| |
| |
| |
De Denker.
No. 518. Den 30 November 1772.
[De regtvaardigheid Gods in het beloonen der Deugd en straffen der Ondeugd uit byzondere Voorbeelden der H. Schrift aangetoond.]
Arbiter aethereus recti sectator et aequi est.
Jonston.
Dat de Deugd haase eige belooning, en de Ondeugd, integendeel, haare eige straf, zelfs in dit leeven meestal, ten gevolge hebben, was de stof van ons laatste Vertoog. De Godlyke Wysheid heeft dit zo bepaald, en daarom ziet men het zo dikwerf gebeuren. Dit ons met nadruk te leeren in deeze school der Waereld, is zekerlyk een deel zyner wyze en goede oogmerken. Men moet zich egter niet stooten, dat men het niet altyd ziet gebeuren; want, gelyk elke regel in sommige gevallen zyne uitzonderingen heeft, moet de Voorzienigheid Gods somtyds ook daarvan afwyken om wyze redenen: hier door lydt de Deugd niets in haare belooning, nog de Ondeugd heeft de minste reden om op haar ongestoord wanbedryf te roemen, wyl alles in de toekomende vergelding vereffend zal worden. Behalven deeze beschouwingen hebben wy onzen Leezer sterk aangepreezen, niet alleen zelf hierop het oog te houden; maar ook deeze doorgaande Belooning der Deugd, en Straffe der Ondeugd den Kinderen in te scherpen, en door voorbeelden van de tegenwoordige Eeuwe, welke zy kennen, sterk aan te binden.
| |
| |
Wy vertrouwen dat men het ons ten goede zal houden, als wy nu noch by doen; dat men de Belooning der Deugd en de Vergelding der Ondeugd ook uit andere gronden, neem eens, uit de Regtvaardigheid van het Opperweezen kan staaven, en ter ophelderinge die Voorbeelden aanhaalen, waarin de beloonende of straffende Voorzienigheid Gods ten duidelyksten doorstraalde. In dier voege de jeugd te leeren, is geen gewoon werk, hoewel deeze leertrant geen woord ter aanpryzinge noodig heeft, alzo deszelfs nuttigheid aanstonds van een' verstandigen begreepen wordt. Zo veel ik weet, is 'er maar één Schryver, die hiervan opzettelyk zyn Werk gemaakt heeft. Maar tweemaal heb ik zyn zeldzaam Boek in myn leeven gezien; de nette Titel is my vergeeten, zo ik het wel heb, is ze Broekhuizen over de Tien Geboden. My staat noch voor, dat die Schryver uit veele voorbeelden, opgezameld uit allerlei Boeken, heeft willen aantoonen, hoe de overtreeders der godlyke Geboden vroeg of laat door de regtvaardigheid des Hemels gestraft, en de waarneemers derzelven door deszelfs genade beloond zyn: dan 't is jammer, dat hy hier toe al te veel omslags heeft gemaakt, en veele zyner voorbeelden op geen genoeg gezag steunen of niet volkomen ten oogmerke dienen. Ik heb my lang verwonderd, dat niemand tot nu toe, zo verre my bekend is, dit verbeterd, of een Kinderboekje, getrokken uit de fraaiste Geschiedenissen, dan wel uit de H Schrift opgesteld, in handen van het Gemeen gegeeven heeft, om de jeugd in te scherpen, dat ondeugden in deeze waereld gestraft, deugden daarentegen beloond worden, alleen om dat God regtvaardig is, en de waereld regeert; welke dingen, vroeg haar voorgesteld en beredeneerd, geen ongelukkigen indruk op hunne noch weeke harten zouden maaken, en greetiger gehoord worden, naar maate de Kinders altoos met Geschiedenissen vermaakt worden.
Daar is, dunkt my, stofs genoeg tot zulk een opstel, indien 'er maar eene bekwaame pen is om het in den regten vorm te gieten, alzo niets moeilyker is dan op eene aangenaame en vatbaare wyze voor Kinderen te schryven. Twyfelt iemand aan myne stelling, en dunkt hem, dat de H. Schrift geen staalen genoeg tot dat ein- | |
| |
de aan de hand geeft, wy willen hem een weinig toelichten, en een kort Plan ontwerpen, naar 't welk, onzes eragtens, zyn Kinderboek ingerigt zou kunnen worden.
De Woede (om hier mede te beginnen) de Woede tegen eenen Broeder, die geweldige en gevaarlyke hartstogt, eenmaal den ruimen teugel gegeeven, slaat niet zelden over tot de rampzaligste uitersten; doch ze werdt ook van God ten zynen tyde strenglyk gestraft. Toen de Waereld bevolkt moest worden, en niet lang geleeden dat Gebod gehoord was: weest vrugtbaar, en vermenigvuldigd; tast Kain het leeven zyns onschuldigen Broeders aan, en doodt hem. De regtveerdige Richter der waereld ziet deezen grouwzaamen broedermoord, en besluit om Kain te straffen, een teken aan hem te stellen, op dat hy van elk gekend werde, en niemand hem onbekend of onvoorziens doodde. Dus moet hy, die de eerste was om de waereld te ontvolken, in de waereld blyven, de neepen van zyn wroegend gemoed lyden, en zelf het menschelyk geslagt voortplanten, doch op dat elk hem kenne, en een afschuw van hem, als eenen broedermoorder, hebbe, draagt dat monster een zigtbaar teken.
Onder alle Zoonen van den Aartsvader Jacob was Juda de eerste, toen de algemeene nyd tegen den onschuldigen Joseph was uitgebarsten tot daadelyk wanbedryf, die den voorslag deedt van hem niet te dooden, maar voor slaaf te verkoopen aan de reizende Karavane van Ismaëliten, 't geen ingang vondt by zyne Broederen, en te werk gesteld werdt. Jaaren daarna toen Joseph in Egypten, langs eenen zeldzaamen weg, Onderkoning van dat ryk was geworden; toen Jacob hem, als door een dier verscheurd, beweend hadt; toen zyne zoonen uit gebrek koorn in Egypten zogten, en als dieven van Joseph aangehaald werden, was Juda de eerste, die de godlyke regtvaardigheid erkende, en zich voor slaaf aan Joseph overgaf in die aanmerkelyke woorden: ‘Wat zullen wy tot mynen Heere zeggen? wat zullen wy spreeken? en wat zullen wy ons regtvaardigen? God heeft de ongeregtigheid uwer knegten gevonden, ziet wy zyn myns Heeren slaaven.’
Farao, die wreede Beheerscher van Egypten, de ge- | |
| |
weldige toeneeming der Israëliten in zyn Land willen, de stuiten, geeft zynen Amptenaaren bevel de jonggebooren zoonen van dat volk op eene grouwzaame wyze te verdrinken. Wat gebeurt 'er eenige jaaren daarna? Toen hy dat Volk, naar Kanaan op reis getoogen, tot in de uitgedroogde roodezee vervolgde, stortten de wateren ter neder, en hy zelf met een ongelooflyk groot aantal der eerste Amptenaaren van zyn Koningryk verdronk in het aanzien van Moses, die voorheen daartoe al mede veroordeeld, doch op eene zo zeldzaame als gelukkige wyze was gered geworden.
Toen deeze Moses daarna twaalf Verspieders naar het Land van Kanaän uitzondt, bragten alleen twee een waaragtig berigt van hetzelve te rug; maar de tien overigen, bang voor hun leeven zynde, gaaven voor, dat ze tegen de inwooners des Lands, dien zy reuzen noemden, niet zouden kunnen bestaan, en dat daarboven het Land mager zynde, zyne bewooners niet kon voeden. Deeze leugen, die een zeer nadeeligen invloed op eenige honderd duizenden hadt, werdt zigtbaar daarna gestraft, zo, dat de tien laatsten, die hun leeven wilden behouden, kort daarna hun leeven in de woestyn verlooren, en de twee Mannen, die hun leeven wilden waagen om dat vet Land, volgens godlyk oogmerk, te bemagtigen, hun leeven behielden, in dat Land ingingen en bewoonden.
Adoni-Bezek, in wreedheid en hoogmoed uitblinkende, hadt zeventig overwonnen Koningen de duimen der handen en teenen der voeten afgehouwen, weinig denkende, dat het hem alzo ook vergaan zou. Dan wat gebeurt 'er? Toen de Stam Juda den oorlog tegen de Kananiten begon, ving men dien Vorst, en gelyk met gelyk betaald zettende, door hem ook de duimen en teenen af te houwen, moest hy stervende erkennen: ‘gelyk als ik gedaan hebbe, alzo heeft my God vergolden.’
't Gelukte Abimelech, beroemder door ysselyker ontaartheid, dan Andonibezek, zyns Vaders huis te Ophra te bemagtigen en zeventig zyner Broederen moordaadig om hals te brengen: dan dit droevig treurspel blyft niet lang ongewrooken. Hy, die tot dien onwaardigen dood een party pluggen gebruikt hadt,
| |
| |
moet op de onwaardigste wyze door de handen eener vrouwe sterven, en een spiegel van Gods wreekende regtvaardigheid worden; want onder het bestormen van een toren, werpt zekere Vrouw een stuk van een molensteen op Abimelechs kop, en verplettert zyne hersenpan.
Een Israëlitisch Koning, durfde hy de godlyke ordonnantien versmaaden, werdt niet ontzien. Regtvaardigheid ziet geen persoonen aan. Tegen Samuels last, op hoog bevel gegeeven, spaart Saul het leeven van den Afgodischen Agag, Koning der Amalekiten, en vervolgt daarna dat van den onschuldigen David. Wat zyn de gevolgen deezer dubbele misdaad? jaaren daarna verliest hy zelf het leeven door de handen der afgodische Filistynen, toen David het zyne behieldt, en zelf op Sauls throon klom.
De Geregtigheid werdt met eenen doek voor de oogen geschilderd, ten vertooge, dat zy geen aanneemster der persoonen is. De godlyke Regtvaardigheid krygt ook dan haaren luister, wanneer de waereld ziet, dat openbaare schanden, zelfs in godvrugtigen, voor het oog der geheele waereld bedreeven, openbaarlyk gestraft worden. Driemaal ziet men zulks in David. Vervoert hem de hoogmoed om zyn Volk te tellen en deszelfs menigte te weeten; de pest vaart aanstonds uit, en rukt zeventig duizend menschen uit zyn Volk weg. Schendt hy het Huwelyksbedde van Uria, zyn onderdaan; niet lang daarna worden zyne bywyven door zynen eigen zoon, Absolom, geschonden. Doet hy Uria sterven; ook zyn kind, door Bathseba gebooren, wordt hem ontrukt, en moet sterven.
Hadt God den Man vervloekt, die het verwoeste Jericho herbouwen zou, en hem de afbraake van zyn eigen Huis gedreigd: Hiël, die hier aan niet meer dagt, of dien vloek gering agtte, onderneemt het werk, vier honderd en veertig jaaren daarna; dan toen hy die stad begon op te bouwen, werdt zyn Geslagt afgebrooken. Toen men den eersten steen leide, stierf Abiram zyn oudste Zoon, oudstyds het fondament der Familie; en wanneer hy de poorten oprigtte, verloor hy Zegub, zyn jongsten zoon.
Gehazi, de leerling van Eliza, durft tegens zyns
| |
| |
Meesters voorbeeld en bevel, een belooning van Naaman, voor de geneezing der melaatschheid vraagen: de straf daarop blyft niet lang agter: de geweeke melaatschheid van Naaman grypt Gehazi aan, op dat de oorzaak der straf, op dat de leugen zigtbaar gestraft, en bekend zy aan de waereld.
Durft een Hoofdman, toen Eliza aan het uitgehongerd Samaria een overvloed van eetwaaren, binnen vieren twintig uuren tyds, voorspelde, den Profeet en den God des hemels lasteren, en zich dien zegen onwaardig maaken: wat volgt 'er op? hy ziet den volgenden dag deeze voorspelling vervuld; maar ondervindt ook de waarheid der bedreiging, dat hy met zyne oogen zou zien, doch daarvan niet eeten: want de wagt houdende aan die poort, waar men deeze overvloed van spyze inbragt, werdt hy, door den drang des volks onder den voet gestooten, vertrapt, en de lasterende tong verpletterd.
Izebel, door haare snoodheid berugt, komt tot dien geweldigen stap van de Profeeten des Heeren te vermoorden. Haare hoogheid stelt haar, denkt zy, boven de vergelding: maar de wraak vervolgt haar; zy wordt, op de onedelste wyze, uit het venster van haar paleis door drie haarer Kamerlingen gestooten, en dermaate van de paarden vertreeden, dat men, haar daarna willende begraaven, niets meer dan het bekkeneel, de voeten en de palmen der handen van deeze Koninglyke Dogter vondt.
Sanherib, Koning van Assyriën, trekt, al lasterende, het zwaard tegen den God van Israël, dan toen hy daarna, uit den kryg, te Ninive te rug keerde, en Nisroch, zynen Afgod, zou aanbidden, kon deeze hem niet behouden, zyne eige zoonen vermoorden hem met hun zwaard.
Ioab, Davids beroemde Veldheer, in wien dapperheid en ondeugd zig even zeer vertoonden, is koen en verraderlyk genoeg, om de twee groote Krygshelden, Abner en Amasa, den dolk in het edel hart te stooten: voor eenen tyd ontgaat hy de wraak, doch eindelyk, gelyk hy deezen hadt gedaan, wordt hem vergolden; de moedige Benaja bragt hem, op hoog bevel, om het leeven; hy stierf ook door den dolk.
| |
| |
De hooge galg, door den trotschen Haman voor den onschuldigen nedrigen Mordechai opgerigt, droeg kort daarna haaren Bouwheer zelf, en vertoonde aan den verre aanschouwer, hoe men in de put, die men voor anderen graaft, niet zelden zelf ter neêr stort.
Babels Monarch, de trotsche Nebucadnezar, toen hy zich boven alle Stervelingen verhief, en hem niet erkende, door wien hy verheeven was boven anderen, werdt in die trotsche zinnen geslaagen, van zyn verstand beroofd, en tot de beesten, verre beneden den geringsten onderdaan, verneederd en verdreeven.
Het koninglyk aanzien, de koninglyke zetel, en de koninglyke praalgewaaden kunnen Herodes, als hy van het vleiend volk eene Godhoonende taal zich laat aanleunen, en voor eenen God houden, in plaats van daartegen op te vliegen, zyne klederen te scheuren, en uit te roepen: ik ben een mensch! niet bewaaren tegen de gevolgen deezer ydele ongehoorde verwaandheid. De verragtelykste wormen, by duizenden zyn ingewand en vleesch knaagende, en hem doende sterven in de geweldigste pynen, overtuigen hem, en het dwaaze Volk wel dra, dat hy stof en assche, en God regtvaardig is.
Dus levert Gods heilig Woord deeze en noch meer andere Voorbeelden op, hoe de Deugd beloond en de Ondeugd gestraft worden uit kragt van Gods regtvaardigheid. Wilde men deeze en meer andere stukken, nevens het geen we in ons voorig Vertoog van den loon der Deugd en vergelding der Ondeugd uit eigen aart gezegd hebben, in een fraai Boeksken, wel beredeneerd, zamenbrengen, wy gelooven, dat zulks van uitneemende nuttigheid voor de jeugd zou zyn. 't Spyt my te moeten zeggen, dat de regtvaardige vergelding Gods, by het onderwys der Kinderen, doorgaans hun niet genoeg onder het oog gelegd, dan wel meest vergeeten wordt, waarom wy uit eenige weinige staalen ditmaal getoood hebben, hoe ryk de H. Schrift in voorbeelden van gestrafte ondeugd is, en wel byzonder in zulke voorbeelden, die aantoonen, dat God op die wyze of in die dingen vergeldt en straft, waarin men zondigt, het geen veele nnttige lessen voor de jeugd kan opleveren, en zelfs andere onbedagtzaame menschen van nut zyn; daar ze, by het leezen van den Bybel, zulke
| |
| |
dingen zelden opmerken, en uit dien hoofde de besse vrugten daarvan niet opzamelen.
Wy hebben 'er dit noch by te doen, naamelyk dat niet alleen de H. Schrift van zulke Voorbeelden vol is; maar ook dat de voorleeden, en zelfs onze tegenwoordige Eeuw dergelyken genoeg opleeveren tot staaving van Gods zigtbaare regtvaardigheid in de waereld, welke Voorbeelden, even gelyk alle anderen, meest over het hoofd gezien worden, want waarop toch let een slaapende zorgelooze Waereld? Ik begeer, dat een Onderwyzer der jeugd, dat Ouders, hunne kinderen tot Deugd aanspoorende, en van de Ondeugd afmaanende, ook gebruik zullen maaken van zulke Voorbeelden; want waartoe werdenze in het openbaar vertoond, dan op dat 'er anderen wysheid uit leeren zouden? Ik moet 'er egter byvoegen, dat men in het aanhaalen van zulke Voorbeelden voorzigtig moet zyn, en zich niet opwerpen tot een Richter onzer medemenschen, die voor elke bezoeking, elke krankheid, elk verlies eene byzondere misdaad ten oorzaake aanstonds weet te vinden. Wy hebben van onzen godlyken Leermeester Jesus de ernstigste waarschouwingen tegen het liefdeloos oordeelen ontvangen, en kunnen 'er nooit te veel aandenken, nog ons tegen hoeden. Een verstandige zal genoeg de gemeene of byzondere vergeldingen van Deugd en Ondeugd kunnen onderscheiden; de aangehaalde Voorbeelden der H. Schrift kunnen hem hierin ten geleide dienen, en waar de straffen op de zonden duister zyn, kan men zulke voorbeelden agterlaaten, en zich liever van klaare en onweerspreekelyke bedienen. Langs deezen weg zal men, behalven andere drangredenen, ontleend uit Gods gezag, zyn bevel of onze afhankelykheid, ter aanspooring tot Deugd, tot vermyding van Ondeugd, twee treffelyke drangredenen ten zelfden oogmerke vinden kunnen, en met gewenscht gevolg, gelyk wy hoopen, zich daarvan bedienen.
|
|