| |
| |
| |
De Denker.
No. 530. Den 22 February 1773.
[De afgryzelykheid van den Oorlog uitgebeeld.]
Nulla salus hello, pacem te poscimus omnes.
Virgilius.
Indien de vier Waereld - Deelen te gelyk op één Tooneel met elkanderen verscheenen, en elk haare heerlykheid daar voor den dag zou brengen, zou zekerlyk Europa met haaren Godsdienst, Geleerdheid, Beschaafdheid, Welleevendheid, uitneemenden Regeeringsvorm, Konsten, en dergelyke uitmuntendheden aanstonds te voorschyn komen. Indien het zelve door deeze dingen, de drie andere Waereld-Gewesten waarlyk de loef verre afsteekt, zou Asia, schoon men in China ook nog al iets van Konsten en Regeeringsvorm weet, met Africa en America moeten erkennen, dat zy in deeze dingen veel minder waren, en voor Europa moesten onderdoen: dan tevens zouden zy zich moeten verwonderen; hoe dit zo geleerde, welleevende, en wel bestierde Waereld-Deel, meer mogelyk dan de drie anderen, de grootste blyken van ongeleerdheid, onbeschaafdheid, en kwaade regeering ten zelfden tyde geeven kan. Zy zouden gereedlyk zeggen; wat heil steekt 'er in den voortreffelyksten Godsdienst, als gy deszelfs tweede hoofdles(ik meen de Liefde) met voeten treedt? Wat nut doet u de Geleerdheid, als de Dwaasheid boven haar de bovenhand heeft? Wat zoetigheid brengt de Welleevendheid in de zaamenleeving aan, wanneer gy onophoudelyk elkanderen vermoort? Wat zegen baart de goede Regeeringsvorm, als de onrust van buiten de inwendige telkens beroert, zelfs menigmaal 't onderste boven werpt, of de inwendige de uiterlyke voortbrengt?
Wat zullen wy op deeze tegenwerpingen antwoorden? Wy zyn wel niet in staat, by mangel van berigten, om eene vergelyking te maaken tusschen Europa, en de drie andere Waereld-Deelen. Asia heeft haa- | |
| |
re beroeringen gekend: wat in het hart van Africa gebeurt, weeten wy niet; en van America, waar geene Europeaanen zyn, kunnen we weinig meer zeggen: dan laaten we in het Gewest, dat wy bewoonen, blyven, en dat alleen bezien. Wy hebben geen lust om de Vraag: of de Kunsten en Wetenschappen ons zo veel gelukkiger gemaakt hebben dan andere Volken, die zonder dezelven vreedzaam leeven, te onderzoeken: zy is voor en tegen dikwils bepleit, en de balans moet gewis, wat men ook beweeren moge, aan onze zyde overslaan; dan hoe zal 't Europa met al haaren Godsdienst, Geleerdheid, Beschaafdheid, Welleevendheid, Regeringsvormen, Kunsten en andere uitmuntendheden overeen kunnen brengen, wanneer wy haare Oorlogen en beroeringen beschouwen? Indien men dezelve vergelykt met de drie andere Waereld-Deelen, zal de Vraag gebooren worden: of wel in eenig ander Deel, (de uitgestrektheid gelyk gesteld) zo veel menschenbloed vergooten wordt dan in Europa, en of het niet daar van daan is, dat dit Deel veel minder Inwooners thans bevat dan voorheen? Men zou 'er op kunnen antwoorden, dat de Volken van Europa digter op elkander woonen, altoos met elkander handelen, en meest door eigen belang onophoudelyk gedreeven worden, dat de eerste aanleidende oorzaak tot oneenigheden geeft, 't geen in de drie andere Waereld-Gewesten zo niet wordt gevonden, dat men kan toestemmen: dan hoe zal men het maaken met de tegenwerping, dat Godsdienst, Beschaafdheid, Welleevendheid, treffelyke Regeeringsvorm, nog andere voorregten iets schynen toe te brengen tot den uiterlyken vreede; dat nergens minder beroeringen moesten vernoomen worden dan hier, wyl nergens zo veele drangredenen tot der Volken geluk plaats grypen; dat de stem van den Godsdienst, waardoor een Kristen roemt zo veel boven een Heiden vooruit te hebben, niet anders dan rust gebiedt, maar niet gehoord schynt te worden, enz.
Daar is zeker niets, dat meer ten schande van het Kristendom in Europa strekt; niets dat meer de ongelooflyke verdorvenheid van het menschdom bewyst, en dus de Kristelyke leer aangaande deeze ontaartheid en verbastering der menschen sterker staaft; niets dat ys- | |
| |
selyker, boosaartiger, en vreeselyker is dan de Oorlogen, die Kristenen tegen Kristenen voeren. Wie, die hunnen Godsdienst, de zo hoog geroemde beschaafdheid van Europa, en de treffelyke Wetten, waardoor men boven andere Natien uitmunt, beschouwt, kan gelooven, dat hy moet gelooven, om dat hy het ziet. Binnen de laatste dertig jaaren beleeven wy den derden voornaamen oorlog, in Europa gevoerd.. In den eersten verlooren wy onze Barriere-Steden; in den tweeden koozen wy wyselyk de Neutraliteit; by deezen derden hebben wy het, naast de Voorzienigheid, alleen dank te weeten aan onze Landbestierderen, en den vreedzaamen Koning van Engeland, dat wy 'er niet ingewikkeld zyn geworden; die braave Vorst toch dempte het twistvuur, dat, aan de haven van Falkland ontstooken, ligtlyk tot ons zou overgeslaagen hebben, wanneer het drie in vreede gebleeven Koningryken in vlam gezet hadt. Wy zyn 'er niet tegen, dat men eenen regtvaardigen oorlog voere, dat men aangevallen zynde zich verdeedige: dit hebben we tegen wil en dank meer dan eens moeten doen; maar myne stelling blyft niet min waaragtig; want een regtvaardige of verdeedigende oorlog onderstelt, dat men boosaartig aangevallen, of zulk eene gewigtige reden gegeeven is, dat 'er in 't vervolg meer onheilen staan te wagten, indien men zich niet verweert, dan 'er smerten uit eenen oorlog kunnen ryzen. Dan hoe het ook zy, een wys Volk, tot den oorlog genoodzaakt, komt 'er nooit toe dan met weerzin, en treurige aandoeningen; het ziet de boosheid der waereld, welke niet anders dan door de geweldige middelen van het zwaard kunnen beteugeld worden; het gordt het traaglyk aan, als het uiterste en laatste middel, dat ter handt kan genomen worden.
Hoe komt men dan aan zulk een vreeselyk ding als de oorlog is? Dit hangt van één mensch, van ééne beuzeling dikwils af. De Geschiedenissen leveren ons daarvan een aantal van voorbedden. Eene Maitres, een kwalyk begreepen woord, een ingebeelde hoon, een oude wrok, een paar handschoenen hebben oorlogen ontstooken. Een trotsch Man van een zeer laage geboorte klimt, door zyne schranderheid en toeloop van begunstigende amstandigheden, zo lang van trap tot trap
| |
| |
op, tot dat hy eindelyk de eerste Staatsdienaar wordt van een Vorst, die de ledigheid beminnende, of onbekwaam ter regeering zynde, alles op hem laat aankokomen. Deeze stelt geheele Koningryken, de geheele waereld in rep en roer. O diepte der Godlyke Regeering! ware het niet beter geweest, dat hy een muilezeldryver gebleeven of geworden ware, om beesten dan Volken te bestieren? Een Konings Zoon wordt na 's Vaders dood verheeven op den Koninglyken Zetel. Er wordt niet gevraagd, of hy al of niet bekwaam zy; de throon komt hem toe. 't Ware wel beter, den bekwaamsten Man des Volks daartoe te kiezen; maar stemmen duizenden overeen in den bekwaamsten te kennen, en zyn zy Patriottisch genoeg om eigen belang en hoogmoed verzaakende, hem te kiezen? Polen heeft ons sedert lang anders geleerd. De Zoonen der Koningen treeden langs den vreedzaamsten, en voor het Volk voordeeligsten weg tot den throon. Hy zweert by het Evangelie te zullen regeeren; maar hy vergeet of kent niet het onderscheid tusschen regeeren en heerschen. Regeeren is, alle zaaken des ryks met eene behaaglyke voorzigtigheid zo te bestieren, dat het waaragtig voordeel der Natie daaruit voorvloeie, bevestigd en vermeerderd werde. Een Regeerder oogt dan altoos op het doelwit, dat hy zoek te bereiken. Met dat oogmerk vergelykt hy den loop der tyden, en de veranderingen, die in de waereld en in zyn ryk ontstaan. Uit deeze vergelyking oordeelt hy, wat te kiezen, wat te verwerpen. Hy betreedt dien weg met voorzigtigheid, dien hy voor den besten aanziet. Alles gaat door eigen handen, wyl hy oordeelt, dat niemand meer zugt tot 's Volks geluk kan hebben, dan hy zelf bezit. De edele Evangelieles anderen te doen, dat men wil, dat aan ons geschiede, maakt hy tot een Koninglyke Wet voor zich zelve, en doet dus geen onregt aan andere Natien, welk hy zyn eigen Volk niet gaarne zou zien aandoen. Tevreeden met zyne landpaalen laat hy een ander, dat hy heeft, enz. Heerschen is geheel wat anders. Die heerschen wil, heeft andere zinnen. In zyn geheel bestier heeft deeze geen ander oogwit, dan zich te verheften, en in de waereld groot, gevreesd en aanzienlyk te maken. Hy zoekt het beste des Volks niet, maar het beste zyner verbeelding. Zyn ziel ligt krank aan
| |
| |
eene blinde verééring van zich zelve, en veragt de overigen. In het geeven der Wetten let hy meer op de vaste groodlegging van zyne heerschappy, dan op het geluk des Ryks. Dikwerf beveelt hy zonder reden, alleen om te toonen, dat hy bevelen kan. Zy die veragt en onderdrukt worden, krygen met hunne klagten weinig gehoor by den throon, of kunnen ze dikwils zo verre niet brengen. Als alles in het Ryk wel staat; als 'er diepe rust regeert; als de schatkisten vol zyn; als andere Volken arm zyn, of met anderen rampen worstelen, vervoert hem zyn hoogmoed om het ryk uit te breiden. De oorlog hoe onwettig moet by de waereld wettig zyn. Om een lap lands, waar over men eenen bal kan werpen, om, ééne Stad of Dorp te krygen, wordt de oorlog begonnen, want een oude pretensie geeft 'er regt toe. Ziet daar tweemaal honderd duizend menschen in de wapenen! Het leeven van zo veele zielen in de hand van éénen Man, van eenen Koning Is hy dan hun Vader? 't Geluk van honderd dutzend Vrouwen, en misschien van twee of driemaal honderd duizend Kinderen zyner soldaaten al mede in dezelfde hand, in de hand van één mensch; een mensch van gelyke beweegingen, nietigheid en sterfelykheid als zy allen! O diepte der Goddelyke Regeering!
Nog eens, hoe kan men besluiten tot zulk een vreeselyk ding als de oorlog is? - Vraagt nooit een Koning aan zich zelve: zal de winst van geheele Provintien, zelfs van Koningryken kunnen opweegen tegen het leeven van zo veele duizenden myner eigen Onderdaanen, die ik gewis verliezen zal, al win ik den Veldslag? Deeze trouwe Lieden, die, alleen om dat ikzeg: ik wil, hun leeven opofferen, ben ik voor altoos kwyt. En hoe veele duizenden myner zo genoemde vyanden staan te sneuvelen! deezen zal ik missen, als ik hun Land inneem, en het myne maak. Elk van alle deeze zielen zullen voor den Regter van Hemel en aarde wraak over my roepen, dat ik oorzaak van hun zo vroeg afgesneeden leeven ben geweest, en wat zal ik tegen honderd duizenden inbrengen tot myne verdediging? - Belet de hoogmoed, die de Vorsten opblaast, buiten de verant woording te zyn, hierop te denken, en zyn zy dronken van inbeelding? is 'er dan geen stem van Godsdienst, van Geleerdheid, van Beschaafdheid, van Wellevendheid, van Regtvaardig- | |
| |
heid, die hen aanspreekt en wakker maakt uit die bezwyming van zinnen?
Waartoe vervalt het Godsdienstig, het geleerd, het verlicht Europa? Moeten vreeselyke oorlogen het telkens van en ryten, moeten Kristenen Kristenen verdelgen? Hoe ziet 'er die Waereld uit, waarop zy gesteld zyn om zich tot een betere voor te bereiden? Men noemt de Waereld een woestyn; indien zy het niet is, wordt zy 'er toe gemaakt; zo al, men maakt ze dubbel tot eene huilende wildernis. De verstandige Schepselen, de wyze, geleerde en verlichte Kristenen twisten onder elkander om een voet breed van die aarde, die hun maar voor een korten ten verblyveis ingeruimd. Zy vegten tot den bloede toe, wie eigenaar van een stuk Lands, van een stuk slyks, van eene kleinigheid, van een nietig ding zal zyn, dat niets zou gelden, indien onze verbeelding 'er geene waardy aan hadt gegeeven. Wat dringen wy zo sterk om 'er over te regeeren: zo wy het gezag 'er niet over voeren, een ander zal het doen. Is het ons niet genoeg, zo het maar een' Heer heeft, die het bestiert? Wat onzinnigheid heeft dan de verlichte Volken aangegreepen? Die Volken, die zo veel wyser dan andere willen zyn; die niet verzekerd zyn, of de avond hun den dood zal baaren of het leeven laaten behouden, springen met elkanderen zo om, als of dit leeven eene volkomen eeuwigheid ware, waarin hun geluk niet anders dan door het ongeluk, en de beheersching van anderen kan gebooren worden. Algemeen klaagt men over de tegenspoeden des tegenwoordigen leevens, algemeen zugt men over de rampen deezer waereld, en men zou van de liefde, die tweede hoofdwet der Kristenen, verwagten, dat ze de handen in een zouden slaan om die smerten zo niet weg te neemen, ten minsten te verzagten: dan hoe wroeten zein elkanders ingewanden, hoe slooven zy zich af om de rampen te verdubbelen, en den zwaaren en verdrietelyken weg naar de eeuwigheid zwaarder en verdrietelyker te maaken? Europa zinkt; dit is niet genoeg; men moet elkanderen noch meer folteren en benaauwen om schielyker te vergaan. Roemrugtig gedrag voor beschaafde Natien! - De Allerhoogste, wiens de aarde is en haare volheid, heeft over dit vierde Waereld-Deel zyne byzondere gunsten uitgestort. Zyne barmhertigheden zyn over alle deeze Koningryken. En schoon ze noch niet al- | |
| |
len tot de zuivere Leer gebragt zyn, hoe veel nader zyn ze niet tot het Koningryk der Hemelen gekomen dan de blinde Heidenen? De God des Hemels, de Wetgeever der waereld, de Prediker van het Evangelie gebiedt den vreede en de liefde. Hy staaft zyne liefdewet, die hy onder de menschen wil onderhouden hebben, door dagelyksche liefdeblyken: dan nog zyn wet nog zyne daaden, ten voorbeelde gegeeven, trekken in 't algemeen Navolgers. Hy onderhoudt het menschelyk geslagt op eene ver wonderlyke wyze; maar menschen willen, dat hy opbouwt, afbreeken. De oogmerken, die men zich eens heeft voorgesteld, moeten bereikt worden, al kost het een half millioen menschen het leeven. De Allerhoogste gebruikt Engelen om de inwooners der waereld, om kinders zelven in 't leeven te bewaaren; Kristenen gebruiken helsche werktuigen om het leeven der geenen, die hunne oogmerken weerstand bieden, te beneemen. God verheerlykt de waereld door zyne gunsten, en vernieuwt elken jaare het gelaat des aardryks; maar Kristenen veranderen vrugtbaare velden in woestynen, Steden in Dorpen, Paleizen in hutten. Wat toch doet niet het vuur des oorlogs? Hoe siddert niet een Land, daar dat tooneel wordt opgerigt? Welke schrik verspreidt zich niet wyd en zyd? Men moet hiervan ondervinding hebben, zal men 'er regte bevatting van maaken. Wie ten zulken tyde niet gewoond heeft ten platte Lande; wie den vyand zyne wooning niet heeft ingeruimd, en zyne goederen overgegeeven; wie geen belegerde, door storm veroverde stad, en de woede der woeste, plonderende, en schendende krygsknegten gezien heeft, zyn deeze grouwzaame dingen vreemd. Boven al is het allerysselykst een slagveld te zien: laaten tweemaal honderd duizend krygsknegten tegen elkanderen ten stryde trekken, op zo veele aangezigten staat, in den aan vang, de bleeke dood geschilderd. De kloekmoedigste Bevelhebbers hebben my dikwils verzekerd, dat zy nooit éénen krygsknegt zonder aandoening in dat veege oogenblik beschouwd hebben, of zelve zonder ontroering geweest zyn, tot dat het gebulder van het Kanon, en de vliegende Kogels, die het veld met lyken begonden te bezaaien, de vrees in woede veranderden, Hoe naar is eindelyk het slagveld, als een Leger het ander heeft verslaagen en vervolgd! Wat gekerm gaat 'er allerwege door de gekwetsten op!
| |
| |
Die niet door de paarden of de voortrukkende krygsbenden vertrapt zyn, bidden dikwerf, met gevouwe handen, de geenen, die naar hunne gesneuvelde Vrienden zoeken, dat men hun nog maar éénen doodsteek geeve, om van de wreedste smerten ontslaagen te zyn. Ooggetuigen hebben my dit verhaald. Och welk een ysselyk schouwspel! een veld, naauwlyks te overzien, ligt bedekt met lyken, met half leevende, met stervende menschen. De Generaal ligt onder de geringste krygsknegten, dermaate vertrapt of door bloed en stof onkenbaar geworden, dat zyn eigen lyfknegten hem niet vinden kunnen. Honderden rigten zich stervende nog half op, en vallen weêr neer: veelen, uitgeschud door de plonderenden, liggen, naakt of in hunne bebloede hemden op 't veld. 't Dierbaar menschenbloed stroomt allerwege weg. Geen pen kan zulk een moordtooneel afmaalen. Myn bloed, terwylik dit schryf, op de bloote bedenking, wordt koud in de aderen myn hart grilt 'er van. Dan, (dit zeiden my dikwils de kloekste Helden, wanneer zy daarvan spraken) dan vervloeken wy, dit ziende, den oorlog. Het gebulder van het Kanon, het geschreeuw der nog vegtenden, het gejuich der overwinnaaren, het gekerm der gewonden maakt dan zulk een gemengeld geluid, dat het hardste hart in smerte wegsmelt. En wat gebeurt 'er, als de tyding der verslaagene en gekwetste Mannen en Vaderen ten oore van Vrouwen en Kinderen komt? - Menschlievend Opperwezen! zyn deeze de vrugten van den Godsdienst, Beschaafdheid en Geleerdheid? Is Europa verlicht om zulk een voorbeeld aan een Heidensche waereld te geeven? Zyn 't deeze Kristenen, die de Wet der liefde, het Evangelie des vreedes zullen voortplanten? Hoe treffelyk zyn ze daarin bezig, wanneer ze in elkanders ingewanden wroeten? Zyn deeze uwe Schepselen, die roemen u te kennen en te dienen? - Menschlievend Opperwezen! daar zy toonen het onderscheid, tusschen eenen pligt te kennen en te doen, niet te weeten, geef den geest van het Kristendom den geenen, die deszelfs naam voeren; geef den vreede aan de waereld te rug, en bewaar denzelven op den duur in ons Europa; duldt niet langer, dat Kristenen zich verteeren en verderven, dat duizenden weenen, wanneer de Duivel met zyne Engelen over de vergooten stroomen menschenbloed juicht in de helle.
|
|