| |
| |
| |
De Denker.
No. 564. Den 18 October 1773.
[Kwaade gevolgen, als Ouders hunne Kinderen tot een beroep dwingen.]
Talis amor teneat, nec sit mihi cura mederi.
Virgilius.
MYN HEER!
Het is met my gegaan, gelyk het veelal onder de zamenleving by de menschen in zwang gaat; voor dat ik nog op de waereld verschenen was, of ten minsten kort na myne geboorte, had men al over my beschikt wat ik worden moest. - Tot myn ongeluk, te regt mag ik zeggen tot myn ongeluk, was myn moeders broer een Medicyne Doctor, die het geluk had gehad van niet alleen in de Praktyk gekomen te zyn: maar die een inportant kapitaal daar meê gewonnen heeft, en schoon nu een oud man, en zyn practyk al merkelyk besnoeid hebbende, nog dagelyks veel geld 'er meê wind - Men had dan besloten, zo dra ik in de waereld kwam, om van my ook een Doctor te maken, en daar toe moest ik, als iets daar veel van af hangt, den zelven naam van mynen Oom dragen. Onkundig van 't geen over my besloten was, groeide ik, even als alle andere Kinders, onbezorgd op, en leefde, zonder my aan het toekomende veel te bekreunen, ter tyd toe, dat ik met een weinig meêr onderscheiding alles begon in te zien met betrekking tot my zelven. Ondertusschen waren myne Ouders ten eenemaal vervuld met hun opzet, en zo ingenomen met hunne streelende vooruitzigten, van hun Zoon den Doctor geld te zien winnen, dat ze bykans vergaten my behoorlyk te laten leeren Lezen, Schryven en Cyferen; en had ik toen geen gezigt gekregen van de noodzakelykheid dier kunsten, zou ik gewis als de grootste brekebeen op het Latynsche School gemoeten hebben: dog hier in eene byzondere Liefhebbery gekregen hebbende, droeg ik zorg,
| |
| |
dat myn Meester, die zonderling op my gesteld was, myn Vader onderhielt, hoe noodzakelyk het ware, dat ik my in deze Wetenschappen, waar omtrent hy geene reden had om over my te klagen, nog eenigen tyd bleef oeffenen. De tyd kwam eindelyk dat ik op 't Latynsche School moest; en schoon toen myne genegenheid zich al gevestigd had tot een beroep, waar door ik zonder studeren, en dus zonder myn Ouders zo inportant veel geld te kosten, als daar doorgaans meê t'zoek geholpen word, ordentelyk aan de kost zou kunnen komen, moest ik echter aan dat eens en vast genomen besluit voldoen, om Medieyne Docte worden. Zonder my zelven te roemen, durf ik zeggen, dat ik my op het Latynsche School behoorlyk van myn pligt kweet. - Dan van toen af zag ik reeds bergen van zwarigheid voor my opryzen, die ik meende, dat myne Ouders voorby zagen, en ik met de grootste moeite zou moeten te boven worstelen. - Deze bekommeringen vervulden gestadig myne gedagten, en deden my tegen de gewoonte der Schooljeugd zeer stil en zomber zyn. - Echter belette dit alles niet, dat ik de Liefde van mynen Leermeester ten eenemalen gewonnen had. Hy bezat te veel menschenkunde, om niet in my, die zyn byzondere Lieveling, en met wien hy zeer gemeenzaam was, te ondekken; dat my iets mogt deren, 't geen ik voor al de waereld in myn boezem smoorde, en my belette eenig vermaak te scheppen in dat geen, waar naar de jeugd van myne jaaren natuurlyk neigde. Ik verkoos niets, dat naar uitspanning geleek, maar bevlytigde my in het leeren der Talen meêr, dan my opgeleid was. - Schoon dit alles myne braven Leeraar zonderling aanstond, was hy nogtans over my zo zeer bekommerd, dat hy eindelyk, na alvorens my daar toe dikwils aanleiding gegeven te hebben, my met nadruk afvroeg, wat my deerde, zeggende zeer wel te kunnen zien, dat ik eene heimelyke kwelling in myn hart verborg, die myne natuurlyke levendigheid ten eenemaal onderhield, daar by voegende, dat hy my aanmerkte als een zyner beste Vrienden, en daarom my met al zyn hart uit die verlegenheid zou tragten te redden. - Deze betuigingen waren al te sterk en openhartig aan een Leerling, dan dat ik my langer kon ontrekken,
| |
| |
om myn geheim aan hem open te leggen, en inderdaad, om het maar met een enkel woord te zeggen: myn geval trof den braven man zodanig, dat hy terstond myne Ouders ging spreken, en hun afraden hunnen Zoon verder tot de Studie op te leiden, en voor al tot die van Medicyne Doctor; om dat hy vreesde, dat ze my, die zich wel onderdanig en met veel bereidwilligheid aan den wil zyner Ouderen onder wierp, nochtans zoude ongelukkig maken. - Dog men klopte met dit alles hier aan de deur van eenen doven. Zy wisten wel dat ik tegen myn genoegen gehoorzaamde; alles zou zich met my wel schikken, naardien men my bekwaam achte om tot allerlei zoort van beroep opgeleid te worden; kortom hun besluit was reeds by myne geboorte genomen, en dat bleef onveranderlyk. Alles wat ik dan hier mede vorderde, was alleen, dat ik een vriend verworf, aan wien ik mynen nood kon klagen, en die my getrouw met zynen raad ondersteunde! Vyf jaar bragt ik op de Latynsche School door, toen ik ten vollen bekwaam gerekend wierd de Academische Lessen te verstaan. - Maar ach hoe was ik gesteld, toen ik mynen Vriend, en ik mag zeggen myn Vader, naademaal hy my met zo veele teêre zorge behandelde, leide raadde, en in myne drukkende omstandigheden ondersteunde; toen ik mynen braven, en nu zaligen Leermeester, (ach de tranen rollen my nog onder het schryven langs de wangen,) verlaten moest. - Geen Vader kan met meer hartelykheid van zynen zoon, dien hy teder bemind, afscheiden, dan deze allerbraafste man van my afscheid nam. Hy drukte my in zyne armen, wenschte my Gods Zegen, en vermaande my nimmer na te laten, my gewillig aan de Godlyke Voorzienigheid te onderwerpen, en altoos te vertrouwen op het liefderyk en vaderlyk toeverzigt van den Goedertierenen God Dan laat ik u niet langer ophouden met zaken, die minder betrekking hebben op het onderwerp, waar over ik u thans onderhou. -
Toen ik op de Academie was, ondervond ik, dat myne grootste zwarigheden eerst aankwamen. Schoon ik my op de School in het leeren der Talen zeer bevlytigd had, was my echter de Studie alhier ten eenemaal nieuw; verlegen hoe dezelve aan te vangen,
| |
| |
vervoegde ik my tot de zulken, die ik vertrouwde daar meerder kundigheden van te bezitten dan ik. - Deze zwarigheden zou ik ook wel gelukkig ontworsteld hebben, had ik zo wel kans gezien, anderen te boven te komen, die my verschrikkelyk tegens de borst stonden. Hier had ik myn zwaarste proef door te staan. Men heeft in deze Studie oneindig vele zaken, om welke naar den eisch te verrigten, elk een niet in staat is. Ik had, gelyk 'er velen gevonden worden, en die als regte brekebeenen t'huis komen, eenen natuurlyken af keer van zommige allernoodzakelykste vereischtens voor eenen Genees Heer. - De Ontleedkunde was myn zwaarste post, dog begrypende, dat ze in de Geneeskunde onontberelyk is, worstelde ik met zeer groote moeite deze zwarigheid te boven. Ik woonde niet slegts naarstig de Lessen by, die 'er in deeze Kunst gegeven wierden; maar ik ontlede zelfs, en lei my met zo veel naarstigheid 'er op toe, dat ik niet slegts een dood lighaam kort en klein korf, gelyk honderden gewoon zyn te doen, en dat den naam geven van ontleden: maar ik behandelde dit stuk met zo veel nauwkeurigheid, als ik het in Lessen, welke ons gegeven wierden, had voor zien doen. Ik prepareerde verscheiden stukken voor my zelven, en had het genoegen, dat door den Hoogleeraar in de Ontleedkunde my eenige wierden aanbevolen, om te onderwyzen, die Liefhebbery in deze allernuttigste Wetenschap deden blyken. Het is ondertusschen zeker, dat het getal der zulken zeer klein is, schoon ieder, die als een Geneesheer thuis komt, op de verwaandste wyze durft snoeven op zyn ontleden; alhoewel hy inderdaad dikwils dat werk noch niet ten halven heeft zien verrigten op de Les, 'k laat staan, dat hy het zelve gedaan heeft, die grooter Liefhebbers van ligtmissen, brutaliseren, en de flessen te legen geweest zyn dan van studeren. - Wat intusschen de overige takken myner Studie betreft, deze kon ik met minder weerzin aanvangen, en oefende my daar zo veel in, als ik met mogelykheid doen kon, om kort te zyn, ik liet my, na ruim zes Jaaren gestudeerd te hebben, tot Doktor in de Medicynen promoveren. Ik zal van myn Promotie geen enkel woord gewagen: maar alleen zeggen: dat ik nu Geneesheer ben. Maar myn Heer, nu moet ik ook betuigen,
| |
| |
nimmer in grooter verlegenheid geweest te zyn, dan nu. Ik sta nu op my zelven, een kranke roept my tot zyne hulp, vertrouwd het dierbaarste dat hy bezit, ten eenemaal aan myne kundigheid toe; tast ik mis, de arme Zieke kan door myne onkunde sterven. - Myn geweten, myn Heer, is waarlyk niet ruim genoeg voor een Geneesheer. Ken ik de Ziekte niet, dan kan ik grovelyk mistasten. Het ongemak een naam te geven is geen kunst, maar het wel te kennen, is de groote zaak. Dan wat gevorderd als ik het kan, en gereedelyk geen goed hulp middel voor weet. Al wat ik weet, is op goed geloof van anderen aan te nemen, dat de Geneesmiddelen zulke kragten hebben als zy 'er aan gelieven toe te schryven, en daar ga ik op zeil. Inderdaad een ervaren Apotheker, die veel te doen heeft, en oplettend is, heeft ongelyk veel voor een jong Doktor vooruit. Hy heeft de werking van duizend middelen gezien, hy weet ze beter in orde te schikken, te bereiden, en te mengen. - Hoe leef ik 'er mee als ik een Zieke bezoek? Ik vraeg hem alles: maar de antwoorden, die ik kryg, brengen my veelal nog duizend maal mêer in verwarring. Ik bepaal nochtans de Ziekte, die mogelyk door tien onderscheiden Doktoren, tien verschillende namen zou krygen, zal ik dan naar myn klein huis-Aptheekje gaan, en aldaar wat drankjes onder malkander gieten, en geven dat den Kranken in, op hoop, schoos in den blinden, dat ik het regte middel mag gevat hebben? Zo gaat het nogtans; duizenden weten het niet beter, dan ik; terwyl ondertusschen de armen Kranken gewaagt moet worden; om door den tyd, is 't mogelyk, zo agter het geheim van de Mis te komen. - In der daad myn geweten komt gestadig tegen alle die zaken op; aan myne kunde of onkunde word het leven van een Mensch gewaagd, een schat zo dierbaar, die tegens alles wat de Waereld geeft, ruim kan opwegen. Men riep my kort geleden by eenen Zieken, welke ik van oordeel was, dat met verkoelende middelen te herstellen ware: men haaldde inmiddels nog een' anderen, om dat de Lyder niet spoedig genoeg beterde, dees ordonneerde verwarmende Geneesmiddelen: de Zieke sterft 'er aan; wat zal men hier van oordeelen? Ik heb een besluit genomen, om de na- | |
| |
tuur te laten werken, om die te hulp te komen, om die te leiden: maar weet ik altoos regt, waar de natuur heen wil? als zy zich zelve redden kan, is 't goed: dog als zy te hulp moet gekomen of geleid worden, ben ik dan ook verzekerd, dat ik ze met eenen verkeerden weg zal heên leiden? wat dan? ik zal 'er gewis niet verder meê komen, dan of ik 'er glad tegen aan werk. - Nog eene andere zwarigheid: indien ik op zulk eene wyze practizeer, hoe zal ik 't bestaan krygen? waar zal ik van leven? want behalven dat op de Leverantie van Medicamenten de meeste winst zit, een Doktor hoe meer hy ordonneerd, des te kundiger en bekwamer moet hy zyn, al ras kryg ik anders handelende dan nog den naam, dat ik 'er niets van weet, en uit onkunde geene middelen voorschryf; daar in tegendeel al muld men nog zo, of moffeld men de Luiden met den overlast van Medicynen dood, de menschen zyn tog te vreden, betalen den kundigen Artz zyne cure met blydschap, om dat hy den Kranken tot op het laatste snikje toe vervolgd heeft, en naar eerste regels der kunst op reis gezonden. Wat zal ik dan beginnen? zal ik zelve myne middelen bereiden -? Geloof my, van de honderd geen een, of in de Mengkunde staan ons de handen verkeerd. Hoe dan? Ik zal me tot zeer weinige bepalen, die ik met gemak kan onder malkanderen gieten; dan kan ik eene goede beurs maken, en dat valt gemakkelyk te doen - goed: maar dan zullen die weinige, dat bepaald getal middelen, alle kwalen moeten kunnen bestryden, en dat weet de lompste kinkel, als 't hem maar op zyn verstand valt, wel beter - In de Pratyk zou wel kunnen komen, en my zelven genoeg credit bezorgen; myn Oom, die op de Kwakzalvery wonder wel geslepen is, heeft my duizend loopjes aan de hand gegeven: maar wat is 't, zy stellen geen van allen myn geweten gerust. - Eene zaak heeft hy my geraden, die ik nogtans meen te volgen, niet slegts om die reden, welke hy 'er van geeft, maar om my zelven gerust te stellen. Gy moet ook zeide hy, by een kundig Apotheker ten minsten de helft der middelen voor uwe Lyders ordonneren, om dat men volgens zyne meening geen beter lof kan krygen, dan van zo eenen Apotheker, die te gelyk, om dat hy de Le- | |
| |
verantie heeft, wel zorg zal dragen, dat gy 't vertrouwen uwer lyderen wind; om deze reden had hy vooral dus altoos te werk gegaan: dan hy voegde 'er nog twee andere reden by, welk my van meêr gewigt toeschynen. Hier door zeide hy, kunt gy u altoos in alle gevallen verantwoorden; ten anderen kunt gy met uwen Apotheker overleggen, die, zo hy een Man van kundigheid, en oordeel is, u van onbedenkelyken dienst kan zyn; want waarlyk die luiden zien veel, hebben gelegenheid om alle middelen te onderzoeken, te beproeven, en men mag zeggen wat men wil, de ondervinding leerd ons, wat de Medecynen uitwerken. -
Nog oneiodig meêr zou ik over dit point kunnen zeggen: dog gy zult genoeg zien, in welk eene verlegenheid ik my bevinde: wat dunkt 'er U E. van? zo U E. my niet antwoord, maakt ten minsten mynen Brief ten nutte van het gemeen publyk, op dat een ieder zie, hoe verkeerd Ouders handelen, om zo volstrekt willekeurig over hunne Kinders te beschik ken, ten minsten indien de Kinders niet ten éénemaal eene verkiezing ten hunnen verderve doen, en vooral dat men ze niet dwinge tot een beroep, van zo eene tedere natuur als dat van Medicyne Doktor is.
Ik ben enz.
| |
Antwoord.
Ouders, die zo styf gezet zyn, dat hunne Kinders zich schikken zullen tot een beroep, dat zy voor hun bepaald hebben, kunnen uit dit nieuwe voorbeeld leeren, hoe verkeerd het zy, indien zo veele voorigen hun dat nog niet geleerd hebben. De wyse Bestierder der Waereld legt verschillende neigingen, en bekwaamheden in de harten der Kinderen, en niet de Ouders. Hy weet ten welken oogmerke: zekerlyk ten beste der Waereld. Deze neigingen te onderdrukken, en de onwillige vermogens tot wat anders met geweld te dwingen, is eene aankanting tegen de Voorzienigheid en haare oogmerken. De uitslag op zulk een dwingen kan nooit dan smertelyk voor de Ouderen en ongelukkig voor de Kinders zelve zyn. Men gelooft dit doorgaans te laat. Voor
| |
| |
eenigen, vatbaar voor goede lessen, kan egter dit geval zyne nuttigheid hebben. - Dan wat dezen Schryver aangaat; hy is een jong Doctor, doch braaver, en gelyk het my voorkomt, ook bekwaamer en eerlyker dan zyn Oom, een oad Practizyn. Het hapert hem, daar het de meeste jonge Doctoren hapert hem, zy leeren niet genoeg op de Academien de menging der Geneesmiddelen, en dit brengt hen, als zy tot de Praktyk overgaan, niet zelden in verlegenheid. Ik prys daarom die Studenten, die in de Medicynen studerende, eene kamer by Apothekers zoeken, waar zy tegelyk de toebereiding der Geneesmiddelen zien. Voor het overige maak ik geen zwarigheid, of onze jonge Doctor zal alles wel te boven komen, als hy naauwkeurig op de Natuur let, die meer den weg wyst dan veelen denken. De Geneeskunde is niet dan Natuurkunde. Zy is eenvoudig, doch wordt 'er niet voor aangezien; want dit is te eenvoudig.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thierry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|