De Denker. Deel 11 (1773)
(1774)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 65]
| |||||||||||||||||
De Denker.
| |||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||
den, of zyne Zinnen niet op den hol waren. Naar ruim een kwartier uurs allerhande wartaal te hebben uitgebraakt, waar van ik geen woord kon begrypen, raakte zyne drift aan het bedaren en ik kreeg gelegenheid om te vragen: wat hy dan had uitgevonden? Maar ik was zeer verwonderd, wanneer ik hoorde, dat het niets anders was dan dat hy een maandelyks Werk wilde schryven, en daar in enige Boeken beoordeelen Ik zeide hem dan, dat ik niet kon begrypen, hoe hy met deze uitvinding zo kon ingenomen zyn, dewyl dezelve niet nieuw was, en dat ik ook niet kon zien wat voor voordeel hier in gelegen was, dewyl die zaken veel moeite en weinig geld aan de Schryvers aanbragten, en dat buiten dit alles in ons Land reeds Journalen genoeg voor handen waren, waar onder zommigen, dewelke ik zeer vreesde, dat hy niet zoude verbeteren; dewyl tot het schryven van die werkjes zeer veel kennis, belezenheid en oordeel wierd vereischt. Wat, viel myn Neef tusschen beiden, denkje dan, dat ik een Journaal wil schryven gelyk de Letteroeffeningen en de Nederlandsche Bibliotheek van Geleerdheid, Kunsten en Wetenschappen?Ga naar voetnoot† Neen Vriend, dat hebje mis. - Ik heb dat heel anders overlegd. - Ik zal een Journaal schryven zonder oit de Boeken, dewelken daarin zullen worden beoordeeld, verder in te zien dan den Titel - en ik zal 'er schoon profyt van trekken. Hy onderrigte my verder van zyn voornemen, en zeide, dat de Boeken, dewelken hy meende te beoordelen, alleen die zouden zyn, in de eerste plaats, dewelken de andere Journalisten met stilzwygen voorby gingen, en hunner opmerking, onwaardig keurden; ten tweden die, van dewelken dezelven noch goed noch kwaad zeiden, het welk dikwyls uit discretie geschiedde, en dewelken dus niet wierden geprezen; in een derde plaats die dewelken zy laakten en op welken zy hunne gal uitbraakten, en eindelyk de zulken, dewelken lang in de verge- | |||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||
telheid waren begraven geweest, en egter door den Schryver of Drukker gaarn aan het gemeen aangeprezen wierden gezien, om 'er eenmaal van af te komen, voorts dat tenminsten wel drie vierde parten van de nieuwuitkomende Boeken plaats zouden vinden in zyn Journaal. Wanneer ik hier tegen inbragt, dat ik meende, dat, indien hy zyn Journaal op die wyze wilde schikken, hy vele werken zoude kunnen plaatsen; maar dat ik vreesde, dat zyn eigen werk weinig aftrek zoude hebben en aan het gemeen niet behagen, vroeg hy my, waarom dan die Journalen zo veel aftrek hadden, waarin aan alle werken, die beoordeeld wierden, lof wierd gegeven? Hy voegde 'er by, dat dit niet te verwonderen was, dewyl ieder een het Journaal, waarin zyne werken wierden geprezen, voorstond en ook aanprees, en dat dienvolgens ieder een zyne voorstanders hebbende, gelyk Boileau te regt aanmerkte, Un Sot trouve toujours un plus sot, qui l'admire. het zeker was, dat iemand, wiens werk in zyn Journaal met lof gemeld was, het zelve aan die allen als een frai oordeelkundig werk zoude aanpryzen en ter lezing aanbevelen. Verders deelde hy my mede, hoe hy de uittreksels van de werken meende te bekomen zonder de werken oit te lezen namenlyk dat ieder een, die zyn werk in het Journaal wilde geplaatst zien, zelf zodanig een uittreksel, beneffens de wyze, op welke hy het wilde geprezen hebben, moest opstellen en aan hem toe zenden; en hy bekende my omtrent dit stuk edelmoedig, dat het niet van zyne eigen uitvinding was, maar dat dezelve aan een ander toekwam. Dit alles meende hy alleen te kunnen verrigten; maar om in naarvolging van de twee bovengemelde fraie Journalen enig mengelwerk maandelyks te plaatzen, het welk voornamenlyk het grootste gedeelte van de Lezers aanlokt, had hy hulp nodig, en hier toe had hy zyn oog gunstig op my laten vallen, met voornemen om my een vierde gedeelte van het voordeel te zullen laten genieten. Onder dit mengelwerk meen- | |||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||
de hy dat voornamenlyk plaats zouden beslaan de levensbeschryvingen van onbekende geleerden, die hem zouden toegezonden worden; want dit meende hy, dat ook geen gering gedeelte van het voordeel zoude uitmaken, en my van eene grote moeite ontheffen. Om my zynen voorslag noch smakelyker te maken, gaf hy my ene schets over van zyn ontwerp, beneffens ene levensbeschryving van een Katechiseermeester, dewelke hem reeds door een Vriend, aan wien hy zyn voornemen ook had bekend gemaakt, was ter hand gesteld om het zelve in zyn eerste stukje te plaatzen. Dewyl hy daar nog geen stof genoeg toe had, verzogt hy my zyn ontwerp, door middel van myne wekelyksche blaadjes aan het gemeen bekend te maken, het geen ik hem ook niet heb willen weigeren, om dat hy myn Neef is. * * * By den Boekverkoper..... zal Maandelyks worden uitgegeven een Werkje, waarin de meeste nieuw uitkomende Boeken, naar mate van de gunst, die de Schryvers aan hunne eigen werken toedragen, zullen worden beoordeeld, onder den Titel van. | |||||||||||||||||
Schatkamer der Onbekende Geleerden,
| |||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||
houden zyn een exemplaar van zyn Werk, in een schilpadden of tursch led'ren band verguld op snede, aan den Schryver toe te zenden; beneffens een uittreksel van het zelve werk, indien hy 'er dat mede in zoude willen hebben geplaast, of ingeval hy zelf de bekwaamheid niet mogt hebben, om het beste uit zyn werk uittetrekken, zo kan hy maar verzoeken, dat de Schryver zodanig een extract voor hem vervaardige, of doe vervaardigen; wanneer hy verzekert kan zyn, dat niet anders dan het merg en pit uit het Werk zal worden getrokken, en zomtyds, indien zulks nodig mogt zyn, dat 'er meer in het uittreksel dan in het Werk zelf zal worden gevonden. De geringe pryzen waar voor dit alles te bekomen zal zyn, zullen wezen als volgt.
| |||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||
Myn Neef weet wel, dat dit wat veel is; maar, om dat hy liefst had, dat de Extracten hem door de Schryvers wierden toegezonden, heeft hy dit wat hoog gesteld. Van alle oude boeken, die reeds in vergetelheid waren, zal worden betaald volgens de vorenstaande Lyst, met dat onderscheid, dat voor ieder Jaar, dat de boeken oud zyn, nog tien stuivers opgeld zal moeten worden gegeven. Eene Levensbeschryving, mits dat dezelve niet meer besla dan twee pagina's zal kosten ƒ14: en indien dezelve groter mogt zyn, zal daarvoor betaald worden naar rato van zeven gulden voor ieder pagina. Alle welke penningen hem beneffens de Werken Franco zullen moeten worden toegezonden, alvorens hy dezelve zal plaatzen. * * * | |||||||||||||||||
Opregte en waragtige levens-beschryvinge van wylen den geleerden en waereldberoemden here
| |||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||
zyn, zo kan het den Here Driegdraad ook niet toegerekend worden, dat hy op den 14 January 1701, wierd geboren te Amsterdam van een Jong meisje, dewelke niet regt wist wie Vader van haar kind was. Doordien zy omtrent één Jaar voor haar kramen by een Heer had gewoond, is het gene gissing te geloven, dat die Heer de kennis met zyne meid heeft onderhouden, en dat de Heer Driegdraad zyne geboorte aan hem is verschuld Van zyne Jeugd kunnen wy niet veel zeggen, dan dat hy op zyn agtiende Jaar by een wel beklant kleermaker in zekere Stad werkte. Op zyn twintigste Jaar trouwde hy met de meid van zynen baas, die maar enige weken naar den trouwdag hunne onderlinge liefde vaster verbond, door het ter waereld brengen van een zoon, dewelke naderhand noch van drie dogters en een zoon is gevolgd geworden. De Huisvrouw van den Heer Driegdraad bragt haren man tot zeker genootschap, wanneer hem de Kleermakers tafel begon te vervelen, dewyl by daar dagelyks allerhande waereldsche taal van de arbeidende knegts moest aanhoren; maar hy wist geen ander middel om aan de kost te komen, weshalven hy daar noch enigen tyd moest blyven. Na vier Jaren getrouwd te zyn geweest, was hy zo ver gevorderd, dat hy reeds frai begon te leren lezen en schryven, en het volgende Jaar kon hy dit zo wel, en was zo ervaren in de gronden van den Godsdienst, dat hy niet schroomde om de schaar en naald te verwisselen met een grote pruik en hoed. De dood van een der voornaamste onderwyzers in de gronden van den Godsdienst bragt hem groot voordeel aan, dewyl hy by vele luiden in deszelfs plaats wierd aangenomen, en binnen den tyd van drie Jaren daarna, kon hy zig beroemen van de meeste leerlingen te hebben. Zyne uitmuntende kundigheid en schranderheid van oordeel maakte hem deze bevordering waardig. In zyne lessen gebruikte hy zelf de Hebreuwsche en Grieksche grondtexten om de zaken op te helderen; zyne leerlingen, die maar een half Jaar by hem hadden geleerd, kenden alle de onderscheiden zoorten van ketters op hun duimpie, en die maar één Jaar by hem hadden geleerd, waren in staat, om alle die Ketters te wederleggen. Met zulke voortreffelyke begaaftheden bezield kon het niet | |||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||
missen, of hy wierd eerlang het voorzittend lid in het genootschap, aan het welk hy zyne eerste kundigheden te danken had; nu en dan deed hy voor het zelve enige byzondere redenvoeringen, van welken hy 'er maar drie op het Papier heeft gebragt, tot innerlyke smert van de geleerde waereld. De drie egter, die het ons noch gebeuren mag overgehouden te hebben, behelzen de volgende onderwerpen: 1. tegen de godloze Naturalisten, die durven staande houden, dat men het bestaan van God buiten den Bybel kan kennen, en bewyzen; 2. tegen de godloze Philosophen, die stellen dat de waereld drait en de zon stilstaat; en 3. en tegens de Deïsten, dewelke durven verzekeren, dat de deugden der Heidenen blinkende zonden waren. De Heer Driegdraad was van een spitsvinnig oordeel en een groot liefhebber van te disputeren, en daarin zo ervaren dat niemand hem oit heeft kunnen overtuigen. Hierin was hy zo driftig dat hy op den 19 December 1772. zeer hevig met een Naturalist hebbende gedisputeert, thuiskomende door ene ylende koorts wierd overvallen, en omtrent vier dagen bedlegerig te zyn geweest, op den 23. daaraanvolgende is ontslapen tot innige droefheid van zyne vyf kinderen, kindskinderen en alle welmenende, zynde zyne huisvrouw op den 13 September 1763. uit dit tydelyke verlost De oudste zoon is zynen Vader in zyne bediening opgevolgd, en geeft hoop van hem met 'er tyd in geleerdheid te zullen evenaren.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing. |
|