverbia van Alfred (Goldberg a.w. p. 10, 11). - Een optelling van de Disticha die Chaucer (blijkbaar aan Everard's Cato) ontleende geeft Fiedler in Herrig's Archiv, II. 396. - In ‘the Vision of Piers the Ploughman’, ed. Skeat, 1881, wordt Catoun als dienstman van Resoun genoemd, IV. 16; voorts wordt VI. 317, Dist. I. 21; VII. 74, Brev. Sent. 23 en VII. 150, Dist. II. 31 aangehaald. - In Udall's Roister Doister (1553), ed. Arber, 1869, Act. II. 2, (p. 17) wordt Cato's naam genoemd.
1470. |
Burghs Cato, (berijmd). In hss. en drukken aanwezig, vgl. Goldberg, p. 45, 46. Benet Burgh's persoon, ald. p. 44, † 1483; zijn Cato-vertaling ± 1470, ald. p. 47, oorspr. voor het onderwijs bestemd (zie p. 6). Dat Burgh en niet John Lydgate de bewerker |
| |
| |
|
is, toont Goldberg aan p. 41, 42, 43. Bij Lowndes, Bibliographers Manual, wordt deze bewerking verkeerdelijk onder ‘M. Porcius Cato’ genoemd: ook leest men bij hem nog de dwaling betreffende Lydgate. Tevens schijnt het hem onbekend te zijn, dat Copland's ed. 1557 een herdruk van Burgh's Cato is; vgl. Goldberg, p. 48, 1). Vgl. voorts Hauthal, a.w. p. XVII, sub 3. |
1483. |
Caxton's Cato (proza), voltooid 1483, en ‘translated out of the frensshe’, alles naar zijn eigen getuigenis; vgl. Goldberg, a.w., p. 51-62 incl. Het fra. origineel moet geweest zijn de ed. boven, pp. 97, 98, genoemd, blijkens den titel aan het slot: ‘the myrour of the regyme and gouernement of the body and the sowle.’ Hauthal noemt Caxton's werk, p. XVII en XVIII. sub 4, doch schijnt het Engelsch niet nauwkeurig te hebben gelezen, daar hij meent, dat uit de voorrede blijkt, dat Burgh de vertaler is.- Het boek is zeer zeldzaam. |
1553. |
Robert Burrant's (berijmde) Cato, 1553, een schoolboek. Vgl. Hazlitt, Handbook; Goldberg, a.w., p. 62, 63. Meermalen met gewijzigden titel herdrukt. |
1584. |
Cato construed (etc.) First doen in Latin and Frenche by Matur. Corderius and now newly englished to the comfort of all young Schollers. Imprinted at London for Andrewe Maunsell (etc.). Hazlitt, Handbook; Lowndes, Manual; Goldberg, a.w., p. 63. |
1585. |
Bulloker, The short sentencez of the wyz Cato in true ortography with grammar Notz. In knuppelverzen (‘doggerel’). Hazlitt; Lowndes; Goldberg, p. 63. |
1612. |
Cato's precepts and sententiae Pueriles translated gramatically by John Brinsley; Lowndes, p. 392. |
1624. |
Cato in English Verse by John Penkethman; Hazlitt, p. 79. |
1636. |
Cato variegatus or Catoes morall Distichs translated and paraphras'd - in English verse. By Sir Richard Baker. (Lowndes, p. 392; ‘The distichs of Cato in Latin verse, with several poetical English Translations’). |
| |
| |
1704. |
Cato. Disticha de moribus (Lat. & Angl.) a Car. Hoole; Lowndes, p. 391. |
1735. |
Cato's Moral distichs englished in couplets with some account of the piece and conjectures concerning its author by Benj. Franklin, 1735. Philadelphia, B. Franklin. |
1737. |
(Catonis Disticha) cum grammatica constructione et Anglica interpretatione. Jo. Wilson, Edinburgh, 1737. |
1759. |
De eng. vertaling in: Dist. adorn. floscul. poet., nieuw volgens de p. 90 meegedeelde noot. |
1771. |
(Disticha Catonis). Bij W. Bailey, London, 1771. Vertaling? (Zie: Preuss, Bibl. scriptor. class. 2e Abth., p. 110). |
| |
Italiaansch.
Een italiaansche bewerking werd naar het hs. uitgegeven door Vannuci, in den Raccogliatore di Milano, 1827, en afzonderlijk in: Libro di Cato o tre volgarizzamenti del libro di Catone de' Costumi, due publicati ora per la prima volta, l'altro ridotto a meglior lezione con note e con indici delle voce più notabili. Milano, Stella e figli, 1829, (Brunet, kol. 1673).
Die altvenetianische Uebersetzung der Sprüche des Dion. Cato, afgedrukt door Tobler, in de Abh. der k. preus. Ak. der Wiss., Berlin, Phil.-Hist. Classe, 1883, 87 pp. Ook afzonderlijk. Hs. uit de 2e helft der 13e eeuw.
Een hs. der Ricardiana, door Vannuci, uitgegeven in zijn Libro di Cato, 1829. Zie boven.
Cathonis disticha de moribus (latine et italice), Neapoli, Arnoldus de Bruxella, (absque anno). Vgl. Fr. de Licteriis, Bibl. Neapol., vol. I. 169.
1475? |
Incipit liber Cathonis in vulgares rigmos translatus a dn̄o Catellucio de Campania milite, praetermissa Cathonis prosa. (4o). Vgl. de aant. van Hauthal, p. XX, XXI, en Brunet, kol. 1673, (o.a. ‘fort rare’). Elk distichon wordt door zes ital. verzen gevolgd. Naar een hs. afgedrukt door Alf. Miola in den Propugnatore, XI. 2, 319, (1878). |
| |
| |
1487. |
Incomenza una breve et utile expositione cum la sententia et constructione del sapientissimo Catone. Bononiae per me Platonem stampatorem, 1487, 4o; Brunet, kol. 1673. |
15 ..? |
Lo Cato disponito, el qual insegna molti belli amaistramenti, et e molto utile alla gente che se diletto de virtu, et boni costumi per loro et per le familia sua. Aan het slot: In Milano per me Valerio et Girolamo fratelli de Meda. Brunet, kol. 1673, ‘(sans date, XVIe s.) pet. in 8. Texte latin avec la trad. ital. rimée.’ |
1555. |
Cato tradotto de versi latini in volgari (terze rime) con nove epitaphie de homini et donne famose, con diligentia per Notturno Napolitano. Venetia per Mattio Pagano, ao, 1555, kl. 8o, Brunet, kol. 1673. |
1620. |
Li morali et sentensiosi Versi di Catone tradotti in terza rima dal R.D. Pier. Franc. Penazzi, Prete Veronese. Verona, presso Aug. Trano. 1620, (4o) Graesse, II. 83. |
1629. |
Versi di Catone ridotti a metodo dimostrando come contengono i principali Precetti della Christiana Religione; Girol. Bonfacio. Rovigo, Dan. Besuccio, 1629. Graesse, II. 83. |
1734. |
Vertaling in het Ital. door Dom. Mar. Manni (ao 1734) opnieuw uitgegev. door Vannuci, Libro di Cato (etc.) 1829, zie boven. |
(Vgl. nog: Paitoni, Biblioteca degli autori antichi greci e latini volgarizzati; Venezia 1766, I. 200.)
| |
Spaansch.
1563. |
Exemplos de Caton. Impresso con licencia en Burgos en casa de Felippe Junta. An̄o de MDLXIII. ‘in 4. 12 ff., portr. et fig. s. bois’: Brunet, Suppl. I. 226. |
| |
Boheemsch.
Een vertaling uit de eerste helft der 14e eeuw, in zes hss. aanwezig (waarvan 2 uitgeg. door Dobrovsky en Hanka, vgl. Graesse II. 84), medegedeeld door J. Feifalik, Der altböhmische Cato, in: Sitzungsber. d. kais. Ak. d. Wiss. (Wien) Phil.-Hist. Cl. 36. Bd. (1861), p. 211-247. Niet (als beweerd is) naar de oud-duitsche bewerking gevolgd, vgl. t.a.p. p. 216-218.
| |
| |
Vertaling door Paulus Aquilinas (Graesse II. 84 noemt hem Aquinatis) 1558; Feifalik, t.a.p. p. 211.
Vertaling door Johan Amos Comenius, 1670; Graesse, II. 84, Feifalik t.a.p. p. 211.
Catonis Sententiae morales distichae de moribus ad fil. Pragae 1834 (Lat. en Boheemsch), Preuss, Bibl. Scriptor. Class. 2e Abth., ed. 1882, p. 110.
| |
Poolsch.
Vertalingen van 1535 (door Fr. Mymerus Silesius), 1582 (door Seb. Klonowicz), 1610 (door: ?), 1638 (door J. Gulinski); zie Graesse, II. 84; Feifalik, t.a.p. p. 212 noot, verwijst naar de werken van Jocher en Maciejowski.
| |
Magyaarsch.
Feifalik, t.a.p. p. 212 noot, vermeldt eene proza-vertaling uit de 17e eeuw, afgedr. in Magyar Prózair (etc.), Pest 1858.
Graesse, II. 84, noemt vertalingen van Andr. Illyes (1710), L. Nagy (1756) en P. Füssi (1762).
| |
Zweedsch.
1733. |
Dionysii Catonis Disticha, öfversättning på Svensk Vers af D. Trautzel, Stockholm 1733, 8o. Graesse, II. 84. |
|
|