| |
| |
| |
De Denker.
No. 529. Den 15 February 1773.
[De Liefde voor het Vaderland, veel verwaarloost, sterk aangepreezen.]
Viget amor Patriae.
De Romeinen hebben, boven alle Volken van hunnen tyd, uitgeblonken in een allersterksten dorst naar glorie, en onuitbluschbaare zugt voor het Vaderland. Door deeze twee beginsels gedreeven, vogt de minste krygsknegt zo dapper als de grootste Veldheer; de laagste man arbeidde zo yverig voor 't algemeen belang, als de eerste Staatslieden van dat Volk. Zo ongelukkig als de hevigheid der eerste drift hen in 't einde gemaakt heeft, toen dat Gemeenebest zyne Landpaalen te verre uitzette, en over de geheele waereld wilde regeeren, zo loflyk is de laatste altoos geweest. Nooit werdt het eene Natie geraaden het eerste beginsel van dat beroemde Volk over te neemen, en op gelyken voet te koesteren; maar elk Ryk is altoos gelukkig geweest, wanneer alle deszelfs Leden dezelfde zugt voor 's Vaderlands geluk in den boezem voelden branden, en brandende hielden.
Wat is derhalven de Naam van Patriot een edele naam! Welk een treffelyk Man is een Beminnaar van zyn Vaderland! op hoe hoogen prys moet hy by ons staan? vooral, wanneer hy niet slegts, door dezelfde beginsels, die een Romein in zyn hart voelde, gedreeven wordt; maar byzonder de voortreffelyke drangredenen, welke de Kristelyke Godsdienst aanvoert, in zyn hart met alle haare kragt voelt werken; dan is hy toch de edelste en nuttigste mensch, die een Land verlangen kan.
Wat veel vergeeten wordt, en zelfs der jeugd meer algemeen, onder groot en kleen, moest worden ingeprent, is deeze liefde voor het Vaderland. Ik wil
| |
| |
bekennen, dat de Heilige Evangelieles, die de liefde voor alle menschen gebiedt deeze in zich sluit, en 'er ter waereld geen reden is om het geopenbaarde Woord te beschuldigen, dat het vergeeten hebbe op de Vriendschap en de Liefde voor het Vaderland aan te dringen; maar men moest meer opzettelyk toonen, welken invloed elks zedelyk Karacter op het voor- of nadeel van het Land onzer geboorte hebbe, en hoe elk verpligt zy in alle bedryven het beste daar van te zoeken: men moest uitvoeriger schilderen, hoe braaf het zy, iets ten welzyn zyner Vaderlanderen te doen: elke daad, die hier toe strekte, moest algemeener toegejuichd, en waarom ook niet met byzondere belooningen bekroond worden, al hadt, by voorbeeld, een boer maar iets uitgevonden, dat verbeetering aan den Landbouw toebragt? Ik zou dan begeeren, dat, al prentte men de jeugd dezelfde lessen in, men egter byzonder in trein bragte de woorden van Liefde voor het Vaderland, en uitvoeriger schetste, wat die albetekenen. Dit kon een middel zyn om elk een van jongs af dieper in te prenten gehoorzaamheid aan de Overheden, eerbied voor den Godsdienst, afkeer om nimmer iets aan vreemden te leeren, wat ten algemeenen nadeele kan strekken, veel eer eenen yver om's Lands voordeel meer dan zyn eigen te behartigen, en eindelyk een braaf voorbeeldig leeven om anderen in deugden voor te gaan, en een afkeer te geeven van die ongeregtigheden, die een schandvlek, maar tevens een ondergang der Natien zyn.
Om niet uitvoeriger dit stuk thans aan te roeren, willen wy thans alleen vraagen: waar zyn nu de egte Patriotten, de waare beminnaars van het Vaderland, gezind om aan al, wat deeze Liefde gebiedt, welk tevens de stem van den Godsdienst is, te voldoen?
Die Liefde, welke by veelen reeds uitgestorven is, alzo zy niet anders kennen, dan het geen de eigenbaat hun inluistert, en och of zy de regte eigenbaat noch kenden! Die Liefde, zeg ik, by veele reeds uitgestorven, by anderen op 't gypen liggende; by sommigen een weinig doch flaauwlyk gekoesterd, waar over 's Lands Vaders, en alle rechtschaapen Lief hebbers zo bitter klaagen, tragten de eersten door hunnen Dank- Vast- en Bededags-brief te doen herleeven, en voor
| |
| |
altoos op onzen vrugtbaaren grond in bloei te brengen, en te houden.
Zy roepen ons allen, by tyds, van de beschouwing onzer eigen zaaken af, om den algemeenen staat van ons Vaderland, en de regtvaardige handelwyze van den Regeerder der waereld, met zyne verbaazende Voorzienigheid, in zegeningen en oordeelen zigtbaar, by voorraad te overweegen, op dat wy ten dagen, als ze meer opzettelyk van ons beschoud moeten worden, wy bereid mogen zyn voor die hartelyke aandoeningen, en verbeteringen, welke de Liefde voor het Vaderland en de waare eigenliefde, beide in het Evangelie opgeslooten, van elk vorderen.
Herkomt uit uwe flaauwte, ontwaakt uit uwe slaaperigheid, ontbrandt in liefde, alle myne ongevoelige, slaapende, liefdelooze Landgenooten! Het algemeen, elks byzonder belang roept ons tot vroegtydige beschouwingen: men kan te laat, niet te vroeg hier mede beginnen; twee dagen voor den grooten Dag, die ons Vaderland algemeen staat te vieren, zich bezig te houden met het geen ik op het papier gaa werpen, zal u niet schaaden, mogt het u profytelyk zyn! Een goed hart onderneemt aan u te schryven, daar gy u zo dikwils verleedigt naar het zelve te hooren.
De talryke Nieuwspapieren, die elken dag in ons Vaderland uitkomen, voldoen niet slegts onzen natuurlyken weetlust, leeren niet alleen de Gebeurtenissen, die in andere Landen voorvallen, op welken onze toestand en Koophandel de naauwste betrekking hebben; maar zyn ook van die uitsteekende nuttigheid, dat ze ons, zyn we menschen, regtgeaarte menschen, menschlievende gevoelens en deugdzaame aandoeningen inprenten Of heeft niet een vyfjaarige burgerlyke kryg in het uitgestrekte Polen, hebben niet die deerlyke verwoestingen, het stroomend bloed der Burgeren, daar Vader tegen Zoon, Zoon tegen Vader, de Onderdaan tegen zynen Vorst en Koning opstaat; hebben niet de Ballingen, verlaaten van Vrienden en Goederen, menschlievende gevoelens, gevoelens van Kristelyk medogen in u ontstooken, gebeden voor hunnen vreede u afgeperst? - Heeft niet eene felwoedende Pest in dat Koningryk, gebooren uit gebrek van noodig voedsel, een gewoon gevolg van inlandsche beroerten, wel- | |
| |
ker besmetting zo veele duizenden, binnen weinige dagen, wegmaaide; heeft niet de aansteekende Ziekte, die, al mede door hongersnood gebooren, honderd duizend zielen in het aangrenzend Bohemen, ten tyde des laatsten winters, wegrukte; heeft niet de overgeslaagen Pest in Rusland, waar we dagten, dat ze in maar ééne Stad haare woede verspilde, doch gelyk wy laater hoorden, honderd zestig duizend menschen sterven deedt; hebben niet alle deeze treurige, zielgrievende tydingen ons doen zugten, doen weenen, doen bidden voor die ongelukkige Landen? - Wat nut geeven ons Nieuwspapieren, als zy niet tevens zulke zedelyke gevoelens in ons opwekken; vooral als wy niet tevens overweegen onzen gelukstaat, daar wy vry gebleeven zyn van alle die jammeren; als zy niet opwekken onze slaapende dankbaarheid tot onzen Hemelschen Bewaarder? - Eindelooze ontferming van den God des Hemels! aan u moet ik nu plegtig gedenken, u de eer geeven, u danken, dat geen vlokje wols, geen brief, geen andere kleiner beuzeling die vreezelyke aansteekende ziekte in ons Vaderland overbragt, waar het niet zo gemakkelyk zou zyn Cordons te trekken, om derzelver voortgang te stuiten, waar dit onmooglyk zou zyn. - Zet u, Landgenooten! Span uwe verbeelding uit, zo ver gy kunt, vat gy wel de grootheid der Godlyke Genade, die ons bewaarde? kunt gy, naar den grooten eisch deezer weldaad, daarvoor dankbaar zyn? zo niet volkoomen, want wie vermag dit? hoe verre moet gy ze niet brengen? straks willen wy u dit zeggen.
Zyt gy daarenboven behoed tegen eenen hongersnood, waarvan gy niet meer dan het denkbeeld kent, door eenen ongemeenen Oogst, die in alle deelen van Europa gevonden, geheel Europa heeft moeten verbaazen; want terwyl een groot deel van derzelver Inwooners het harnas tegen elkander aangespte, en Asia zelf ten algemeenen moord hulpbenden aanvoerde; gaf daartegen de God des Vreedes, de menschlievende God, blyken, hoe zeer hy het leeven der menschen wilde spaaren door eenen ongelooflyken voorraad van allerleie Graanen te schenken, op het punt, dat Europa de opengespalkte kaaken van den razenden honger ter verscheuring voor zich geschilderd zag. Heeft niemand deeze tegenstrydige handelwyze, der opmerking
| |
| |
overwaardig, ingezien? God wilde zyne schepselen behouden; menschen wilden elkander verderven; God zegende, de menschen bleeven in woede. Zyn dan zyne wegen gelyk onze wegen? Hoe is de waereld hier door beschaamd gemaakt, maar wie wist van schaamrood worden? dan wie 'er door den Oorlog en tweedragt gewond, verscheurd, en gesneuveld zyn, wy niet: de handen onzer barmhartige wyven hebben haare kinderen, in den hongersnood, niet gekookt, gelyk een gewyd schryver die ramp zo sierlyk als aandoenlyk uitdrukt.
Onze Burgerlyke en Godsdienstige Vryheden en Voorregten hebben ook geenen aanstoot, ik laat staan, eenige krenking geleeden. Deeze is eene andere onwaardeerbaare weldaad, waarvan wy de uitneemendheid niet kennen, om dat wy ze nimmer verlooren hebben. Ochdat wy nooit, langs dien weg, haare waarde leeren kennen! - Maar bevlytigen wy ons die op te maaken uit het voorbeeld van die Volken, welke ze thans missen. Elke Gezindheid van ons Land, zo vriendelyk als zagt, zo bescheiden als regtvaardig behandeld en beschermd door de Wysheid en Kloekheid van 's Lands Vaderen, mag hier haar geluk waardeeren. De Jood ontvangt voor de Vierschaar zo wel regt als de Kristen. De Deuren van elk Huis, waarin Gezindheden, die niet van den heerschenden Godsdienst zyn, vergaderen, staan open, en leenen elk, die wil, eenen ongestoorden inen uitgang. Ook zy, durf ik zeggen, dan byzonder de Hervormden hebben een nieuwen trap van vastigheid en bestendigheid, voor deeze Vryheden gekreegen door de geboorte van eenen Prins uit het doorluchtig Geslagt van Orange en Nassau, welk, in de hand des Allerhoogsten, het roemrugtig werktuig is geweest, by de grondlegging onzer Republyk, tot verkryging en overbrenging deezer voorregten tot onze tyden. Alle deeze blyken van goedertierenheid, zeggen 's Lands Vaderen, behooren onze harten te vervullen met erkentenis aan dien God, die onze hulpen toeverlaat in alle tyden is geweest: - en nu, waar is die erkentenis, die algemeene hartelyke, ongeveinsde, op den duur blyvende erkentenis? - De Liefde voor het Vaderland doet ons dit vraagen.
Dan beschouwen wy ons niet slegts in het voordeeligste en aangenaemste licht. Aan de eene zyde glinstert toch wel de vrolyke Dag des voorspoeds; maar
| |
| |
aan den anderen kant grimt ons een naare Nagt van tegenspoed toe. Treurige mengeling! die de groote zegeningen wél in duidelyker licht vertoont; doch tevens het zoet genot byster vergiftigt. Daar is eene zeldzaame Veepest, tegen welke Geleerden en Ongeleerden, jaaren lang, hunne zinnen ter wegneeming scherpten, egter noch duurende, wat zeg ik, in veele oorden des Lands feller woedende dan ze immer heeft gedaan. Deeze krenkt den Landman, verarmt den Stedeling, onttrekt het Land een deel zyner inkomsten, voert het geld elders heen, brengt schaarschheid voort, en onthoudt den armen Burger een noodig en versterkend voedsel. - Daar is een gebrek van graanen, met eene daaraan altoos verbonden duurte; hoe? gebrek van graanen en duurte, juist na den overvloedigsten oogst, wiens weergaa men mogelyk in geen vyfentwintig jaaren heeft gezien! ja, dit, anders byna ongelooflyk, wordt alle dag ondervonden. - Daar is een dreigend gevaar, dat een aanzienlyke tak van onzen Koophandel, die alleen gebrek en duurte kan wegneemen, eenen slag kryge, die denzelven gevoelig zou treffen. Geen een van alle Staatsmannen, van alle menschen in Europa, hebben, in den aanvang der Poolsche beroerten vooruitgezien den zeldzaamen keer, welke denzelven genomen hebben. Wie kon denken, dat wy'erzulk een nadeel by zouden kunnen lyden? De onverwagte verandering, welke Polen thans ondergaat, kan wegens de betrekking, die wy door den handel op dat Ryk hebben, ons in het vervolg bange neepen geeven, en, of den graanhandel ons ontrukken, of den prys hoog doen blyven, hooger dan wy kunnen betaalen. - Dan daar blyft ons, al eindigt de Veepest, al houdt de schaarschheid en duurte op, al dryft het dreigend gevaar des Koophandels over; daar blyft by ons, zeg ik, hoe zeer ons geluk van buiten en binnen moge glinsteren, hoe zeer wy aan alle kanten vreede mogen hebben, hoe zeer wy in rust onze vettigheden mogen eeten, een bedrieglyke voorspoed, (regte beschryving van onzen staat!) en niet anders overig. Een bedrieglyke voorspoed, treffelyk geluk! Een balzem op onze wonden, die egter heimelyk veretteren, en invreeten! Eene verzagting, die, naderhand met dubbele smerten opbreeken zal! Droevige kanker, die niet gemerkt wordt,
| |
| |
schoon ze den dood dreigt! - Wat is de oorzaak? - Driften en ongeregeldheden, de droevige gevolgen van veelerlei godloosheden, waar over 's Lands Vaderen lang geklaagd hebben, zyn de kwaalen, die ons in wendig krank maaken - Denkt gunstiger van onze Vaderlanders; gelooft niet; dat het zo erg met de zeden gesteld zy; verbergt dat kwaad, wat zal het baaten, alsde vermenigvuldigde zonden en overtreedingen van de Inwooneren des Lands daarvan doorslaande bewyzen zyn? Alle verberging, alle bedekking is dan uit. - Welke zyn die vermenigvuldigde zonden en overtreedingen? - Moeten wy de lyst opmaaken? indien gy ze niet kent, niet ziet, zelfs niet overtuigd staat van het nog grooter aantal verborgen misdaaden, hoort dan, welke de klagten zullen zyn van alle Leeraars onder aller leie Gezindheden op den aanstaanden Bededag; gelooft, dat zy geenzins met elkander afgesprooken hebben, om, op dezelfde wyze, het Volk te bestraffen; maar dat Waarheid hen zo algemeen dezelfde taal doet spreeken. Bloos byzonder, Kristen volk! van schaamte over de nadrukkelyke taal onzer hooge Magten, die betuigen vooral, met smertelyke aandoening te zien de smaadheden, die de heilzaame leer van het Heilig Evangelie dagelyks moet lyden door den openbaaren aanval van sommigen:-Zyn in deeze woorden alleen Ongeloovigen, alleen Deïsten bedoeld? Is 'er niemand anders, die dagelyks de heilzaame leer van het Evangelie aanrandt? - En ziet men in koelen moede; stil en wel te vreeden, die herhaalde aanvallen aan? stelt zich niemand ter afweeringe in de bres? Te regt zien onze Overheden, met smertelyke aandoening, die koele onverschilligheid van zodanigen aan, die aanval op aanval laaten doen op ons kostelykste pand, en in plaats dat Kristenen in 't algemeen en byzonder Gereformeerde Kristenen zich zouden vereenigen, om, door eene overeenkomst van zeden en belydenis, welke het treffelykste wapen is, deeze aanvallen te verydelen, en te beschaamen, blyst'er eene tegenstrydigheid tusschen beiden, waar door dit edel wapen de helft zyner kragt verliest. - In het eerste geval moesten alle Kristenen van wat naam ook, zich vereenigen(want zy hebben 'er het zelfde belang by)om den vyand van het Evangelie onder de oogen te zien, en geen inwendige verraders van die Leer onder zich dulden. Ik heb,
| |
| |
dit zeggende, geen vervolging in het oog, maar alleen die Lieden te ontdekken, en met die wapenen, die het Evangelie ons zo ruim aan de hand geeft, de pylen zulker Ongeloovigen, 't zy onder ons schuilende, 't zy van buiten op ons loerende en schietende, te verstompen. In het ander geval moest de Leer, die Heilzaam genaamd wordt door de Overheden, ontzien, en niet bloot gesteld worden voor beschimpingen, die verre van te overtuigen, altoos nadeelige gevolgen hebben ten genoege van den Vriend des Ongeloofs. Althans Kristenen, van wat naam ze zyn, behoorden meer te yveren, dat 'er eene overeenkomst tusschen de zeden, en de belydenis, die zy doen, gevonden werde. Hoe groot het verschil tusschen beiden zy, gebiedt ons de Liefde voor het Vaderland, regt te overweegen; want dat is de egte Liefde, als men de stem van God en Overheden, de stem der Leeraaren en zyns geweetens hoore; als men de Ongeregtigheid, die een schandvlek en verderf der Natien is, kenne; en byzonder, als men, overweegende haare deerlyke gevolgen, gewillig wordt dezelve te verlaaten, en zeden met belydenis overeen te doen stemmen. Dus vordert ons algemeen en byzonder belang, dat men de vermenigvuldiging der zonden tegenstaat, en veel meer, dat men die geheel verlaate. Laaten wy het dierbaar Evangelie, dat kostelyk pand, dat ons de verheerlykte Zaligmaker onverdiend gegeeven heeft, zorgvuldig bewaaren, kloekmoedig verdedigen, yverig beoeffenen. Laaten wy onze Leeraars eerbiedigen, en het vermaan in liefde hooren, dat ze ons geeven zullen. Elk breeke zyn eigen dwaasheden af, en leere ter Zaligheid wys worden. De Geest der waarheid, de Geest des leevens boezeme onz alle waare boetvaardigheid, ongeveinsd Geloof, zuivere opregtheid in; hy hernieuwe onze harten; bestendige ons in de deugd en heiligheid, bescherme ons Vaderland, keere alle dreigende gevaaren af; doe de waare liefde des Vaderlands, welke in zyne liefde opgeslooten is, herleeven; en beweege groot en kleen, om hun geluk uit te werken! De Dag, dat dit by den throon der genade gezogt werde, is naby. Onze zonden werden verzoend in het bloed des Lams! Ons Land werde verbeterd! Ons tydelyk en eeuwig geluk op vasten voet gezer! Wie wys, braaf, en gehoorzaam is, geeve daar van edele proeven; dit is Liefde voor het Vaderland.
|
|