| |
| |
| |
De Denker.
No. 498. Den 13 July 1772.
[Verkeerdheid, dat men de Kinders de regterhand alleen leert gebruiken. Of een Moeder haar eigen Kind moet zuigen? Of men niet den Doop maar Familie naam alleen zal schryven? Een brief van een dollen Vrygeest.]
Quicquid agunt homines nostri est Farrago libelli
Ik heb gene gelegenheid gehad, om zommige brieven, dewelke my reeds in het voorleden Jaar toegezonden zyn, te platzen; byzonder, dewyl dezelve op gene der onderwerpen, dewelke ik behandeld heb, toepasselyk waren. De Schryvers derzelven zullen reeds verlangd hebben, om hunne geschriften geplaatst te zien; waarom ik dan dit vertoog verkoren heb, om dezelve mynen Lezeren mede te delen, schoon derzelver inhoud zeer van malkanderen onderscheiden is.
Myn Heer!
In den voorleden zomer mynen regter arm door een ongelukkigen val gebroken hebbende, was ik geduurende verscheide weken genoodzaakt, my in alles van myne linkerhand te bedienen. Dit was my zeer ongemakkelyk; in het begin konde ik geen' lepel met
| |
| |
vogt aan mynen mond brengen, zonder te storten; maar het lastigste van alles was, dat ik geheel buiten staat was, om te konnen schryven, en dus myne gewonlyke bezigheden by de hand te vatten. Dit gaf my gelegenheid om te overweegen, of het niet onder de vooroordelen behoort geplaatst te worden, dat men ons by de opvoeding, alleen het gebruik van de regterhand vergunt, en dat van de linkerhand ontzegt, want zeker oordeelkundig Schryver heeft niet te onregt aangemerkt, dat de vooroordelen de Jeugd onder den naam van goede Principes en goede Sentimenten worden ingeprent. Zo dra de kinderen maar in staat zyn, om iets te kunnen verstaan, leert men hun alles met de regterhand doen, door de regterhand het fraie en de linker het lelyke bandje te noemen. Op de kostscholen word zorgvuldig in agt genomen, dat alles met de regterhand werde verrigt. Wat voor reden kan men doch uitdenken, warom men zig meer van de regter, dan van de linkerhand moet bedienen? Warom is het onbeleefd, indien men iemand iets met de linkerhan overgeeft? Ik voor my vinde hier toe gene de minste reden. Zoude dit gene overblyfsels zyn van den Heidenschen afgodendienst, in denwelken alles, wat van de linkerhand kwam, voor oogelukkig wierd gehouden? Dat men iemand ten teken van agting ter regterhand plaatst, kan ik niet afkeuren, dewyl het billyk is, dat men aan zyne meerderen de eer en agting bewyst, die hun toekomt, en het plaatsen ter regterhand reeds van alle oude tyden af als een blyk daar van is geweest; maar dit kan gene reden uitleveren, warom men deregter meer dan de linkerhand in het dagelyks gebruik zoude moeten bezigen. De wyze Schepper heeft ons twee handen tot ons gebruik gegeven, en de dagelykse ondervinding leert, dat dezelven beide tot een en dezelve zaak, zonder onderscheid, kunnen gebruikt worden. De jonge kinderen immers zullen alles zo wel met de linker als met de regterhand aan vatten? Het verbod alleen om de linkerhand niet te gebruiken, dan wanneer beide de handen vereischt worden, leert hun de regterhand den voorrang te geven. Iemand, die ge- | |
| |
wend is, alles met de linkerhand te doen, heeft 'er even het zelve gebruik van, als een ander van de regter. Voor my, zedert het ongeval my overgekomen, vergun ik my twee kinderen zo wel het gebruik van de linker als regterhand, ten einde in tyd van nood zig zonder onderscheid er van te kunnen bedienen. Het is wel waar, dat onze regterhand beter tot schryven geschikt is, dan de linker, dewyl de Europesche talen van de linker naar de regterhand geschreven worden; maar het is ook waar, dat de linkerhand beter geschikt is tot het schryven van die talen, dewelke van de regter naar de linkerhand voortgaan. Dus zyn beide de handen even eens bekwaam tot het Schryven en het verrigten van alle andere zaken, en men dient ten minsten in staat te zyn, om zig des noods zo wel van de ene, als van de andere hand te kunnen bedienen. Myn Vriend Eelhart heeft my verhaald, dat het hem waarschynelyk het leven zoude gekost hebben, indien hy van zyne linkerhand het zelve gebruik niet hadde kunnen maken, als van zyne regterhand. Gedurende zyne reizen in Italien wierd hy op zekeren avond, naar huis gaande, door twee kaerels met ponjards aangevallen. Dewyl zy vermomd waren, verbeelde myn vriend zig te regt, dat het op zyn leven gemunt was. Hy trok zynen degen en stelde zig te weer. Zyne bespringers drongen zo sterk aan, dat hy zig dapper moest verweren, en dit duurde zo lang, dat zyne regterhand moede wierd, en zyne bespringers waarschynelyk hun oogmerk zouden bereikt hebben, indien hy in zyne jeugd zo wel niet me de linker als regterhand had leren Schermen; want hy nam den degen met de linkerhand en verweerde zig als doen met zo veel kragt, dat hy, den enen kwetzende, hun beide op de loop dreef. Indien gy, Myn Heer, dit myn gevoelen ongegrond mogt vinden, verzoek ik uwe onderrigting, en anderzins kunt gy 'er gebruik van maken in uwe Blaadjes. Ik ben.
Uwe genegen Lezer
R. den.
Dirk Onbevooroordeeld.
| |
| |
Heer Denker!
Binnen een maand of twee denk ik van myn eerste kind te zullen kramen. Myn man, met wien ik tot noch toe in alle eensgezindheid geleefd heb, en denwelke ik teder bemin, geeft my niet duister te verstaan, dat ik het kind zelf zal zuigen, indien ik de nodige kragten en voorraad van melk heb. Ik merk wel dat hy hier sterk opgezet is, en vreze dat hy het my kwalyk af zoude nemen, indien ik het niet en doe, en egter kan ik 'er niet wel toe komen, want het staat immers te gemeen en burgerlyk, indien men gene minne heeft en het kind zelf zuigt! Ei lieve Myn Heer! raad my eens, wat ik doen zal, want ik wilde gaarn de vrede in huis houden, de liefde van mynen man bewaren en teffens ook de mode volgen. Ik blyve.
Uwe Dienares
Maria Modelief.
D... den 24 December 1771
| |
Antwoord.
Indien Juffrouw Modelief in overweging neemt, dat de natuur den vrouwen de tepels der borsten heeft gegeven om daar mede hare kinderen te voeden, en niet als geestige vlekjes tot versiering harer boezems; dat in het inënten der zeden het merendeels aan komt op den in borst der voedster en op de natuur der melk; en dat zy, die buiten noodzakelykheid hare vrugten aan andere te zogen toevertrouwen, den band van vereniging beide van liefde en inborst afsnyden, moet zy niet langer in twyffel blyven hangen, om aan den dierb'ren en onvermydelyken pligt van Moeder, haar door de natuur opgelegd, te voldoen, en haren waarden man, dewelke te regt op het volbrengen van dezen pligt aandringt, genoegen te geven. Indien 'er by haar nog enige twyffel mogt overblyven, word zy verzogt het 44e vertoog van den Patriot te lezen, alwaar zy hare vraag in 't brede zal beantwoord vinden, en het welk ik hier niet kan invoe- | |
| |
gen, om niet te herhalen, het geen voorheen door zo ene kundige pen is te boek geslagen.
Wel Edele Heer
Ik bevinde my in grote verlegenheid; doch dewyl U WEL ED: zig voor een menschlievend man uitgeeft en niet spaarzaam zyt in het geven van goeden raad; hoop ik dat gy my wel zult willen helpen.
U WEL ED: weet zeker, dat het onder luiden van fatsoen en geboorte ene vastgestelde gewoonte is by het tekenen van hunne naam, den doopnaam agterwegen te laten, en alleen den familienaam te gebruiken, want U WEL ED: ondertekent deszelfs naam op denzelven voet. U WEL ED: stelt onder de antwoorden op de brieven van deszelfs Correspondenten, alleen U WEL-EDs. familienaam Denker, zonder daar by, gelyk de Bikkerstaven, ik meen den Hollandschen Justus en den Engelschen Isaac, U WEL EDs. doopnaam, Jan, Pieter, Paulus, of Klaas te voegen. Ik ben juist wel geen man van geboorte; maar van fatsoen; want myn Vader liet my ruim 100000 gulden na, waar van het grootste gedeelte reeds verteert is, en derhalven teken ik altyd alleen myn familienaam Hoogmoed en voeg 'er by van Ydelenwaan, uit hoofde van een klein hoefje van dien naam, het geen ik nog in eigendom bezit, doch binnen korten tyd door myne Schuldenaars in ene andere familie staat overgebragt te worden. Ik had van myns Vaders erfdeel breed geleefd op hoop van ene erfenis; dewelke ik van mynen ouden Oom te verwagten heb; doch die hoop is nu zeer flaauw want die oude man, die myn Peet is, heeft ondekt, dat ik myne doopnaamen Jan Dirk niet meer teken, en is daar over zo verbruid kwaad, dat hy my ontërfd heeft en zyn testament niet wil herroepen, ten zy ik by ene wettige acte voor Notaris en getuigen aanneme en belove, mynen doop naam altoos te zullen tekenen, wanneer ik iets moet ondertekenen. Nu is het wel ene harde zaak om my zo ver te vernederen, van in het vervolg my altoos Jan Dirk Hoogmoed van Ydelenwaan te moe- | |
| |
ten ondertekenen, byzonder, dewyl twee namen zo naar het gemeen zweven, maar van den anderen kant zal ik de erfenis van mynen Oom moeten missen, en ik zie genen anderen weg open om myne vervalle finantien weder op de been te helpen. WEL ED: HEER! raad my eens wat ik doen moet? Zoude 'er niet een middelweg op zyn? Zoude ik na den dood van mynen Oom door die actce wel verpligt zyn, om my anders te noemen den
Wel Edele Heer!
U Wel Edelens
Dienaar,
Hoogmoed van Ydelen waan.
| |
Antwoord.
De Hoog welgebore Heer, Hoogmoed van Ydelen waan, stelt my een zeer netelig geval voor. Zyn Oom blyft noch by dat ouderwetsch denkbeeld van onze Voorouders, dat de doop-namen dienen om de menschen van elkanderen, en de familie namen om de familien te onderscheiden; en dat het ene verregaande dwaasheid is, enen anderen naam te gebruiken, dan dien, den welken men in tegenswoordigheid van de gansche gemeente, waar toe men behoort, ontvangen heeft. Maar wat zal men daar tegen doen! De oude luiden staan vast op die gewoontens, en zyn daar niet wel af te brengen; derhalven zal de Hoog welgebore Heer Hoogmoed van Ydelen waan zig daar naar dienen te schikken. Het zoude naderhand mogelyk een groot geschil onder de Regtsgeleerden worden, of zyn Hoog welgebore aan die acte gehouden zoude zyn, dan niet. Maar ik meen een middel uitgevonden te hebben, waar door zyn Hoog welgebore de Acte kan, passeren, en zig egter door zyne naamtekoning van het gemeen onderscheiden.
| |
| |
De Koningen en Vorsten tekenen alleen hunnen doopnaam, gelyk Frederik Koning van Pruissen, Louis Koning van Vrankryk. Op dezelve wyze zoude de Hoogwel gebore Heer Hoogmoed van Ydelen waan, in het vervolg zynen doop-naam kunnen tekenen, en zig noemen Jan Dirk, Here van Ydelen waan, waar door hy zig niet alleen boven het gemeen zal verheffen, maar zelf met Vorsten gelyk stellen.
Mon Ami.
Gisteren wierd my aan het toilet van de Charmante Belise verhaalt, dat 'er te Amsterdam een weeklyks periodicq werkje uitkomt, onder den naam van den Denker, waar by de Godsdienst op ene galante manier word gerailleert. Ik ben bly, dat 'er eindelyk in ons Land iemand in het publicq op de baan durft komen, om de chimêres van de religie aan het dom gemeen, en zelf aan diverse luiden van distinctie aan te tonen; die luiden geloven nog alles, wat de Zwartrokken hun voorpraten. Indien je dat werk wilt pousseren, zal ik 'er de hand wel in lenen en u helpen. Ik ben iemand van de Galante waereld, en heb dus byna geen tyd voor de lectuur, veel min om te schryven; maar op dit Sujet heb ik nog al veel gelezen, en de voornaamste argumenten tegens de religie my eigen gemaakt, en dus ben ik het best van allen in staat om u in dit stuk, waar in ik brilleer, te helpen. Wy zullen eerst den Bybel uit den weg ruimen, door dien in 't ridicule te tourneren en dan zal de rest wel ras volgen. Wat zal het ons een eer zyn, als wy den naam hebben van ons Vaderland van alle prejugés te hebben gezuivert. Als wy over straat gaan, zal ieder een ons salueren en zeggen: daar hebje die Esprits forts, die ons gerust hebben gesteld en getoont, dat de Duivel en Hel maar vertelsels van oude wyven zyn, om kinderen mede bang te maken.
Ik zal u toekomende week een paquet met Argu- | |
| |
menten toezenden, maar heb ma foi nu geen tyd; want ik moet naar d'assemble, alwaar men my reeds met ongeduld wagt.
Utrecht den 30 Octob. 1771.
Je suis
Votre Ami,
Jean Sans Esprit.
| |
Antwoord.
Ik moet den Heer Sans Esprit kortelyk antwoorden, dat hy verkeerd onderrigt is; dat ik zo ver, als hy, op dat stuk nog niet gevat ben, en dat hy myne schriften te veel eer aandoet. Ik heb reeds tot nu toe te vergeefsch naar zyne Argumenten gewagt, maar hy zal mogelyk te veel galante Occupatien hebben gehad, om aan die bagatellen te denken. Indien ik myn Vriend, zo als hy my d'eêr aandoet van zig te noemen, eens mag onderrigten, zoude ik hem raden om eens te lezen een zeker werkje van den Heer Leland, het welk hem zeer in zyne kraam zal te pas komen, ten hem mogelyk noch niet bekend zyn.
De Denker.
De Heer M.V.G. zal my niet kwalyk gelieven te nemen, dat ik zynen brief niet plaats; vermits het my niet onduidelyk toeschynt, dat daar in personen worden bedoeld, en myn werk niet strekt om luiden ten toon te stellen, maar om de gebreken te bestryden.
|
|