| |
| |
| |
De Denker.
No. 502. Den 10 Augustus 1772.
[Dwaasheid van Huwelyks gedichten op te vullen met Heidensche naamen, of sotte vleyeryen. Een ander Plan opgegeeven.]
Haec sunt a primis proxima vota mihi.
Ovidius.
Een myner Correspondenten schryft my, uit eenige honderden Huwelyksgezangen opgemerkt te hebben, dat derzelver Dichters, of men noeme hen liever Lieden, die Gedichten maaken (eene onderscheiding, die zeer noodzaaklyk is, wyl de volgende aanmerking niet kan vallen op onze waare Dichters) by het trouwen hunner Vrienden of Vriendinnen, dezelven doorgaans voor de gek schynen te houden. Hy verzoekt myne oplettendheid een weinig te leenen op eene menigte Dichtstukken van dit soort, welke 'er reeds in de waereld zyn, en nog dagelyks komen, wanneer hy oordeelt, dat ik zyne gedagten wel dra zal toevallen. De meesten zeker, gelyk ik zonder veel leezens moet toestemmen, zyn over eenen kam geschooren, en zo ze den Bruidegom en Bruid al niet voor de gek houden, zyn ze laf, belachlyk en beuzelagtig; rede, waarom ik sedert lang al afgezien heb van dezelven te leezen. Het voornaamste en eerste ingredient is een Lofzang ter eere van de Bruid, waarin haare schoonheid, hoewel 'er meest weinig aan gelegen is, hemelhoog wordt verheeven. De Dichter, die voor een geloofwaardig Man te boek wil staan, gaat daarop over om zyn gezegde by de stukken te bewyzen. Hy moet dan opzingen de fraaiheid van haare hairlokken, de sierlykheid van haar
| |
| |
voorhoofd, de zwartheid haarer oogen, zo zy eene bruinet is, by tintelende Sterren vergeleeken, de ongemeene regtheid van haaren neus, de roodheid haarer wangen, de lieflykheid en keurige besnedenheid haares monds, de sneeuwwitheid haarer tanden, haar aartig kinnetje, de poezelagtigheid haarer handjes, de welgevormde rondte haarer armen, en het geen hy oordeelt verder daar by te doen, waarin somtyds de trippelende kleine voetjes niet vergeeten worden. Hierop krygt de Bruidegom een beurt. Dan wordt zyn verstand aller. eerst uitgemeeten, en hoe hy boven veele andere Mannen in verscheidene gaven uitblinkt; waarna een breedvoerig verslag gegeeven wordt van de manier zyner vryaadje: zyn groot beleid in het minnen, zyne lydzaamheid omtrent zyne traage Bruid gebruikt, eer hy het ja woord kreeg, de geleedene smerten, eer het zo ver gebragt wierd, de slaapeloose nagten, die hy heeft doorgebragt, toen het bekoorlyk beeld zyner Zielsvriendin, welke by veelen een Engel is, in zyne zinnen speelde, zyn de edele stoffen, die op hoogen ingebeelden toon gezongen worden. Beider Deugd maakt dan het derde deel van den Zang uit. Aan de misslagen der jeugd hebben zy, gelyk veele anderen, zich nooit schuldig gemaakt; tot laagheden zyn ze nooit vervallen de Bruidegom was nooit een liefhebber van Bachus of Venus, de Bruid was eene kuissche Lucretia: de eerste braaf, opregt, vlytig en edelmoedig; de andere deugdzaam, vriendelyk, en verstandig: met een woord, beide zyn ze volmaakte menschen, een paar dat wonder wel gelykt. Het vierde Deel van den uitneemende Zang behelst niet slegts voorspellingen, aangaande derzelver toekomend geluk in den Echt, maar ook veele hartelyke wenschen, schoon al de waereld en zy zelve genoeg voorzien, dat de eersten winderig, en de tweeden niet in de vervulling te bidden zyn.
Myn Correspondent vraagt dan, hoe het mooglyk zy, dat zulke Gedichten gemaakt, en ontvangen kunnen worden? Wy zouden hem kunnen antwoorden, dat 'er niets zo zot is, of het wordt gemaakt en ook ontvangen, of gelyk hy zelf erkent, dat dit een uitwerksel der Mode is. 't Is braaf, dat men trouwt; maar het is de Mode, dat men Gedichten maakt:
| |
| |
't is niet onaangenaam, dat men die ontvangt, schoon men zelfs over 's Dichters laagen en laffen geest lachen moest: 't is de Mode gevleid te worden, maar het moet nu tiendubbeld geschieden, want 't is misschien de laatste keer van het leeven, dat zulks geschiedt. Na den trouw wordt alles ernstig, het vleien heeft dan uit. Men Correspondent geeft my daarom in bedenking, of niet deeze dwaaze Mode uitgeroeid, en eene andere in de plaats gesteld zou kunnen worden, naamelyk of by zulk eene plegtige Verbindtenisse, als de Echte staat is, de jonge Lieden met geene zo algemeene en veragtelyke, maar met eene ernstige stof bezig zouden kunnen gehouden worden? Wat zullen we hem daarop antwoorden? Zo lang onze Dichters begrypen, dat het geoorloofd zy Bruid en Bruidegom te vleien, en alle ernst niets ter waereld past by Bruiloften; zo lang zy verneemen, dat hunne ongezoute taal geduld wordt, en men over hunnen wilden lof hartelyk lacht; zo lang zy zich verheugen, dat zulke Gedichten nog al veel met een presentje vereerd worden, is 'er geen verandering, hoe zeer noodig, te wagten. 't Zou geene kwaade uitwerking hebben, indien men algemeen een walg toonde van zulke soort van Gedichten, waar mede wy al lang overlaaden zyn geweest, en nog meer overlaaden worden. In plaats van zulke Huwelykszangen overluid op de Bruiloftsmaal te leezen, werpe men die onder de tafel, of geeve die ongeleezen te rug met eene vermaaning, dat de Dichter leere wyzer worden, en, men geloove my, die zangtoonen zouden dan ras uitgezongen zyn. Minder heusch zou ik handelen met die Gedichten, waarin de naamen der Heidensche Goden en Godinnen enz. voorkomen. Ik heb 'er één ontvangen, waarin, schoon het maar uit weinige regels bestaat, de naamen van Juno, Icarus, Atlas, Idalia, AEthna, Cybele, Ceres, Opis, Ambrosyn, Pan, Syringx, Tempe, Nectar, Ganimedes, Scylla, Thetis, Colchis, Hymenaeus, Marsyas, Delius, Clytia, Clytore, Cupido, Apollo, Mulciher, Peneus, Mavors, Lemnius, Iö, Sappho, Venus, Leda, Jupiter, AEgina, Narcis, Bolina, Lesbos, Papbos, Cyprus, Psyche, Murtia, Erato, Anchyses, Acheron, Eryx, Paean, Gerion, Bellephoron, Typhon enz. dermaate zyn gemengeld, dat ik
| |
| |
my verwondere, hoe deeze allen in zo een kort bestek gebragt hebben kunnen worden. Ik stel vast, dat deszelfs Maaker daarin met zyne geleerdheid heeft willen pronken. Niemand der Bruiloftsgasten kon 'er, toen het over tafel geleezen werdt, een woord van verstaan, dan een of twee Geleerden, zo dat het uitneemend voldeedt aan het oogmerk. De Dichter dit voorzien hebbende, hadt de voorzigtigheld gebruikt om 'er Noten onder te maken, en elken naam daarin te verklaaren, doch dit illustreerde de zaaken zo weinig aan Gasten, die geen tyd hadden om aan tafel te gaan zitten studeeren, dat de Dichter en zyn geleerd stukje ras vergeeten waren. Ik was bedagt om hetzelve te bewaren, en 'er myne kinderen de Heidensche Historie uit te leeren, waartoe het, hoewel van den Maker niet geschikt, al vry wel kon dienen. 't Zy eens vooral dat slag van Dichteren beduid, dat Zangen van dien aart zeer weinig voegen op een Feest, waartoe de alleen waare God door de heilige instelling des Huwelyks aanleiding gegeeven heeft. Zo weinig fraai het toch zou gestaan hebben, wanneer een Jood op de Bruiloft te Kana in Galilea een trouwzang met melding van Venus en Cupido hadt gaan opleezen, zo weinig smaaks kunnen Kristenen vinden in een compositie van die Heidensche dingen by zulk eene plegtige gelegenheid. Een welgeschikt Huwelyks-gedicht oordeel ik dan met mynen ge-achten Correspondent, dat van het ernstige ontleend kan worden. Daar veelen oordeelen, dat dit stuk afgezongen zy, en zulks in zeker opzigt erkend moet worden, zou ik den Dichteren, die aanmoediging verdienen, raaden, wyl eene vinding veeltyds hun ontbreekt, dat zy meer letten op de wyze, hoe Bruidegom en Bruid tot onderlinge kennis en verbindtenis gekomen zyn enz. Hierop wordt byna nooit acht geslagen, niettegenstaande dit stuk allerrykst van stof is, de bron van de schoonste vindingen, van de aangenaamste en stigtelykste bespiegelingen. Ik zou hun tot dat einde raaden vooraf te leezen een zeker Werkje, ten titel voerende. Gods Voorzienigheid in stuk der Huwelyken enz. daar is toch in veele Echtverbindtenissen zulk een zamenloop van zaaken, dat deeze, wel behandeld door een braaven kundigen
| |
| |
Dichter, een treffelyk stigtend stuk zouden uitleveren. Ook kan ik, by deeze gelegenheid, niet nalaaten myne verwondering op te geeven, dat deeze ryke stof niet eens meer opzettelyk wordt behandeld, daar veelen thans verleegen omzien naar eene waard ge stof tot dichten. Waarom toch heeft de roemwaardige Ridder Cats geen meer navolgers in dit stuk ten deezen tyde? Hy heeft zeer schoone gevallen uitgekipt, en ze meesterlyk behandeld, 't geen niemand kan ontkennen, en zulke zonderlinge gebeurtenissen ontbreeken 'er nog niet, waardig den poëtischen luim onzer beste Dichteren of Dichteressen. Men kon anderzins meer acht geeven op het zonderlinge van een anderen aart in sommige Huwelyken, en zulks zou al mede aartige en stigtelyke Zangen kunnen uitleveren: hy voorbeeld, indien het mislukte Huwelyk, van ons in het 428 Vertoog voorgesteld, (het geen ik, ter wegneeminge van sommiger twyfelingen als of het een Roman ware, gelyk ik van agteren gehoord heb, nogmaals bevestige een waare Geschiedenis te zyn, hier te, Amsterdam gebeurd) indien, zeg ik, dat mislukte Huwelyk gelukt ware, zou een Dichter de nuttigheid en braaf heid der Vriendschap, het vast vertrouwen op eenen Vriend, het pryselyk gedrag eener weldenkende Moeder, de edele openhartigheid eener kuische Juffer enz op hoogen toon, zonder inmengsel van vleyery, hebben kunnen opzingen, en der wyse Voorzienigheid, in dien vreemden zaamenloop van zaaken, de waare eer geeven. Welk een schoon Dichtstuk zou die stof ons bezorgd hebben! noch, dunkt my, zou ze regt behandeld, een Vaderlandsch Dicht, of de tekenende pen van den schryver der Zedelyke Uitspanningen, wien ik daartoe zeer bekwaam keure, waardig zyn. Dan gaat een Huwelyk niet verzeld van byzondere gevallen, Dichters zouden egter hun werk en beter stof vinden, wanneer ze het Plan van mynen Correspondent, dat ik wat uitvoeriger zal tekenen, tot een modèl verkooren, onder voorwaarde dat Bruidegom en Bruid van die geaartheid zyn, als ik onderstet; anders was het toch beter, gelyk in zo veele gevallen, als twee ongelyke gepaard worden, en nergens dan in 't tegengestelde uitmunten, dat men de pen van 't papier hieldt, of wil men egter dich- | |
| |
ten, dan onder de zegenwenschen zulke trekken zagtkens menge, die het schoone van den verzuimden Godsdienst en deugd aanlokkend voorhouden. Maar laat ik van myn modél niet afdwaalen, daar het my bekoort, en, gelyk ik hoop, ook onze vaderlandsche Dichters bevallen zal. Dus kon men dan den Huwelykszang Schetzen. ‘Braave Bruidegom! gy hebt u niet te haastig bepaald om eene Gezellinne uwes levens te zoeken: gy hebt zorgvuldig onderzogt: die haaren tyd verspilde aan Sieraaden en kleden, die verwaand was op Schoonheden, die aanbidders zogt met omweidende oogen, die den edelen Godsdienst op geringen prys stelde, die gaarne haares Vaders huis verliet, die haare Moeder liet zugten onder de huisselyke zorgen en bezigheden, kon uw oog en hart niet bekooren. Dit weet men, dit weet de waereld. Gy hoort deezen lof zonder zelfsverheffing. Een teder hart, een geoeffende geest, gevoelig voor den Godsdienst, reder omtrent de menschelyke nooden, kundig van zyne pligten, gevonden in een zedig gelaat, hoewel niet het schoonste, trof u Zy, die het bezat, was waardig uwe Vrindin, uwe Gezellin te zyn! Een verstandige Huisvrouw is van den Heere. Gy hebt haar gevonden, gy hebt Gods gebod gehoorzaamd, gy zyt een Lid der Maatschappy geworden. Van deeze keur hangt het toekoomend geluk af. Een der gevaarlykste en gewigtigste Verbindtenissen van het menschelyk leeven hebt gy geslooten. Ik verheug my, dat gy het te vooren wist Uwe beloften zyn gedaan, maar welberaaden en dit is genoeg. Dank den Hemel voor dit geschenk, vergeet niet, dat zy een geschenk is, beschouw ze als eene der beste zegeningen, onverdiend van boven u toegezonden, Zy is een deel van u geworden, en zal onder u eenig bewind in uw huis moeten voeren; dult dan niet, dat anderen overhaar heerschen; zorg dat huisbedienden haar zo yverig als u gehoorzaamen. Moet zy deel krygen aan uwe zorgen, dat ze dan ook deele in uwe uitspanningen. Uw huis, uw omgang moet de plaats van haar vermaak zyn; nooit berouwe het haar dat van haare Ouderen verlaaten te hebben; haare zugten keeren nooit tot het zelve weder, Zy is de uwe, en waarom zult gy dan iets
| |
| |
voor haar verbergen? in haar hart is alles best bewaard. Zien twee oogen meer dan een, en zal ze in vlugheid van gedagten u te boven gaan, wat zoude gy dan haare uitvindingen, haaren raad versmaaden? aan u staat de eer der uitvoeringe. Gedenk, dat zy eene Vrouw is: door tederheid van maaksel staat zy bloot, vooral als zy Moeder wordt, voor smerten, zorgen en ongemakken; verligt deeze door uw medelyden en liefde. Gedenk, dat zy een mensch, geen Engel is zy heeft, gelyk gy, gebreken; berisp die op eene wyze, die geene berisping schynt te zyn; meesterlyke strengheid toone hy niet, die den naam van Man voert. Gedenk, dat zy sterflyk is, en gy het Hoofd van uw huis; wie moet dan met haar van de Eeuwigheid spreeken, wie haar daartoe leiden, wie voorgaan? - Beminnelyke Bruid! schooner door uwe deugden dan door uw gelaat. De hoogste lof behoort u, dat gy, gehoorzaam aan de stem des Hemels, uwe hand hebt willen geeven, om aan 't oogmerk der scheppinge te voldoen, om eenen Man by te staan in de lasten van het tegenwoordig leeven, om hem door uwe liefkoozingen te verkwikken, en zynen kommer te vergelden door de zoetigheid uwer minnelykheden De Leidsman uwes leevens, de God uwer jeugd bragt u zo verre. Neem thans een nieuwen last op uwe schouderen, gy zult nieuwe bezigheden vinden, waarvan de voornaamste is op den duur uwen Man te behaagen. Zyt de bron van zyn genoegen, de kroon van glorie rondom zyn hoofd. Zoete honing, gezoute redenen, vriendelyke woorden vloeien van uwe lippen. Voorzigtigheid wandele op uwe paden, de deugd staa aan uwe regterband, de Godsvrugt woone in uw hart - Leef beide, als een gelukkig paar, in voorspoed niet opgeblaazen, in tegenspoed lydzaam, altoos lieflyk eensgezind, onder het genot van zo veele zegeningen, als u in de waereld, die altoos onvolmaakt is, gegeven kunnen worden. Beschouw ze als zodanig, en geloof niet, dat gy de allergelukkigste dagen, zonder de minste stoorenis, hebben zult. Verwagt die in 't toekomende, want daar alleen worden ze genooten. Zo zyn
| |
| |
de wenschen uwer Vrienden, die niet meer dan wenschen zyn, enz’.
In dier voege, zou een Huwelykszang kunnen ingerigt worden Een Dichter neeme deeze bouwstoffen, en maake daar van zyn gebruik naar de omstandigheid van het geval, en de karacters der Persoonen. Myn Correspondent gelieve deeze myne beschouwingen, als een Antwoord op zyne geachte Letteren, aan te neemen, en, heeft hy lust, met andere bedenkingen te agtervolgen.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|