| |
| |
| |
De Denker.
No. 508. Den 21 September 1772.
[De Razerny tot schryven en drukken in deeze dagen.]
Van veele Boeken te maken, en is geen einde: ende veel lezens is vermoeijinge des vleesches.
Prediker, XII: 12.
De eenvoudige Openhartigheid des Schryvers van den onderstaanden Brief onze opmerking naar zich getrokken hebbende, kunnen wy niet nalaaten, denzelven te beantwoorden, en gemeen te maken.
Heer Denker!
Zonderling zal het U moeten voorkomen, eenen Brief van een Man van myn professie te ontvangen, want, ziet! ik heet een Boekverkoper te zyn, doch ik vertrouw, zoo dra ik my wat nader by U bekend gemaakt heb, 'er schielyk een groot gedeelte Uwer verwondering sterk verminderen zal, zoo niet geheel verdwynen. Ruim twee jaaren is het geleden, dat ik na eenige voorafgaande Formaliteiten, of liever na het vertoonen van mynen Burgerbrief, en het betaalen van eenige Guldens, in het Gild der Boekverkopers ben aangenomen; eigentlyk bepaalt myne kostwinning zich tot het Boekbinden, en ik ben dan een Binder van myn handwerk: staande, dat ik nog voor Knegt werkte, hadt ik hier en daar reeds het oog eens laten gaan, en na eene Vrouw uitgezien, doch ougelukkig het hoogst daar ik my by durfde vervoegen, was eene Dienstmeid, evenwel oordeelde ik, by aldien ik een Burger-Dochter met een stuivertje Geld tot Vrouw mogte kunnen krygen, het wel zoo voordeelig voor myne omstandigheeden zoude zyn; ik gaf dan van dit myn denkbeeld aan een oud Vriend kennisse, en deeze Gryzaard gaf my waarlyk eenen zeer goeden raad: hy oordeelde, dat ik eerst moest zien een huisje te huuren, zelfs Meester te worden, en dat ik dan vry wat beter slagen zoude in een Huwelyk: ja zelfs hy bood zich aan om my dan behulpzaam te zyn, en wel een Meisje naar myn slag te zullen re- | |
| |
commandeeren: die gunstige Aanbieding kon ik niet van de hand wyzen, ik zag eens rond naar een bekwaam huisje wat midden in de Stad, huurde het, kogt myn Burgerrecht, en gaf my by het Gilde aan om Meester te worden: daar op tydde ik 's avonds naar myn Vriend, en herinnerde hem zyne voormalige Belofte: hy kwam zyn woord getrouw na: drie Burger - Dochters bood hy my aan, elk een Stuivertje Geld bezittende, dat hy my al zeer naby wist op te geven, en beval my, dat ik zoude trachten die eens te zien, en dan kiezen, welke my het best geviel, doch de eene, die ik dan ook tot myne Vrouw gekregen heb, zeide hy wel ƒ2000 meer dan de andere te bezitten, maar die was niet van de fraayste: nu ik moet bekennen, het geld heeft altoos veel vermogen op myn gemoed gehad, ik koos dan de geldigste voor de fraayste. Myn oude Vriend, een getrouw Naarkomer van zyn woord, begaf zich met my na de Moeder, die Weduwe was, hy diende my zoo voordelig aan, als wel mogelyk, ja beter dan ik waardig was: doch my wierd voort gevraagd, wat myne kostwinning was: het hooge Woord moest 'er uit, ik zeide in myne eenvoudigheid een Boekbinder, dat ik voornemens was Meester te worden, en toezegging had, om veel werks te zullen krygen: zoo dra was het woord Boekbinder niet uit den mond, of Moeder en Dochter, die eerst niet onvriendelyk geschenen hadden, verstauwden merkelyk, trokken den neus op, en ik zag het oogenblik geboren worden, dat ik met mynen Vriend voor onze moeite bedankt, en droogjens den huis zouden uitgeleid geworden zyn: doch myn Vriend bemerkte eerder dan ik, waer het haperde: dus hervatte hy; de Juffrouwen begrypen het veel ligt niet: De Boekbinders zyn alle Boekverkopers, en men heeft 'er veele in de Stad, die eerst met het binden begonnen zyn, en naderhand voornaame Boekverkopers geworden. - Ik bemerkte ras, dat de Tytel van Boekverkoper en Moeder en Dochter vry luiddruftiger in de ooren klonk, want myne tegenwoordige Echtgenoot begon te glimlachen, en Moeder kreeg eenen glans van vergenoegen op haare Kaaken: in een woord in deze nieuwe hoedanigheid wierd my Acces vergund, en na eenige Maanden vryens zyn wy gehuwd: ik ontving uit handen van de Voogden het op myne Vrouw verstorven geld, en wy leven vry gelukkig, alzoo ik (God dank) meer werks heb met Binden, dan ik met twee knegts en twee jongens af kan: doch uit het reeds gemelde begrypt UE. ligtelyk, dat myne Vrouw zoo wel als haare Moeder ryk- | |
| |
lyk van 't hondje gebeten zyn, en dus moet ik UE. betuigen, dat hoe zeer ik in myn beroep ryklyk gezegend ben, echter de Bindery myne Vrouw en Schoonmoeder veel te laag voorkomt: dus heb ik dan van mynen Trouw dag af dagelyks moeten hooren, dat ik my maar op de Boekverkopery behoorde toe te leggen, en Moeder en Dochter houden niet op, wanneer ik des Zondags eens by myne Schoonmoeder met myne Vrouw kom, om hier ten sterksten op aan te dringen, en my inzonderheid aan te raden, dat ik voornamentlyk daar op moeste uit zyn om het een of ander te laten drukken, en uit te geven: ik heb dat gedurende twee jaaren lang gelukkig weten te ontduiken, met te zeggen, dat men daer toe aan bekwaame en geleerden Luiden moet kennisse hebben, om op die wyze aan goede Werken geholpen te worden, en dat my tot nog toe dis occasie ontbrak: maar tot myn ongeluk is myne Schoonmoeder nu met de laatste Mey-tyd verhuist, en heeft in haare nieuwe Buurt kennis gekregen aan eenen ouden Krankbezoeker, die tot onderwyzinge zyner Leerlingen, welke hy hunne Belydenis leert, twee à drie Vragenboeken zelfs heeft opgesteld, die hy voor zynen dood nog gaarne gedrukt zag, en dit dunkt myne Schoonmoeder is eene gelegenheid, die ik my niet moest laten ontglippen. Van den anderen kant, want een Ongeluk komt zelden alleen, word ik aan myn huis dagelyks bestormd door een Autheur om den Broode, zoo als ik, uit zyn Vederen te zien, hem wel zal mogen noemen, want hy is uitgedosche in eene oude verlepte Jas, en zoo droevig in de klederen, dat men hem veel eerder een Duit zoude geven, dan vertrouwen, dat 'er iets goeds uit zyne herssens zoude kunnen voortkomen: deze Man heeft evenwel zich in de gunst van myne Huisvrouw weeten in te dringen, en wel inzonderheid op het verhaal van de Aanzienlykheid, die 'er in gelegen is, wanneer een Boekverkoper dagelyks, met zyne uitgegevene Werken in de Couranten praalen mag: ja hy beklaagt zich zeer, dat ik nu zedert eenige maanden tyds zoo veele gelegenheeden heb laten voorbygaan, waar door ik reeds onder de eerste en voornaamste Boekverkopers in aanzien had kunnen geraken: het afbranden van den Schouwburg, zegt hy, is onvergeeslyk, dat ik van zyne Pen toen niets heb willen in het licht geven: in een woord, hy verhaalt my, dat 'er dagelyks zaaken voorvallen, waar over hy geestige en aartige Beschryvingen, Hekelingen enz. zoude kunnen voor den dag brengen, zoo ik ze maar ter Perssé wilde zenden; of wel, zoo ik tot dat zoort van Geschriften
| |
| |
niet mogte overhellen, pryst hy my een maandelyksch of weeklyksch geschrift aan als eens Goud Myn, en blaast myne Vrouw de ooren zoo vol, dat ik wel zie, dat 'er geene mogelykheid is om langer het uitgeven van Boeken te kunnen tegenhouden: dus neem ik dan de vryheid om Uwen Raad in te nemen, (wyl ik jaarlyks by het binden uwer Vertoogen zoo veele Brieven in dezelve geplaatst vinde, welken Gy verwaardigt te be-antwoorden, en ik oordeele, dat dit juist Uwe zaak is) met wien van deze beide ik best aanlegge, met den Krankbezoeker tot het drukken zyner Vraagboeken, want die heest het Oor myner Schoonmoeder, of wel met mynen Steven van der Klok, die tot het schryven van allerhande Werken, al wilde ik ze nog zoo geleerd en wydlopig hebben zegt, bekwaam te zyn, dan wel of ik beide bedanken moet, en van eene andere hand iets zoeken in het licht te geven, want ik zie toch, dat het onvermydelyk myn lot is te moeten laten drukken, wil ik rust en vreede in myn huis behouden. Uw antwoord zal ik met vermaak in een Uwer Vertoogen te gemoed zien, en vind UE. goed dezen geheel of gedeeltelyk in dezelve in te lasschen, 't zal des te aangenaamer zyn aan den genen die zich noemt.
UEd. Dienaar.
Probus.
Amsterdam den 1 Augusti 1772.
De Razerny tot Schryven is zoo groot in onze dagen, dat wy niet kunnen nalaaten den Brief van den een voudigen Probus te beantwoorden: Had Salomo in zynen tyd recht om te zeggen, dat van veele Boeken te schryven geen einde was, wy vertrouwen, dat derzelver aantal uit hoofde der grooter gemakkelykheid tot het gemeen maken van een iegelyks Harsenschimmen door middel der drukpers thans duizendvoud verdubbeld zy: Zeker is het, dat wy thans eene veel verlichter Eeuw beleven dan de zyne. Dank zy onze Geleerden en half geleerden, geen gedeelte is 'er noch der vier hoofdstudiën, noch beschaafde en fraaije wetenschappen, waar over geene gantsche Folianten beschreven zyn. Voorbedagtelyk zullen wy den Rechtsgeleerden voorbygaan, wy erkennen het genoegzaam ontelbaar aantal hunner Commentarii, waar in zy of hemels breedte van elkander verschillen, of de lana caprina disputeeren: by hun Schryven, wyl dat doch gemeenlyk in het Latyn zyn moet, heeft de
| |
| |
Maatschappye het minste verlies: ongelukkig alleen de Boekverkoper, die zich tot het uitgeven zommiger hunner voortbrengzels laat overhaalen, de eenige troost, die 'er voor hem overblyft, is, dat het papier thans op eenen hoogen prys zynde, het Misdruk wel gewild is, en door dat middel kan hy hope hebben een kleen gedeelte zyner schade vergoed te zien: Komen wy tot de Geneeskunde, dagelyks zien wy eene Zee van Tractaaten in deze Studie in de waereld stooten, hier leert de Schryver ons gezond en gelukkig leven, zonder behulp van eenigen Medicynmeester of Artzenyen, in weêrwil van Hippocrates en Galenus, die ons hunne Kruiden en hulpmiddelen zoo hooglyk hebben aangeprezen: daar komt eene algemeene huis Apotheek, hier eene Universeele Remedie voor allerhande kwaadaartige Ziektens te voorschyn, deze noemen wy veel erger voor de Zamenlevinge. De Lyder word volgens het voorschrift van den half blanks Doctor behandeld, en ondanks zyne Aanpryzinge en tien dubbelde verzekering, word hy echter door de ziekte weggerukt, en daalt dikwyls zonder het raadplegen van bekwaame Geneesheeren ten grave. Komen wy tot de Philosophie, Natuurkunde, en wat meer tot deze Studie behoort, hier vinden wy eene onstuime Zee, waar menig Boekverkoper schipbreuk lydt, ofschoon de Wysgeer zyne stellingen volgens de beste Redeneerkunde bewezen, ofschoon de Natuurkundige by voorbeeld zoo klaar als tweemaal twee vier meent te hebben aangetoond, dat zonder de Manlyke en Vrouwelyke plant zoo wel in Bloemen als andere gewassen 'er geen één zaadkorreltje kan geboren worden, ofschoon deze Studie van zoo veel nuttigheids is, het gemeen wil 'er echter met aan, om dat het met zyn natuurlyk oordeel deze Copulatie en stooving der Zaad verwekkende stoffe niet begrypen kan, en dus rinden veele Natuurkundige Werken geene Lezers. Zullen wy tot de Theologie overgaan, wel mogen wy dan met recht vragen, of 'er wel een eenig vaers in het gantsche Bybelboek is, waar over geene gantsche Folianten beschreven zyn, en wat is 'er het natuurlyk gevolg van: nauwlyks zyn eenige Verklaringen twee jaaren in het Licht geweest, of het word Scheurpapier, en blyven zy door middel van de geldigheid des Boekverkopers van deeze ongunstige Behandeling verschoond; by Stapels vindt men ze, in 't klein, op de Boekstallen tot de geringe prys van een Stuiver: zoek uit. Zoeken wy in het Zedekundige eenigen troost te vinden; hier is geene de minste toevlucht, hier in is thans de heerschende drift gelegen; dagelyks schildert
| |
| |
men Mannetjens in de Maan, 't is niet genoeg de gemoeds gesteltenis der Menschen af te schilderen: Neen; men zoude de uiterlyke deelen zelfs van 's menschen Lichaam 'er wel naar trachten in te richten, om aan de voorgestelde Zedekunde te beantwoorden, het Gemoed en de Zeden te verbeteren is het groote Oogmerk: dagelyks ziet men uit de herssens van een aantal Schryvers niet zoo zeer by ons als in andere Landen (doch deze schriften worden, getrouwlyk vertaald, ons opgedischt) ter beschaving van 's menschen hart werken op werken te voorschyn komen, men beschryft den staat des menschen niet, zoo als hy is, maar zoo als hy behoorde te zyn; de Drukpers kraakt onophoudelyk tot verbetering der Zeden, en wy verbasteren hoe langs hoe meer.
Ziet daar oppervlakkig, Leezer! hoedanig het tegenwoordig met werken van Geleerdheid gelegen is, men verdenke ons echter niet, dat wy in eene dezer Hoofd-faculteiten de geleerde Werken van zoo veele bekwaame Mannen, die onzen leeftyd door hun schryven eer aandoen en wat goeds opleveren, over den zelven kam zoeken te scheeren, dit zy verre: kundige lieden kunnen het kaf van het koorn zeer wel onderscheiden, en onze Tydgenooten hebben oneindige verplichtinge aan de onophoudelyke Navorschingen dier voornaame Mannen, wier Pen hun Vaderland en zich zelven tot glorie verstrekt; maar een Boekverkoper heeft thans Argus oogen van nooden, om zich voor eenen hoop van Prulschryveren te wagten, wil hy niet bedroogen zyn, ja ieder leesgierig Lid der Maatschappye, by deeze algemeene overstroming van weinig weegende Schriften, is thans verplicht, zoo hy zyn geld lief heeft, zich wel te beraden, eer hy eenig werk koope, en het is te vreezen, dan de Boekverkopers wel haast genoodzaakt wezen zullen, zoo zy van de deugdelykheid hunner uitgegevene werken overtuigd zyn, dezelve, zo als men het noemt, op de proef of bezien, den kopers toe te vertrouwen: Hier van waren wy in gemoede verplicht den eerlyken Probus te waarschouwen, wil hy zich geene schade op den hals halen, en het behuwelykte stuivertje gelds binnen korten jaaren niet gemetamorphoseerd zien in eene halve pakzolder met misdruk: en echter niet tegenstaande dit alles, zyn deze nog de werken, waar aan wy hem het best raden kunnen.
De oude Krankbezoeker, hoopen wy, dat hy met zyne vraagboeken, zo hy verstandig handelen wil, zal laten rusten, wil onze Probus niet schielyk koopman misdruk worden: en zynen smagtigen Autbeur zal hy weldoen schielyk de deur te wyzen, wil hy niet binnen korten tyd zyn geld ver- | |
| |
kwist, en zichzelven by de gantsche Maatschappye gehaat zien: zulke Schryvers als de laatste, myn Vriend, zyn Pesten voor de Republyk, en waren veel beter tot het verachtelykste handwerk veroordeelt, dan dat het hun ge-oorlooft blyft zich langer met Schryven te bemoeijen: uit hunne ongezoute harssens ziet men niets te voorschyn komen, waar het minste verstand of oordeel in doorstraalt, echter geene Beuzeling valt 'er, voornamenlyk in deze groote koopstad, voor, of het regent Prulschriften: getuigen het overgroot Getal papieren, dat men dagelyks voor de huizen van zommige Boekverkopers door den wind ziet heen en weder wabberen Sterft 'er een Leeraar in de eene of andere Gemeente, of word 'er een weder in zyn plaats beroepen: zy zwieren als een zwerm byën om de Boekwinkels met hunne Vaersen in de hand, die de glorie en verdienste van den Overledenen of nieuw Beroepenen veel eer bezwalken dan tot eere strekken: geene gebeurtenis laten zy voorbygaan, waar omtrent hunne onaartige Geest niet vrugtbaar is, en vind hunne Nyd en kwaadaartigheid, gelegenheid om hier of daar te kunnen knagen, of den een of anderen in zynen goeden Naam te bekladden, dan is de Toom los; ja al maakt zomtyds de Boekverkoper zwarigheid, om hunne paskwillen op zynen naam in het Licht te geeven, onze gehaate Autheurs vinden schielyk gelegenheid om die zwarigheid uit den weg te ruimen: een aantal Boekverkopers ziet men onderaan een diergelyk vuil geschrift plaatzen, waar onder zomtyds veele verplicht zyn om zich by openbaare Bekendmakingen te verontschuldigen van geen deel aan diergelyke beledigende Prullen te hebben. Dat niemant onzer Lezeren zich echter verbeelde, dat alle Maandelyksche Werkjes van onze hekeling verschoond kunnen blyven: men kan eenigen van deeze gevoeglyk tot twee Classen verdeelen, de eene worden t' zaamgeflanst uit de openbaare Nieuwspapieren, en zyn dies volgens onze Aanmerking volmaakt onwaardig: de andere, die men dan nog voor betere houden moet, zyn wy verwonderd, dat op den duur noch eenige kundigen Lezers vinden kunnen, want al wie onder onze Landsgenooten Fransch, Engelsch en Hoogduitsch drie Taalen, die in ons Vaderland, zoo algemeen zyn, verstaat, kan, zo hy de middelen heeft en zich de moeite geven wil oin de maanelyksche Werken, welke in die drie Landen uitgegeven worden, by een te verzamelen, verzekerd zyn van binnen minder dan zes Maanden in 4 onderscheidene Taalen, eene en dezelfde zaaken te lezen, zomtyds nog armhartig mishandeld en vertaald, en dit is het beste Fonds, waar uit eenige Maand-Werkjes worden
| |
| |
zaamgesteld. Wat de verdere weekelykse Schriften behelst, onder deze zyn of bloote vertaalingen, die om den geldeloozen Boekverkoper in de kosten te gemoed te komen, weeklyks by halve Blaadjes worden uitgegeven, laffe opgewarmde kost, die men tot walgens toe voor Jaaren herwaards reeds gelezen heeft en stoutmoedig genoeg is om ons als iets nieuws weder op te dissen, of wel, en deze zyn de allerergste nog, het zyn snoode paskwillen, wier Schryvers den Cynischen Philosoophen gelyk, zonder onderscheid van rang of waardigheid een iegelyk aanbassen, en welker eenige verdiensten bestaan in het doorstryken van onbesprooke Lieden: en zo ver gaat de verdorvenheid dezer tyden, dat, even om die zelve reden, deze Schriften nog hunne lezers aantreffen, ja zelf zomtyds met gretigheid verkogt worden, en binnen eene week eenige honderd guldens den Drukker in de zak jaagen, gelyk men onlangs zulks gehad heeft De Schryvers derzelve meenen wy met recht Pesten voor het Gemeenebest te mogen noemen, die uit de geschikte zamenleving behoorden verbannen te worden, en wy nog eens hopen met hunne Geschriften naar het Rasphuis veroordeelt te zien, op dat onze Stad van zulke geessels bevryd blyve, die door niets dan het benadeelen van hunnen even mensch hun brood zoeken, daar zy anders door mangeling van kundigheid van gebrek moesten vergaan, Wy zwygen nu van zulke Schriften, die ter belediging van den heiligen Godsdienst opgesteld, onder de hand verkogt worden met geen gering Succes, voor welker Schryvers en Verkoopers eenige brandmerken behoorden gemaakt te worden - als meede van die Liedeboekjes, welke de ontugtigste dingen behelzen, en alleen aan de jeugd heimelyk verkogt worden. - nog zyn 'er erger, met Plaatjes versierd, waar van ik niet reppen wil, die men, schoon aan papier maar 5 of 6 stuivers waardig, voor een Ducaat aan de Liefhebbers verkoopt. Dit is het geen wy Prohus omtrent de Geschriften en Schryvers in het algemeen berichten kunnen: hy zal wel doen, zoo hy zich geheel en al van het uitgeeven van Werken kan ashouden, doch moet hy, om in vrede met zyne Echtgenoote te te leven, echter tot het drukken komen, dat hy dan wel toezie, en dit ons Vertoog hem tot eene Baak verstrekke: vindt hy of iemand anders echter, dat dit ons wekelyksch geschrift ook in zommige opzichten feilt, wy zullen ons hier over niet gebelgd houden, maar alle aanwyzingen van mistallen met dankzegging aaanneemen, gelyk wy onlangs daar van eene proef gegeeven hebben. Genoeg is het ons, dat wy twee voornaame klippen vermyden, het opdisschen van opgewarmde kost, en het bezwalken van den goeden Naam onzer Evennaasten.
|
|