| |
| |
| |
De Denker.
No. 594. Den 16 May 1774.
[Welke oorzaaken 'er zyn van zoo veele Oneenigheeden tusschen Egtgenooten; en hoe die voor te komen.]
Cur tam diverso mortales tramite pergunt?
Palingenius.
Hoort gy die vrede zoekt en tragt gerust te blyven,
Hoort eenmaal goeden raad: wagt voor het eerste kyven,
Dat is een korte les, nogtans een groote leer,
Want deedje dat ik zeg, zoo keefje nimmermeer.
Maar 't is een meerder kunst een deel verdraaide zinnen
Te brengen over een en weder in te winnen,
't Is vry een grooter werk de togten van den haat
Te brengen tot gedult, en op de regte maat.
Cats.
MYN HEER!
Aan welke oorzaaken moeten zo veele oneenigheden tusschen Echtgenooten toegeschreeven worden? Zou het niet een vaste regel zyn, dat veele Mannen, na eenigen tyd, de zoetigheden des Huwelyks gesmaakt te hebben, eenen afkeer krygen van hunne te voren geliefkoosde, en zo het scheen beminde voorwerpen? Of moet het worden toegeschreeven, gelyk veele willen, alleen aan de beminnelyke Sexe? Of liever, zouden niet veele Huwelyken voltrokken worden zonder te onderzoeken, of de humeuren wel overeenslemmen? Immers worden 'er, gelyk UE reeds meer dan eens hebt aangetoond, veele verbindtenissen alleen om het geld aangegaan, waaruit niet zelden zulke droevige gevolgen van oneenigheden voorspruiten. Maar laat ik UE. nog eene zwaarigheid voordraagen, die ik my verbeelde hier toe meer aanleiding te geeven: ze bestaat hierin,
| |
| |
dat zommige menschen zeer ligtgeloovig van aart, al het geen hun wordt aangebragt, voor waarheid houden, by voorbeeld, Valschhart bezoekt zynen Vriend, spreekt eerst met hem over beuzelingen, eindelyk valt men op het stuk van kwaade Vrouwen: ja zegt hy, myn Vriend! ik beklaag uw lot! Hoe zyt gy aan dat mensch gekomen! Gisteren zyn my staaltjes van haar verhaald! Wat heeft zy, noch ongetrouwd zynde, haare Moeder slegt behandeld! Het is den Hemel geklaagd! Wat hebt gy noch van haar te wagten! Zy bemint u maar in schyn; agter uwen rug spreekt zy niets dan kwaad van u; zy zegt, dat gy haar op eene barbaarsche wyze behandelt, D....s kind is de mooiste naam, dien zy van u ontvangt, ja zelfs gy kunt uwe handen niet bedwingen haar te slaan, enz Hierop werden de hartstogten van zynen Vriend gaande, hy meende te bersten van spyt, want Valschhart wordt, als zyn getrouwe Vriend, geloofd, zyn vloekwoord bevestigt zulks noch meer. Hy neemt daarop afscheid, en gaat heenen, in zyn hart verheugd zulk eene mooie klugt gespeeld te hebben. Wat gebeurt hier op! 's Middags aap tafel bevindt de vertoornde Vriend, dat het vleesch niet naar zynen smaak is; hy neemt daaruit aanleiding tot een gezogten twist; hy vloekt, raast, en tiert, als een bezetenen, tegen zyne Vrouw; verwyt haar, dat ze nergens verstand van heeft, en niet in staat is iet goeds te doen: eindelyk komt het hooge woord 'er uit, hy verwyt haar het bovengemelde, hem door een geloof waardigen persoon gezegd, en voegt 'er by, in het zieden van zyn toorn, dat hy nu genoeg naar zyne gedagten ondervind, dat deeze historie waar is, enz. Mevrouw, door zulk een harden onverwagten storm gaande gemaakt, wordt driftig, toont dat zy haar mondje ook wel roeren kan, en blyft niet in gebreke hem met zwaare bedreigingen af te dwingen, dat hy den man, die zulks gezegd heeft, haar noeme. Voorts verwenscht zy den dag, waarop haar Huwelyk met zulk een Man voltrokken is, en blyft in grammen moede, om dat haar de geischte voldoening geweigerd wordt. Sedert dit voorval is de rust en vrede gebrooken, twist en tweedragt beklimt daar den
| |
| |
hoogen throon; Valschhart is van alles de oorzaak: hy verkeert als Vriend in huis en zyne streeken worden niet opgemerkt; de jonge Lieden zyn voor altoos ongelukkig. O rampzalige verbindtenis, wie verwenscht zulk eenen Echt niet? Wie schrikt niet om 'er eenen aan te gaan. - Behoorde niet het Huwelyk, het welk door den almagtigen Schepper tot een volmaakte vergenoeging in dit leven is geschikt, billyk het eerste en voornaamste voorwerp onzer aardsche zorg te zyn, om de voordeelen, die het zelve ons aanbied, te genieten, en dezelven door verhaasting, agteloosheid of verkeerde beweegredenen niet te verbeuren. Doch zodanig is de blinde verbastering der menschen, dat zy het voldoen van hunne byzondere driften zeer verre de voorkeur geeven. Wat kan men verwagten van een Huwelyk daar het belang of de hartstogten de handen zamenvoegt; daar strydige begrippen de harten verwyden, en daar dezelven door wederzydsch verzuim vervreemd worden: dit is immers de bron van wezenlyk kwaad; waaruit naar myn oordeel de voornaamste oneenigheden voortvloeien. Hoe bekoorlyk is in tegendeel het denkbeeld van eene vereeniging, die, onder opzigt van de Reden en den Godsdienst, wordt aangegaan, door gelykvormigheid van inborst, jaaren en gelyken staat vastgeklonken, en voltooid door wederzydsche gedienstigheden: dit is inderdaad een bron van wezenlyk geluk.
Het zal my tot genoegen verstrekken, indien ik deezen wederom mag geplaatst zien in eene uwer Vertoogen, met byvoeging van eenige nadere oplossing omtrent de oorzaak van oneenigheden tusschen Echtgenooten: hetzelve zal mogelyk van nut kunnen zyn, en tot verbetering van zulken, die in deezen staat hun leven in oneenigheden doorbrengen.
Ik blyve
UED. Dienstw. Dienaar
Amintas.
P.S. Uit dit onderstaande versje, onlangs uit myne pen gevloeid, zult gy zien, dat ik omtrent myne minnekeur ook veranderd ben, hoewel niet op zulk eene losse en onbezonne wyze als veele Minnaars eigen is;
| |
| |
maar met bedagten raade; dewyl het onmooglyk is, dat de liefde aan den eenen kant verflaauwende, gelyk ik klaar bespeurde, aan de andere zyde kan bestendig zyn. Ik schreef dus.
'k Heb Phillis teer bemind om haare zuivre deugd,
En dagt haar ook altoos myn liefde toe te draagen;
Maar 't blad is omgekeerd, myn onbezonnen jeugd
Dus door de min bestierd vind thans geen meer behagen
In dat bekoorlyk beeld, omdat dat door Oudren wil,
Het byzyn van die Maagd my nimmer mag gebeuren:
Dus zoek ik heul en troost by vrolyke Amaril,
My dagt dit beter dan om eene Maagd te treuren.
Nog eens. Zeker Juffer heeft my gevraagd, wat opregt vrijen was, en waarin het zelve bestond? Ik heb haar geantwoord, malkander door wederzydsche gedienstigheden te verpligten, en dus elkanders hart te winnen; en tevens gezegd het UE. te zullen vraagen. Zy is zeer begerig hier over iets van UE nader onderrigt te worden. Ik verwagt zulks van uwe heusheid, als overtuigd zynde, dat UE. ook gaarne iets tot vermaak van de beminnelyke Sexe wilt schryven.
| |
Antwoord.
Moet 'er dan al wêer geschreeven worden over het Huwelyk en de Liefde, die byna zes du zend jaaren beide gedeelten van het Menschdom bezig hebben gehauden? De Brief van Amintas levert geene vrolyke stoffe uit; ik heb meer zin in zynen Post Scriptum. Dan is myn vernuft sneedig genoeg om 'er iets nieuws van te zeggen? Zo ik getrouwd ben, zal men mogelyk zeggen, dat ik den Echten staat van al te naby beschouw om dien wél te kunnen kennen, en ben ik noch een Jongman, dan 'er te verre af, om myne denkbeelden des aangaande met genoegzaame juistheid te vormen: evenwel men verzoekt my niet onheusch om 'er myne gedagten over te zeggen. Ik gaa 'er toe over. De Mannen en de Vrouwen hebben de schuld van de Huwelyks twisten, over en weer, voor en naa den trouw; dit wordt algemeen erkend, en ten smerte van duizenden ondervonden. 't Doet weinig uit te
| |
| |
weeten, wie de meeste of alleen schuld heeft, die heeft nu de Man dan de Vrouw, dan beiden: van meer gewigt is het geene schuld te hebben, of zo de een tot tweedragt aanleiding geeft, zich zo te bestieren, dat men ze, ondanks deeze aanleiding, voorkome en belette. Wanneer men uit eigen belang trouwt, of alleen om bot te vieren aan zyne hartstogten, zal men, zo dra men elkanders gebreken heeft leeren kennen, waar voor men te vooren blind was, of wanneer de hevige driften gestild zyn, volkoemn bloot staan aan verwyderingen, die meest al uit de kleinste beuzelingen ontstaan; waarom men tegen alle kleinigheden meest waaken moet; want komt het op gewigtige zaaken aan, men beschouwt die meer bedaard, en dikwyler, zonder ras tot een besluti te komen; men redeneert 'er te zamen over, en de driften staan zo ras niet op, dan in geringe zaaken, waarin men meestal, juist om dat ze nietig zyn, zyn zin wil hebben. Myn Oom plagt daarom, toen ik een jongeling was, dikwils tot my te zeggen: jongen, als ge trouwt, en gelukkig wilt leeven, pas toch op tegen alle beuzelingen, daar komt de meeste rusie uit. Voorts wordt aan beide zyden, vóór den trouw, te veel vergeeten, dat de Beminde Persoon een en mensch is, die meer onvolmaaktheden heeft, dan men in den korten tyd der vryagie heeft kunnen leeren kennen. Na den trouw vergeet men de Liefde te onderhouden met grooter zorgvuldigheid, dan men te vooren betoonde om ze te winnen. Men wordt veel te agteloos in dit stuk, om dat men, de Beminde magtig geworden zynde, nu denkt alles gewonnen te hebben. Voorts wantrouwt men zich zelven niet meer; men waant, dat de genegenheid, in den aanvang heftig, onveranderlyk is, waarin men zich zo vaak bedriegt. Wy hebben een zeer wispeltuurig hart; wy willen op den duur niet regt in den wagen gaan. Daar van daan dat men Mannen, die de schoonste braafste Vrouwen met moeite gekreegen hebben, daarna naar vuile ontugtige sletten heeft zien hunkeren. Ook mangelt het veelal aan bescheidenheid, inschikkelykheid, en goedaartige zagtheid. Alle jonge Lieden, die trouwen, raade ik daarom, wat veel van deeze deugden
| |
| |
op te doen, en voorspelle hun dan, geruste en vrolyke dagen te zullen hebben. Ik zegge hun, dat, wanneer Getrouwden in eene zaak verschillen, en alle schyn van een opkomenden twist zich opdoet, elk behoore te bedenken, dat de bron des verschils uit een goeden grond voortkomt, en dat men daarom moet toegeeven. Want waarom verschilt de Man van de Vrouw, en de Vrouw van den Man in eenige zaak? (ik onderstel, dat het verschil niet voortkoome uit eene lust om elkander te sarren) alleen, om dat de een meent, dat zyne mening beter zal voldoen aan het welzyn van het Huisgezin dan die des anderen. Wanneer dan, by voorbeeld, myn Vrouw zeer sterk op haar stuk staat, en het volstrekt wil doorzetten, schryve ik deeze drift aan haare groote liefde voor myn geluk en het welzyn van het Huisgezin toe, en ben daarom niet dwaas genoeg om haar met geweld te wêerstaan, alzo ik begryp dat ik deeze loflyke zugt voor myn geluk in der daad zou kunnen, zo niet uitblusschen, ten minsten verdooven, en haar in het vervolg, onverschilliger daar omtrent maaken. Tast zy mis in haar gevoelen, ik merk het met anders aan dan eene dooling, en moet ik die niet vergeeven? Zal ik daar over raazen en tieren? Hebben wy het in onze hand t'elken uure ons verstand volkomen te verlichten? Van mynen trouwdag af heb ik my van deeze handeling met den gelukkigsten uitslag bediend. In zaaken, die duister waren in de uitkomst, stondt ik niet lang op myn stuk; maar gaf ze ten eersten over, weetende, dat zo ik sterk drong, myn zin kreeg, en de zaak viel naderhand tegen myne gedagten uit, myn Vrouw bovens my de overhand zou hebben, en zy my in andere gevallen gelyken uitslag zou voorspellen, en dan noch sterker op haar stuk staan. Zag ik, dat zy eene zaak kwalyk begreep, en egter wilde doorzetten, ik hieldt my eerst wat styf by myne mening, doch gaf ze daarna volkomen over, en de kwaade uitslag, haar daarna beschamende, leerde haar zich of niet, of alleen zagt en met alle tekenen van liefde tegen my te verzetten. Hier door hebben wy nooit van eenig geschil in ons Huis ge- | |
| |
weeten en hebben haast vyfëntwintig jaaren zonder eenig harrewarren geleefd. De Mannen behoorden, getrouwd zynde, geduurig te gedenken, wie zy waren, toen ze vryden, hoe zagt, hoe toegevend, hoe minnelyk; en indien ze dit geduurig deeden, zouden zy zich schaamen voor hunne Vrouwen zich nu in een ander licht te vertoonen. Althans ik doe het zeer dikwils, en heb dan voor my zelven het zoet vermaak van myne liefde op te wakkeren, en ten volle in haare eerste tederheid te gevoelen, indien zy nu al iets daarvan mogt verlooren hebben, dat ik egter ontkenne Behalven dat, bedenke ik veeltyds, hoe veele verpligting ik aan myne Vrouw heb, dat zy, op myne bede zich aan my en aan den slommer van het Huisgezin, voor al haar leeven heeft overgegeeven. Hoe groote een gunst is dit niet! Vrouwen moesten bedenken, dat zy veel nadeel lyden door alle twisten, alzo dit de liefde verbant, en de Mannen traager maakt om de belangen van het Huisgezin te behartigen, behalven dat 'er meer andere nadeelige gevolgen uit kunnen ontstaan. Over en weer moeten Getrowden in het oog houden dat twist elks genoegen stoort, en dus dubbel nadeel aanvoert: men doet een ander lyden aan, maar men lydt ook zelve: of is de twistgierige altoos regt vrolyk, en vergenoegd? 't welk egter de saus van het leeven is.
Voorts kan ik Amintas zeggen: dat Valschhart een volkomen fielt is; zyn Vriend dwaas genoeg van zo zwaare beschuldiging aanstonds te gelooven; was 'er iets van aan, zou Mevrouw zulks al door andere daaden getoond hebben: menschen, dus gesteld, kunnen den aap niet zo lang in de mou houden. Dan ik begryp niet, dat deeze Dame den valschen Vriend niet reeds heeft leeren kennen. In zulke zaaken hebben de Vrouwen anders arends oogen. Dit daar gelaaten, moet ik 'er, voor het overige, by doen, niet te denken, dat veele Huwelyken door ligtgeloovigheid ongelukkig worden, of op den duur zyn; valsche Vrienden blyven niet lang bedekt. Dan het gebeurt, dat de Ouders der Getrouwden den een tegen den ander opmaaken, louter om beu- | |
| |
zelingen. Ongelukkig, die 'er het oor aan leent! Denkt Moeder niet, als zy haare Dogter de ooren vol blaast van dit en dat, door den Man bedreeven, dat zy haar Kind ongelukkig maakt? Gelooft Vader dat ook niet, als hy wat ligt te rellen aan het oor zyns Zoons aangaande de aangetroawde Dogter? Zo Amintas dit in het oog heeft gehad, dan heeft hy een groot, niet naar waarde bestraft kwaad, in de menschelyke zamenleving wél gezien.
Op den eersten Post Scriptum moet ik hem, wien ik eertyds raad gaf, toen hy in Phillis zin hadt, wenschen, dat het beter met Amaril gelukken moge; dan wat eischt hy my in den tweeden te zeggen, wat opregt vragen is? Weet hy niet, die zegt Phillis teêr bemind te hebben, en nu Amaril te lieven, wat dit zy? Kan hy het aan de Juffer, die ik geloof dat zich onnosel houdt, niet zeggen? De liefde maakt immers welspreekend? Laat anders de Juffer maar wat wagten, tot dat zy een opregten Minnaar krygt; want voor dien tyd zal zy 'er weinig nut van hebben: maar staat zy 'er wat sterk op, laat hem zeggen; dat vryen is zich by iemand vry te maaken.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en, zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thierry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A.de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen F. Crebas en L Huyzing
|
|