Een devoot ende profitelyck boecxken(1889)–Anoniem Devoot ende profitelyck boecxken, Een– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 220] [p. 220] Ga naar margenoot+ No. CLXXXVIII. 1. Minen gheest is mi ontwaect || Hi en can niet meer gheslapen Wat vruechden dat hi maect Die doot wil mi betrapen Hi heeft al sulc beuel Dat hi nu schier moet henen Dus mach ick singhen wel Minen mey die is verdwenen 2. Verdwenen is minen boom Daer en is geen vrucht in bleuen Hoe luttel nam icx goom Doen hi stont schoon becleuen Ick was ionck/ dom/ en snel Nu moet ic suchten en stenen Dus mach ick singhen wel Minen mey die is verdwenen. 3. Die mi in mijnder iuecht Veel bliscappen aen daden Sij en sijn van mi niet verhuecht. Sij en connen mi niet versaden. So waer dat ict vertel Ick en weet op niemant beenen Dus mach ick singhen wel Minen mey die is verdwenen. 4. Wat helpt mi nu het iolijt Dat ick plach te hantieren Die doot coemt sonder respijt Hoe schoon wij ons verchieren. Als ick dit ouer tel Beghinne ick mi te vereenen Dus mach ick singhen wel Minen mey die is verdwenen. 5. Als ick nu in die aerde si Waer sal mijn siel dan varen O God staet mi dan bi. Ende behoedt mi vander scaren [pagina 221] [p. 221] Ga naar margenoot+ Des boosen vyants fel Ende van dat eewich weenen Wilt mi dan alsoe wel V eewich rijck verleenen. || margenoot+ Fo. C.iiij.v-Fo. C.v.r margenoot+ Fo. C.v.r-Fo. C.v.v Vorige Volgende