| |
| |
| |
De Denker.
No. 541. Den 10 Mey 1773.
[De Fitlust en het pronken met eige bekwaamheden gehekeld.]
Pars hominum vitiis gaudent constanter.
Horatius.
Komt my voor, dat de dwaasheid dier menschen, welke om voor zeer fraaie vernuften door te gaan, meest op alle zaaken wat weeten te fitten, zelfs in de allerernstigste iets berispelyks meenen te vinden, ja die om met hunne bekwaamheden overal te pronken, of zy schoon oneindig veel verschillen van Lieden, die op zyn tyd wél weeten te oordeelen, in alle dingen iets laakbaars vinden; 't komt my voor, zeg ik, dat zulk een dwaasheid meer verdient bespot en uitgelagchen te worden, dan dat ze ons hevig ongeooegen behoorde gaande te maaken. - Eene ernstige, eene overtuigende redenering toch kan by de zulken weinig uitdoen, naar dien ze den meesten tyd boven het bereik hunner bevatting gaat,
| |
| |
schoon zy anders moge steunen op de bondigste bewyzen. Aan den anderen kant vind men ook die menschen zelden genegen om iemand zo veel gunst te bewyzen van naar zyn betoog te luisteren, wyl ze ten eenenmaal met zich zelven ingenomen, ook veel te veel ophebben met hunne eigene bekwaamheden, dan dat ze zouden kunnen dulden op eenigerlei wyze berispt te worden, of iemand boven zieh gesteld te zien, meenende alleen maar het regt te bezitten om ieders gedrag te mogen berispen, en elks handelingen laakbaar te vinden, met één woord om al de waereld te mogen veroordeelen, naardemaal zy zich ook veel te laag zouden moeten bukken, als zy zich vernederden om van iemand eenige vermaning aftewagteo. - Dit is dan de voornaame reden, waarom zy zich nimmer verwaardigen om de minste aandagt te vestigen op het geen hun wegens een verkeerd oordeeld mag gezegd worden. - Naardien dan alle ernstige redeneringen, overtuigende vermaningen, en zelfs straffe berispingen by de zulken ten eenemaal vrugteloos zyn, en geene andere uitwerking hebben, dan den Moriaan te schuuren, ben ik van gedagten, dat de dwaasheid van die Lieden nimmer een man van verstand tot toorn behoorde te verwekken; maar alleen verdient bespot en in een belagchelyk licht geplaatst te worden. Zodanig eene handelwys mag men veilig vertrouwen, dat ongelyk veel meer zal uitwerken, en zulken menschen veel beter de dwaasheid van hun gedrag in eene levendige tekening voor oogen stellen, dan eene ernstige wederlegging immer in staat is te kunnen uitwerken.
Dan schoon deeze Berispers op de allergeringste, op de minste kleinigheden van het leven zelfs iets te fitten weeten; zo zullen zy die gril van voor een fraai vernuft te willen doorgaan, nergens meer in laaten zien dan in het beoordeelen der Schriften en Werken van Lieden van oordeel en verstand, of in het afkeuren der daaden en bedryven van zulken, die boven anderen uitsteeken, of wier beroep zelf bloot staat voor het oordeel van den grootsten dwaas. - Veele groote Mannen hebben dit moeten ondergaan, wier werken, daaden en bedry- | |
| |
ven ten doele stonden van die gewaande groote Geesten, die wel in hunne eige oogen schitteren, doch egter even als de dwaallichtjes niet flikkeren, dan in het duister, om dat zy door een grooter licht terstond al hunnen glans en luister op eenmaal verliezen. - Zo dikwils als ik zulke menschen een beslissend oordeel hoor vellen over de Werken van Geleerden Mannen, kan ik nooit nalaaten hunne handelwys te belagchen, en my te verwonderen, hoe het mogelyk zy, dat iemand zich door verwaandheid zo verre kan laaten vervoeren van zich iets te willen aanmaatigen, waarop hy egter geen regt altoos heeft.
Deeze verwaandheid heb ik by veele menschen in een zo hoogen trap en maate, en zo ver zien gaan, dat zy zich zelven als de eenige en bevoegde Rechters durfden aanmerken om een beslissend vonnis uit te spreeken over alles, wat hun mogte ontmoeten, zelfs zo lang geen geduld hebbende om te wagten tot men hunne gedagten en oordeel afvorderde. - Zulks ware ook eene onbillykheid aan de Maatschappy betoond, die niet ligt over het hoofd te zien, nog te verschoonen zou wezen. - Dit spoedig ordeelen of tydig veroordeelen zal men dan ook vervolgens aan te zien hebben als eene gedienstigheid, welke zy aan hunnen even mensch betoonen in, zonder aanzien des persoons, alle gevallen ruiterlyk te pryzen of te laaken op eene eigendunkelyke wyze; want zy keuren de bedryven en handelingen der menschen maar goed of kwaad, al naar dat ze gehumeurd zyn, of dat hun het hoofd staat, nogthans zo, dat zy zulk eene vlugheid van geeft, zo eene doorslepenheid van vernuft in alles doen blyken met over zaaken en gevallen aanstonds voor de vuist te kunnen vonnissen, eer ze nog eens den grond hebben ingezien, waar uit ze veelal voortkomen, zonder de omstandigheden in agt te neemen, die 'er mêe verzeld gaan; dat zy hier door meenen ieders verwondering te moeten gaande maaken.
Van dat slag van lieden heb ik een Man gekend, die zo schielyk en vlug was in zyn oordeel over zaaken te vellen, dat het menigmaal gebeurd is, wanneer
| |
| |
men hem gevallen verhaalde, waar drie onderscheide menschen in betrokken wierden, zy alle drie reeds veroordeeld waren, eer hy het geval van eenen nog regt verstaan had. - Het gebeurde ook zelden, dat hy van iemand buiten zich zelven heel gunstig dagt. Hy vond de waereld ten eenemaal verdorven, en zodanig verkeerd, dat hy met zeer veele menschen genoodzaakt was in vyandschap te moeten leeven. - Om dat hy niet anders dan eens ieders handelwys kon wraaken, en weetende, dat de vroomen dikwils verdrukking lyden, had hy altoos de voorzigtigheid dien tekst alleen op zich zelven toe te passen, al was het ook, dat hy eenen anderen eerst beledigd had. - Ondertusschen wel overtuigd zynde van het vermogen, het geen het woord vroom op de gemoederen der menschen maaken kan, bediende hy zich altoos met veel vrugt van het zelve omtrent zyn eige persoon, en nam die kleine vryheid over zich, om zo dra hy iets tegen iemand van zyn naasten had, hem aanstonds voor een schelm, een deugniet, een slegt kaerel te verklaaren. Op deeze wyze handelde hy met alle menschen, en omtrent alle zaaken. - Hy had een klein zwak, zo ik het anders een zwak noemen mag; hy begeerde, dat alles naar zyn zin geschikt wierd, dat als hy iemand een klein ongelykje aandoet, dat die dit geduldig van hem zou verdragen volgens deezen regel ‘de mensch word door onderdrukkingen gelouterd en verbeterd’ en derhalven dat geen mensch hem een stroo mogt in den weg leggen, of dat hy regt had om hem terstond in rechten te vervolgen: dit was hy gewoon te gronden op den tweeden regel, door hem niet minder stigtelyk aangevoerd ‘oog om oog, tand om tand’ welke dan op deeze wyze van hem werd uitgelegd, ‘dat men onder schyn van Recht, wanneer men 't tegen zyne party kan uithouden, hem vervolgen mag, tot zo lang, dat hy ten eenemaal geruineerd is’. - Dat zulk een Man wel eens moeilykheden en processen moest hebben, is niet bezwaarlyk te begrypen. - Men mag niemand verongelyken, dat is een zedelyke wet; maar de boosheid der waereld vond deeze Man zo hoog gaande,
| |
| |
dat hy schier ieder oogenblik, en door het allergeringste waande beledigd te zyn, waar uit hy deeze sluitrede trok ‘ergo, is het eene kristelyke deugd zulke Processen aantedoen, om het voortkruipend kwaad zo veel mogelyk te stuiten’ - Hier door wist hy de menschen te doen begrypen, hoe gevaarlyk het zy zich te verzetten tegen iemand, die middelen heeft, en tevens meent onfaalbaar te denken, en te oordeelen. - De waereld op haare beurt streek inmiddels over hem een ongunstig vonnis; doch dat was louter liefdeloosheid, en had voornaamelyk hier uit zynen oorsprong, om dat, als hy door zyne party eens wierd in het naauw gebragt, hy zich dan altyd had weeten te redden met het doen van eenen eed. - Deeze groote Man is van zulk een fyn en doorsleepen oordeel, van zo een verlicht verstand lang geweest, dat hy geen zaak onaangeroerd kon laaten. - Geen een Plakkaat, geen eene Stads keure kwam ooit in het licht, of ze moest zyne monstering passeeren: geen Ambassadeur ging immer naar eenig Hof, of hy ontdekte 'er eene staatsreden van: geen geval viel 'er voor, of het wierd beslissend beoordeeld, en dat wel zonder het minste aanzien des persoons. In Rechtsgeleerde zaaken waren zyne bekwaamheden niet minder: zelfs was hy in de Geneeskunde niet geringer bedreeven dan meenig Arts, die zyne voornaamste cuuren in den zomer verrigt: hy bezat ook eenige Arkaanen, en roemde 'er op trots de beste kwakzalvers; doch nergens is zyn oordeel fynder, nog zyn verstand gesleepener in geweest dan in de kennis van godgeleerde zaaken; dit gaf oorzaak, dat hy onophoudelyk moest twisten, en met zyne partyen in een gestadigen geestelyken oorlog leeven, waarin hy niet verdedigender wyze maar altyd offensief ageerde.
Ook heb ik eene Dame gekend, (en het heeft my altyd gespeeten, dat ze niet met deezen Man getrouwd was geweest) die bykans het zelfde karakter had, uitgezonderd, dat het van het vrouwelyk geslagt was, en dat ze voor haar eigen persoon zeer vyandig van Processen is geweest: deeze, was altyd haar woord, bederven de menschen; derhalven
| |
| |
had zy natuurlyk eenen doodelyken haat en afkeer van Advokaaten en Procureurs, en dewyl zy zich nooit gewend had, om van een eenig mensch met lof te spreeken, is het ligt te vermoeden dat die Heeren het zwaar by haar moesten hebben: zelfs zegt men, dat zy niet zonder trilling eenen Advokaat of Procureur kon aanschouwen. Wat 'er van zy, dit heb ik menigmaal opgemerkt, als men van zulkemenschen sprak, dat zy altyd van kleur veranderde. De waereld meent, dat zy een van deeze Heeren gaarne tot Man gehad zou hebbea, om den titel van Mevrouw te kunnen voeren; maar dat zy 'er nooit toe heeft kunnen komen, dat aan de zaak geen goed gedaan heeft. - Ondertusschen sprak zy 'er zelve altoos van als bedervers van geheele Familien waarop zy dan een gansch register van zulke menschen, die zich door Processen in den grond geholpen hadden het volgen, meenende, dat 'er andere wegen open waren om spoedig recht te krygen - Vierschaaren of Rechtbanken waren volgens haare wyze van denken niet te vertrouwen; daar zaten, zeide ze, zelden onpartydige Richters, en inderdaad de geenen, die een ander met Processen zou agtervolgen, waren by haar nog veel ongelukkiger; want ze had duizend wegen, om ze zo ongenadig te handelen, dat iemand liever zou verkoren hebben tien Processen agtereen te verliezen, dan by haar in die ongenade te vervallen, dat hy met opzet door haar vervolgd werd. - Dewyl ze veinzen kon, voorgeevende zeer godsdienstig te zyn, had zy altoos grooten aanhang van menschen, die door het uitwendige bedroogen werden; dit maakte haar sterk, en in staat, om tegen haare vyanden veld te houden. Men moet, was haar zeggen, niet met natuurlyke wapenen stryden, en inderdaad zy wist zich altyd van wapenen te voorzien, die haar veel den zegen deeden bevegten. - Zy bezat eene zugt, zo als zy het noemde, voor de waarheid, en deeze gaf haar zo veel vrymoedigheid om de gebreken van haaren evenmensch rondborstig aan al de waereld te openbaren, dezelven, daar ze gering en als zwakheden voorkwamen, zodanig te vergroo- | |
| |
ten, dat de minste de gedaante verkreegen van strafwaardige misdaaden. Alle de bedryven der menschen, voor zo ver als onder het bereik haarer berisping vielen, passeerden by haar de revue, en dan was het duizend tegen een, zo 'er één ongestraft doorglipte. Maar nooit ging het beter naar haar zin, nooit was zy meer in haar knopjes, dan wanneer zy met haar verstand mogt pronken, en als ze hier mêe bezig was, dan kon 'er over geen zaak gesprooken worden, of zy bragt 'er een beslissend oordeel over uit; dan gold het alle menschen, en doorgaans moesten braave en verstandige Lieden meest aanhouden. - Openbaare Amptenaars, eerlyke Regenten, verstandige Leeraars wist zy, in die soort van aandagtige verrukking, zeer lelyk aftemaalen. Met haar eigen deugden, vooral met haaren eigenzinnige pligten had zy onbedenkelyk veel op. - Indien iemand niets wist van die kenmerken van Gods vrugt, welke zy gewoon was op te geeven, die was nog verre van den regten weg, en by gevolg wierd hy aanstonds van haar veroordeeld. - Eindelyk was zy gewoon een register te houden van al wat in de Stad van jaar tot jaar gebeurde. Zy hield eene meid, welker voornaamste werk bestond in nieuwe tydingen op te loopen, van welken pligt deeze zich ook zeer getrouw naar den zin haarer Juffrouw wist te kwyten. Van dit aangebragte en zorgvuldig aangetekende nieuws wist zy dan op haar tyd zeer wel het noodig gebruik te maaken. Dan wierden alle huishoudens, zo ver als haare Correspondentie strekte in de Stad, zeer naauwkeurig opgenomen; geen enkel één, daar niet wat op te zeggen viel, of dat hier geen veêren laaten moest; geen mensch, die haar geen reden gegeeven had van ongenoegen, en die van haare sexe hadden dan nog wel het meeste te lyden - Hoe deerlyk werden deeze door haare hekel gehaald! - Om dat zy eene heblykheid bezat van gebreken wonder ras te ontdekken, ontglipte 'er haar zelden een, en dit was inderdaad voor haar de rykste bron tot kwaadspreeken
Zulk slag van menschen vind men in de zamenleeving onder allerleie standen: doch geenen munten
| |
| |
hierin sterker uit, dan lieden, die niets om handen hebben, gelyk oude Matroonen, jonge Juffers, die van den tand beginnen te raaken enz., deeze moeten eene bezigheid hebben, en dan weeten ze doorgaans geen beter middel, om den sukkelenden tyd door te brengen, dan om alles onder het bereik haarer berispingen te brengen, en voor de strenge vierschaar van haar oordeel te trekken, om dus gelegenheid te krygen van haar inwendigen wrevel te verzetten, en met haar verstand allerwege te pronken, wyl zy het met geene andere zaak kunnen doen. Zy gaaren alle nieuwtjes op; zy bedillen de bedryven van den naasten; zy meenen in haaren tyd veel beter geleefd te hebben, dan de menschen nu doen, en naardien zy ook altoos zeer begeerig zyn om met haare eigen gaaven te brilleeren, en met alles wat zy doen, byzonder ingenomen zyn, hebben zy altoos ook eene vuurige begeerte om die gaaven en bekwaamheden aan elk te vertoonen, en zy kunnen onmooglyk dulden, dat een ander bezitter zou zyn van 't geen, waar mede zy zo mild schitteren willen; om deeze reden veragten zy ook alles, wat van anderen voortkomt. - Al wat nu tegen deeze soort van menschen met vrugt kan gedaan worden, is, dat men hunne dwaasheden bespotte.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|