De Denker. Deel 11 (1773)
(1774)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 257]
| |
De Denker.
| |
[pagina 258]
| |
waren, dat is, dat men menschen vond, die, al erkenden zy derzelver nuttigheid, liever met deeze en geene wat wilden gewagt, en eene andere in derzelver plaats opgegeeven hebben. Hier voor geene andere reden kunnende inbrengen, dan die van hunnen smaak, hebben wy niet willen beoordeelen, in hoe verre dezelve al of niet goed ware; maar liever toegeeflykheids halve hun eenen weg aanwyzen, om volkomen hunnen zin te krygen, zo dra zy maar zouden willen. Wat hier aan gedaan zy, zullen de zulken best weeten. 't Is bekend, dat de Maatschappy zedert dien tyd voortgegaan is met het uitschryven haarer eigene Vraagen, en heeft in de daad getoond, dat zy 's Vaderlands welzyn met nadruk in het oog hieldt. Eer den Koophandel die slagen werden toegebragt, welke hy onlangs geleden heeft, vraagde zy toch: welke de grond van Hollands Koophandel, van zynen aanwasch en bloei zy? welke oorzaaken en toevallen dien tot heden toe aan veranderingen en verval bloot gesteld hebben? en welke de best geschikte en gemakkelykst te vinden Middelen zyn, om denzelven in zyne tegenwoordige gesteldheid te bewaaren, zyne verbetering te bevorden, en den hoogsten trap van volkoomenheid te doen bereiken? Er is geen twyfel, of alle haare Leden kenden het belang van de Handel voor ons Land, merkten deszelfs afneemen, en zagen mogelyk ook voor uit, dat veele zaaken in denzelven geen stand konden houden, gelyk wy met zoo veele smerte van agteren geleerd hebben. Wat verdient dan hooger lof dan deeze Patriottische zugt om de bronnen des Handels aan te wyzen, den kundigen gelegenheid te geeven ter ontdekking van de oorzaaken der veranderingen en des vervals, en eindelyk de handelende Kooplieden onder het oog te leggen de best geschikste en gemakkelykste middelen om denzelven op te beuren uit den tegen. woordigen kwynenden Staat, en tot den hoogsten trap van volmaaktheid op te voeren. In het volgende jaar straalde dezelfde iever voor 's Lands welzyn in eene nieuwe Vraag door. De | |
[pagina 259]
| |
duurte en schaarschheid der noodzaakelykste dingen, die tot zoo hoogen trap by ons geklommen zyn, en andere Natien nog geweldiger hebben aangegreepen, deedt haar vraagen: welke Boomen, Craanen, Wortels, Peulvrugten of Planten, ons nog by aankweeking onbekend, zou men met vrugt in ons Land kunnen invoeren? en welke van dezelven, en van de geenen, die wy bezitten, kunnen naar de gesteldheid der lucht en der gronden met het meeste voordeel, tot voedsel van Menschen en Dieren in onze Gewesten geteeld worden? Zy schynt toch hierin ons te willen leeren, welke andere gewassen, behalven de reeds bekende, in ons Land met vrugt geteeld zouden kunnen worden in deezen tyd van gebrek. Door de aanwyzing van zulken zou men mogelyk die voordeelen met den tyd kunnen plukken, welke men niet dagt dat van de Aardappelen zouden kunnen voortkomen, toen men die eerst in ons Land pootte. Eindelyk is zy ook deezen Jaare bedagt geweest om op eene andere wyze het voordeel van vier onzer Provintien tevens te zoeken, door te vraagen: welke de beste Middelen zyn om voor de dyken, aan de Zuider-Zee gelegen, op de minst kostbaare wyze Voorland te winnen, of daar reeds Voorland is, hetzelve te bewaaren. Eene Vraag, welke van des te meer gewigt is, naar gelange de Zuider-Zee meer geweld op onze Dyken doet dan voorheen; want haare wateren van tyd tot tyd hooger loopende, gelyk uit onze Stads-aantekeningen blykt, en dus feller aanslaande tegen onze Dykagien, is het natuurlyk, dat men meer behoort te letten op het aanwinnen en bewaaren van Voorland. Dan het geen voor Haar en onze Natie eene byzondere eer, en voor anderen een aanmoedigend voorbeeld is, bestaat hierin, dat wy thans voor het eerst vervuld zien ons verlangen, dat wilde iemand eene Vraag naar zynen smaak door die Societeit uitgeschreeven hebben, hy haar de Vraag maar moest opgeeven, en de Medaille ter beloning voor het beste Antwoord daarby doen.Ga naar voetnoot(a) Een haarer Direc- | |
[pagina 260]
| |
teuren, dus meldt zy thans in de Nieuwspapieren, heeft de edelmoedigheid gehad van niet alleen de eerste te zyn, die deezen weg inslaat; maar, zo het ons voorkomt, zal hy dit Jaarlyks doen, en Haar in staat stellen, telkens eene byzondere Vraag voortaan uit te schryven, gelyk zy nu daar mede een begin maakt, en vraagt: welke Planten, buiten de twee bekende, het verstuiven der Zandduinen kunnen beletten? Eene Vraag des te noodiger, naar maate hier van het behoud van een groot deel onzes Lands af hangt. Men zal dan, op het gewigt deezer Vraage lettende, den edelmoedigen iever van deezen Directeur, die gelyk men ons zegt, zynen naam zedigheidshalve verborgen wil gehouden hebben, roemen, en zyn Instituut zal in eene gezegende gedagtenis blyven by allen, die eenig bezef en belang hebben in het gewigt deezer Vraage. Laaten we deeze mildaadigen onbekenden Heer met onzen lof bekroonen, en hem (het eerste voorbeeld van deezen aart) toewenschen, dat hy veele na volgers hebbe, en lang vrugten zie van zyne roemryke daad! Eindelyk is 'er ook nog daarboven een Gezelschap Beminnaars van den Christelyken Godsdienst in onze Stad opgestaan, welke aan de Maatschappy verzogt heeft, ten hunnen kosten, op te geeven deeze Vraag: welke zyn de beste middelen om de waare en zuivere leer van het Evangelie onder de Inwooners der Colonien van den Staat meer te bevestigen, en in die Landstreeken voort te planten? By de eerste leezing van dit Nieuws in de Courant, streelde het niet weinig ons hart een zo openbaar als ongewoon bewys, in eenige Vaderlanders, ter voortplanting der Leere van het Evangelie buiten 's Lands te ontdekken. Iets van dien aart had men wel voorlang in Engeland en elders gezien, maar was tot dus verre by ons onbekend gebleeven. De gelegenheid tot voortplanting van den Christelyken Godsdienst is by ons uitneemend gunstig; wy hebben toegang tot de Hei- | |
[pagina 261]
| |
denen en Mahomedaanen: in onze Colonien valt 'er veel tot dat einde te doen; middelen van verscheiden aart schynt men reeds aangewend te hebben: dan alle middelen voldoen niet altoos naar wensch: en zyn deeze beter dan geene, te regt wordt dan gevraagd, welke de beste zyn? Laaten wy deeze Beminnaars van den Christelyken Godsdienst stellen tegen over die geenen, welke in onze dagen denzelven zoeken af te breeken, en uit te roeien. Dank zy den Hemel, dat het hart van deeze Vaderlanders in liefde brandt tot die ongelukkige Volkeren, welke in de Afgodery verzonken, geen kennis hebbende van het Evangelielicht, een der grootste voorregten, waar mede de Waereld beschonken is, missen! 't Is waar, nooit heeft het geheel aan Middelen ontbrooken, om de Heidenen, waar onze Colonien geplant zyn, te noodigen tot de kennis der waarheid. Onze beroemde Compagnien van Oost- en West- Indie hebben reeds langs getoond, dat ze schatten haalende uit die duistere ver afgelegen Landen, dezelven een grooter schat van licht en wysheid wilden terug geeven, en den Koophandel tevens doen dienen tot de allerweldadigste oogmerken. Zy hebben anderen hierin niets toegegeeven. En noch mogen wy roemen op eenen van der Parra, Gouverneur Generaal van Indie, die, gelyk een myner Vrienden van daar gekomen, my onlangs verhaald heeft, niet alleen de belooningen der zulken, die in dit werk ieveren, uit zyne eigene inkomsten vergroot, maar ook op eigene kosten het Nieuwe Testamemt in de Taal der Heidenen laat overzetten, en drukken. Ook zyn 'er nog alle Jaaren Leeraars geweest, die hun Vaderland en Vrienden hebben willen verlaaten, de gevaaren en moeilykheden der reize niet ontzien, om het hunne toe te brengen tot voortplanting van het Evangelie. Doch alle die dingen hebben zo min als de prediking des Woords op alle plaatzen, die gevolgen, welk een Kristelyk hart verlangt. Er zyn in die Landen meer hindernissen, dan men denkt om in dit werk geluk- | |
[pagina 262]
| |
kig te slaagen. Geen wonder dan, dat zy, die kennis van deeze dingen hebben, en in liefde voor ongelukkige blinde Volken branden, naar de beste middelen vraagen om het hart van den Heiden en Mahomedaan te winnen, te bestraalen met het licht der waare en zuivere kennis. Wy twyfelen niet, of onze gansche Vaderland zal deeze Vraag, deeze edelmoedige daad van dit Gezelschap, Beminnaars van den Christelyken Godsdienst, ten uitersten toejuichen: niemand zal 'er zyn, die de pogingen der Societeit ter ondersteuning en voortzetting van dat werk niet zal goedkeuren: wy allen zullen wenschen, dat het gemelde Gezelschap zal voortgaan op deezen gelegden grond verder te bouwen, en meer dergelyke Vraagen aan de Societeit ter uitschryvinge verzoeken; maar niet minder is het te hoopen, dat kundige Lieden, gedreeven door denzelfden iever, en voorzien met genoegzaame kundigheid, de hand zullen leenen ter beantwoordinge aan zulk eene loflyke poging, Door zwarigheden moet men zich niet laaten afschrikken, maar te meer alle kragten in te spannen om die te te boven te komen. Kleine dingen, waar van men in den beginne weinig verwagting hadt, gaan wel eens daarna dezelve te boven. De Hollandsche Maatschappy is zelve hiervan een bewys. En welk een roem voor ons Vaderland, welk een zegen voor ongelukkige Natien, welk een genoegen zal het voor zich zelve zyn de beste Middelen uit te denken, en openbaar te maaken ter voortplanting van onzen kostelyken Godsdienst! Zyn de Vyanden der Waarheid ieverig in de weer, om aftebreeken, dat byna agttien Eeuwen in de waereld geloofd, en ons zo uitneemend dierbaar is, waar voor wy alles zouden opzetten, en ons leeven zelf laaten; winnen zy veld by lieden van losse zinnen, welker herssenen ligt geballast, nog kundigheid bezitten, nog moeite tot een redelyk onderzoek willen doen, dat wy, walgt men hier van de uitneemendste hemelgeschenken, veld winnen in een ander deel der waereld, | |
[pagina 263]
| |
daar de naam van Jesus, volgens de oude beloften, eenmaal zal erkend en verheerlykt worden. Moeten die tyden komen, laaten wy ze verhaasten, en ons ontfermen over Menschen, die lang genoeg in de duisternissen der Afgodery gezeeten hebben, en omtrent welker heil de beste Middelen moogelyk niet zyn aangewend, ten minsten niet in die kragt of zo algemeen, als 'er verlangd wordt. Wie weet, welke de heerlyke gevolgen zullen zyn van een goed voorschrift der beste Middelen? en indien ze al niet mogen hebben zulken voordeeligen uitgebreiden uitslag, als een braaf hart wenschen zal, indien ze maar eenige nuttigheid hebben, behoort niemand zich der moeite te beklagen. Die het zyne tot verlichting van duistere Natien heeft toegebragt, zal, of zy schoon niet verlicht zyn geworden, denzelfden loon ontvangen van een' God, die den wil voor de daad in dat geval neemen zal. 't Mag niet aan ons staan de harten der Heidenen te bekeeren, maar het staat aan ons de beste Middelen uit te denken, en ze ter uitvoeringe openbaar te maaken. De dankbaarheid aan den Verlosser voor het geschenk van zyn Evangelie, en de pligt der liefde voor den Naasten zyn twee sterke stemmen, die ons daartoe roepen. Laat ons overweegen, welk een nieuwe weg voor ons hier geopend is om die dankbaarheid aan de geheele Waereld te toonen, of, zal men beweeren, dat wy 'er reeds blyken genoeg van gegeeven hebben? wie durft dat inbrengen? Men zy dan niet koel, nu wy door braave Landgenooten worden opgewekt tot zulk een treffelyk werk. En aan den anderen kant moeten we overweegen, dat de Liefdepligt zyne grenzen in ons Vaderland niet vindt. Ze moet reizen over Zee, en zich neerzetten by wilde Volken, daar ze ons aanspreeken, en tot ons zeggen zal: wat zoudt gy, Nederlanders! wenschen, dat aan u gedaan wierdt, indien gy zo ongelukkig waart, van het heir des Hemels aan te bidden, van neer te buigen voor eene plant en dier, dan wel van den Duivel zelve uwe wierooken toe te zwaaien! | |
[pagina 264]
| |
wat zoudt gy wenschen, verlichte Europeërs! dat aan u geschiedde, indien gy nog gedompeld waart in die duisternis, waarin uwe Voorvaders gezeeten hebben! zet u thans in de plaats deezer Wilden, die niet weeten, wat zy meest van u bidden zullen, wat zy meest noodig hebben: in dat geval zal uwe kundigheid, uw geweeten u zulks zeggen. En zal uw geweeten dan met nadruk tot u spreeken, luistert, en geeft gehoor. 't Is hier niet alleen te doen om de Ouders te winnen, maar teffens ook de tegenwoordige Kinders, en worden deeze gewonnen, hoe veele volgende Geslagten, die nog niet gebooren zyn, zullen gerekend kunnen worden tot het Evangelie gebragt, en gewonnen te zyn. Het woord der waarheid is in het Oosten en in het Westen door onze Compagnien allereerst geplant, en tegen den ondergang bewaard; zeker geene der minste diensten, welke zy aan die Landen gedaan heeft; maar laaten wy aan Haar onze gedagte zeggen van de wyze, hoe men hetzelve daar meer bevestigen, en uitbreiden zal. Ook wil zy de verschillende gedagten van anderen daarover wél hooren. Die vryheid werdt niemand betwist. Wy zien Bewindhebbers aan het hoofd dier Compagnien geplaatst, welken de edele Godsdienst van het Christendom ter harte gaat. Wat mogen wy ons dan niet belooven, indien men schryft, gedreeven door eenen iever met verstand, indien men vrymoedig doch zedig de pen voert. Laaten zy dan, die kennis van de beste Middelen hebben, niet nalaaten, thans voordeel te doen met deeze verkreegene gaaven: zy brengen in het licht, dat noch in het duistere schuilt; zy zeggen ons, wat het meeste nut kan doen. Een goude Medaille is de aardsche loon, behalven den roem en het genoegen van nuttig geweest te zyn voor de Zielen der Heidenen; meer kan de waereld niet geeven; groote belooning zal de Hemel denzulken toedeelen, en wie zal naar deezen en geenen niet streeven! |
|