De 'Disticha Catonis' in het Middelnederlandsch
(1885)–Anoniem Duytschen Catoen, Den– Auteursrecht onbekend
[pagina 106]
| |
Bijlage III.
| |
[pagina 107]
| |
Cato den grondslag; hetgeen tevens de reden is waarom, met één enkele uitzonderingGa naar voetnoot1), al die Tafelwetten den vorm vertoonen van den duitschen Cato (tweeregelige rijmen). Dat dus de parodieering van de zóó ontstane ‘Tischzuchten’ - dienstig om onbehouwen lomperds en botteriken aan de kaak te stellen, en vervat in het gedicht ‘Wie der meister (etc.)’ - door haar vorm aan den duitschen Cato kan herinneren, al heeft de inhoud daarmede niets gemeen, wordt op deze wijze volkomen duidelijk. Zarncke ziet in deze parodie van Cato ‘die älteste spur eines Grobianus’ en zoo wordt zij vrij algemeen beschouwd. Het is niet onaardig hier even te vermelden, hoe ook, omgekeerd, in den Grobianus de herinnering aan Cato steeds bleef voortleven. Hans Sachs, die óók drie gewone Tafelwetten schreef, koos voor zijn ‘Die verkert dischzuecht Grobiani’ de besproken parodie onmiddellijk tot voorbeeldGa naar voetnoot2), en komt dus niet zoozeer in aanmerking; maar wel is het merkwaardig dat Cato genoemd wordt door Dedekind in de Praefatio en in Lib. I. cap. I. vs. 4Ga naar voetnoot3) van zijnen ‘Grobianus.’Ga naar voetnoot4) Ja, men is bij de lezing van dat eerste caput zelfs geneigd te denken, dat D. de oude parodie op Cato heeft gekend, hoewel het gedicht van Hans Sachs de schakel tusschen beide gevormd kan hebben. Het opmerkelijkst blijft evenwel de titel van eene vertaling van D.'s Grobianus, luidende: The school of Slovenrie, or Cato turned wrong side outward. Translated out of Latine, (etc.) by R.F. Sent, London, 1605; een titel waartoe geen der latijnsche of duitsche uitgaven eenige aanleiding kan hebben gegevenGa naar voetnoot5). |
|