| |
| |
| |
De Denker.
No. 499. Den 20 July 1772.
[Twee Brieven. Een van een trotsch Moedertje over haaren verdorven Zoon, die de huik naar den wind hangt. Een van Ouderen, die zich met de Studiën huns Zoons geruineerd hadden, en nu verlaaten worden.]
De Hoogmoed zal zo veel te laager nedervallen,
Als z' in de hoogte klom, en hooger zocht te brallen.
P. Vlaming.
Hy zal aan yder weêr zyn eigen maat toemeeten.
Gods wraak komt somtyds laat: maar komt en treft gewis.
J.B. Wellekens.
Myn Heer Denker.
Ik heb nu en dan eenige van uwe brieve gelezen, en daar ook groot behagen in gehadt, vooral wanneer ik zag, dat Luiden van verscheide aart en conduites zig aan UE. addresseerde om te wete, wat UE. gedachte ware van haar caracter en manier van leve, die zy gulhartig openbaarde om uwe reflexis en trouwe raadgeving daarop te hoore: dit maakt my vrypostig om ook eens aan UE. te schryve, is het niet in die trant, zo als de groote luiden hedendaags gewend zyn, het mag dan wat lomper weezen, vermis ik van gemeene afkomst ben, en tot de perfectie niet geleerd ben. Dog al ben ik niet groot in de weereld geboore, je moet wete, dat ik daarom geen minder glory bezit, want
| |
| |
myn Vader, die zig te gering rekende om de kost met den handel te winne, hong de mantel om den tuyn, en vond beter zig in een klein plaatsje ter neder te zette, daar hy in de regeering kwam, en zyn zaakjes zo wet wist te belegge, dat hy met 'er tyd tot een honorabel ampt wierd verheve; hy was de grootste van onze Fammilie, waar op ik al myn glory draag, want de rest wil niet veul zegge; maar om nu tot de zaak ten principaal te kome, zo weet, myn Heer, dat ik een eenig Zoontje heb, die de kunst heeft uitgevonde, om zig in de gunst van een groot Heer in te dringe, niet voor de vuyst, maar door drajerye, valsheid, kwaadspreke van zyn evenmens, leugentaal en bedrog, houdende voor zyn sistema, dat men deze zes Artikelen onbeschaamd moet uitwerke, om voor altoos in de wereld geborge te zyn: dit is hem ook wel gelukt, want hy heeft 'er door een aanzienlyk ampt gekreege, maar nu hy het hoofd door het gareel heeft, bestaat zyn grootste studie om andere te lastere, vals te behandele, ja zelfs die geene, aan wie hy alle verpligting schuldig is, denkt niet als om den gebraaden haan te spele, zig te divertere, en op bals of gezelschappe te gaan, dog voor dat hy daar arriveert, heeft hy al zo veel vogt 'er in gegoote, dat elk een aan de bloempjes op zyn tronie kan zien, dat hy onder de wynstok heeft gezeete. Wat zegt gy nu, myn heer, is het niet een groot voorregt voor een moeder, als men zo een zoon heeft, die zig zelven zo wel kan redde? hoe meenige Ouders zyn der, die alle moeite ter wereld hebbe, om haare kindere op een eerelyke wyze te bevordere, en nog niet met dat alles kunne reussere, dog zy verstaan die kunst niet om 64 streeke in plaats van 32 op haar compas te zette, zo als myn zoontje doed. Heb ik nu geen rede van blydschap, of heb ik rede van droefheid? onderregt my in dezen, en geeft my raad door een lettertje antwoord, myn heer: maar ik vreeze, dat UE. My niet naar myn zin zult raajen, want ik hoor, dat UE. Naauw van consciensi bent, en de myne is niet eng. Ik vrees, dat gy zult zegge, gy had hem onder 't oog moete
| |
| |
brenge, en vermane, dat hy mogt herdenke, wat hy te vore is geweest, en dat hy behoorde dankbaar te zyn, niet alleen aan de persoon zelfs, maar ook aan de kindere, wier Vader alleen zyn opkomst is geweest, dog wat zou dit baate, vermits hy andere sentemente bezit, en my zou toe snauwe, ik wil myn zin doen, en myn rokje na de wind hange, als 't in myn kraam te pas komt, en dan hou ik my, als of ik zeer dankbaar was, om haar des te beter te kunne bedriege, want mundes fult decipe: hier ziet gy, myn heer, dat hy zo een mondvol of drie latein kan, vermits hy op de Akademie is geweest, dat myn beurs schoon is gewaar geworde, om dat dezelve zeer ligt is, en het uitschudden niet kon verdragen, maar toen hy gepromeveert was, dagt ik dikwils: jongetje, jongetje, wat hebje my al geld gekost, dat ik had kunne sparen, vooral, dewylje zulke grote gaaven bezit om yder te bedriegen, daar hadje geen Akademie toe nodig, maar daar doed zig by my een klein zwarigheidje op, te weete, zo hy dus blyft voortgaan met vuur in de eene, en water in de andere hand te dragen; met vriendelyk te zyn, en den obligeanten te spelen, dog 'er niets van te meenen; met yder gelyk te geeve, en agter den rug te condemneeren; met de lui in hun byzyn te pryzen, en in hun absentie te lasteren, of dat wel goed zal uitkomen, en zyne beenen sterk genoeg zyn zullen om de weelde te kunnen dragen zonder geheel te vallen: hy mag eens struikelen, als hy te veel in de beker heeft gekeken, ja zelfs eens valle, dog dan weet hy weer op te krabbele, is het niet alleen, dan vind hy nog goede lui, die hem weer op zyn schenkels zette, maar was zyn val op een ander manier, en raakte hy zyn ampt en kredit kwyt, dat zou erg zyn, dan wierd ik desperaad, wat zou, 'er dan worde met myn lief zoontje, adieu zou het dan zyn bekwaamheid, adieu credit en vriende, weg compas van 64 streeken, daar hy zo menigmaal gelukkig op gezeilt heeft, ook kan hy deeze wereld kome te verlaaten. Wanneer ik dit alles overdenk, zo word myn consiensie eenigsins wakker, waar mede zal ik dan
| |
| |
myne glory staande houden, geeft my by tyds raad, eer het 'er toekomt, want ik wagte 'er op, en blyf
UE. Dienares
A.... Z.....
P.S. Zou UE. my niet raade, als 'er een ryke fokkert om my kwam, aanstonds ja te zegge, want zelfs te vrage, is nog de generale mode niet. Kwame 'er eens Loterye uit, daar mans uit te trekke ware, zou ik 'er een Lotje in wille wagen, mids dat 'er geen niete in waren: dog blyve deze agter, moet ik blyve die ik ben, en my flattere, dat ik myn zoontje zal behoude, om dat het spreekwoord zegt: onkruid vergaat niet.
| |
Antwoord.
Het spyt my, dat de Schryfster van deezen brief de gevoelens van hoogmoed zo overvloedig heeft ingezoogen, en noch daarvan niet ontlast is, dat zy een goed deel derzelven aan haar eenig zoontje in de jeugd heeft over gedaan, waar van zy in den onderdom de onaangenaame intresten zal trekken, wanneer ze hem door miswyzingen van het compas, op de zandbank van versmaadheid en bederf, op welke hy al meenigen stoot gedaan heeft, geheel zal zien te gronde gaan. Al houdt hy toch het zeil in top, het kan niet missen, of het zal vroeg of laat eensklaps van boven neêr komen Zyne zes Artikelen zyn 'er my een genoegzaame waarborg voor. De waereld kan alleen voor een korten tyd geblindhokt worden; ze heeft ook oogen, die zy, hoewel niet in den beginne, eindelyk open doed. Gelukkig als zyn val, ten minsten de versmaadheid der waereld, die hy gewis te wagten heeft, hem wys maakt, eer hy geheel verzinkt. Laat de Schryfster op 't spreekwoord in 't slot van haaren Post scriptum niet vertrouwen; dat soort van onkruid zal haast vergaan; zy vertrouwe voor haar zelve, dat de hoop op een ryk Hu- | |
| |
welyk haaren ydelen waan sterker zal voeden, en komt zy 'er toe, meer nadeels zal doen: zy laate de gedagten van eenen Man te verstrikken, om zich in de ingebeelde glorie staande te houden, vaaren. Buiten de waereld zal zy best geneezen worden. Zy beschouwe daar de ongelukkige gevolgen eener kwaade opvoeding met de ydelheid van een hoog hart, en leere, dat waare nedrigheid haar meer rust, zelfs in een verlaagden staat, beschikken zal, dan de voortgang in een hoogmoedig leeven. Indien zy mynen raad in agt neemt, zal het genoeg zyn zo kort haar geantwoord te hebben; ik moet aan myne Leezeren noch een anderen brief van een anderen inhoud mede deelen.
Myn Heer.
Wy zyn oud en arm in de waereld geworden, dog het laatste is half buiten onze schuld. Om dat gy my misschien door dit zeggen niet wel verstaat, zal ik u onzen bekommerlyken toestand melden, daar over laaten oordeelen, en uwen raad verzoeken. Ik heb in myne jeugd een vrouw zonder geld getrouwd, dog niet meer dan eenen zoon by haar hebbende, heb ik door myne vlyt in een eerlyk handwerk, en myn Vrouw door een kloek huisbestier zo veel geld kunnen winnen dat wy al zeer ordentelyk konden leeven, en onze zoon wat meet laaten worden, als ik in de waereld ben. Dog ik moet u zeggen, dat nog ik nog myne Vrouw daarop zeer gesteld zyn geweest. Eenige van onze Vrienden, en vooral onze Buuren, meenende wat groots in onzen zoon te zien, oordeelden, dat wy van hem geen ambagtsman moesten maaken, en een fraaien stuiver nalaaten: onze zoon hadt daartoe al te groote vermogens, hy moest studeeren, en ten minsten Advocaat worden, want de jongen, zeiden zy, kon te schoon redeneeren, om niet voor den balie te pleiten. Dat smaakte ons in het geheel niet, want wy zyn altyd nederig geweest, en meenden, dat onze zoon in een nederig beroep met een stuiver geld al zo gelukkig zou
| |
| |
zyn als in een hooge bediening. Dat mogt evenwel niet helpen; 'er wierd zo lang getalmd, dat wy (ik schryf het met innige ziels smerte) het eindelyk moesten gewonnen geeven, te meer, om dat de een zeide, ik zal alleen by hem om adviesen komen; een ander, ik zal alle jaaren vyftig ducaaten geeven tot zyne studie; een derde, ik zal hem door myne goede Vrienden in de waereld voorthelpen, enz. Onze Zoon studeerde dan vyf jaaren, in welken tyd ons vermogen zeer ingekrompen is, wyl de Studie veel meer koste, dan wy gedagt hadden, en hy niet sober leefde, dog dat zagen wy over. Nu hy eenige jaaren gepromoveerd is, en fraai wat te doen heeft gekreegen, is myn handwerk met den slegten tyd zo slegt van inkomen geworden, dat ik mag zeggen, dat wy nu oud, dog daarby arm zyn geworden. Arm, zult gy zeggen, uw zoon heeft immers fraai wat te doen, laat hy u ondersteunen, wat praat gy van armoede. Zeker, myn Heer! wy zyn arm, want onze zoon, voor wien wy alles hebben opgeofserd, is nu een groot Man in de waereld, dog kent ons naauwlyks; weet onzen nood, dog als wy by hem komen, en zouden beginnen te klagen, komt hy ons voor, en klaagt, als of hy brood gebrek hadt, dat wy beter weeten, en wel anders aan zyn opgeschikt huis kunnen zien. Wy zouden hem wel voorslaan ons in huis te neemen, om ons voortaan de kost en rust te geeven; maar wy gelooven, dat hy dat niet durft doen, om dat hy een Vrouw getrouwd heeft, die van veel grooter fatsoen is dan wy zyn. Wat zullen wy nu doen? wy worden te oud om te werken, en al wilden of konden wy nog zo vlytig zyn, als in onze jeugd, wy kunnen zo geen werk meer krygen. Waar van dan nu te leeven? raad ons, die eerlyke luiden zyn, waarom wy onzen staat by deezen aan u wel opgeevende, egter onze naamen voor als nog verzwygen, en ons alleen ondertekenen met de letters.
P. en G.
| |
| |
| |
Antwoord.
Ik heb deezen brief met de grootste aandoening geleezen, en beslooten dien aanstonds openbaar te maaken, op dat, indien de zoon van P... en G... of moet ik hem dien naam, als onwaardig, onthouden, en liever een Monster noemen, onze Vertoogen leeze, of door anderen iets daarvan hoore vertellen, van schaamte op deeze klagte zyner Ouderen bloofe, zyne ontaartheid erkenne, en zyne wreedheid doeme, indien 'er nog een grein kinderliefde in zyn hart overgebleeven is. Hy denke, wat het te zeggen zy, zyner Ouderen goed, waar van zy moesten leeven, als zy, gelyk nu, afgewerkt zouden zyn, genooten te hebben om een groot Man in de waereld te worden - hy brenge zich te binnen, welke wedervergelding hy hun schuldig zy, daar zy goed en bloed voor zyn geluk opgezet hebben - hy koome dan tot inkeer, berouw en zelfverfoeing - hy neeme, zo dra hy deezen brief geleezen zal hebben, zynen ouden armen Vader en Moeder in zyn huis, of geeve hun zo veel te rug, als zy voorheen voor hem uitgeschooten hebben, op dat zy ruim en gemakkelyk mogen leeven: zo niet, hy gedenke, dat 'er een regtvaardig God is, die regeert, en hem deeze schreeuwende misdaad, eer hy het denkt, betaald zal zetten, gelyk hy zekerlyk uit een groot aantal van voorbeelden weeten zal, dat het zo met Kinders, hunne Ouders gebrek laatende lyden, meestal vergaan zy. Wil hy geen onderstand hun bieden, laaten zyne braave eerlyke Ouders hunnen naam en woonplaats my melden; ik, en zeker gezelschap zyn gereed hun te bezorgen, waar toe hun eenig Kind zo zeer verpligt is, en het zal ons een aangenaam vermaak zyn deeze braave Lieden tot troost en steun in den ouderdom te verstrekken. Zy kunnen gerust zyn, dat men verzwygen zal, wie zy zyn, en het geld zonder kennis van een ander hun bezorgd zal worden. Doch is de
| |
| |
aangetrouwde Dochter van eenen edelmoedigen aart, wil zy haaren Man tot zynen pligt brengen, en eene braave daad doen, zy ontferme zich over de oude Lieden, en legge voor zich eenen goeden grond, om hoope te hebben, dat de Voorzienigheid voor haare Kinderen zorgen zal. Geen aangenaamer genoegen zal zy smaaken, dan wanneer ze deezen pligt volbragt, en ons gelegenheid gegeeven zal hebben onze aangeboode gift elders, daar het ook noodig is, te besteeden.
Deeze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|