De Denker. Deel 10 (1772)
(1773)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 177]
| |
De Denker.
| |
[pagina 178]
| |
lyk, over deeze vriendelyke gaave Gods, 't Kostte hun geenen tyd, geen verdriet, geenen arbeid, wat onze Kinders met zo veele moeite aanleeren, met moeite, zeg ik, want in dit stuk oplettend zynde, heb ik dikwils met verwondering gezien de drift der Kinderen om te spreeken, en de ongelooflyke moeke, die zy somtyds doen om zich te doen verstaan. 't Verdient ook zekerlyk verwondering, hoe onze kleenen die konst zo schielyk leeren: niemand heeft 'er ons verslag van gegeeven, geen een kan het doen. - Het ander Wonderwerk in het stuk der Taalen, is derzelver verwarring by Babels torenbouw. Moses verhaalt ons niet byzonder de wyze hoe zulks zy toe gegaan, waar uit sommigen, die zich nooit meer verheugen, dan wanneer ze waanen iets tot verkleining van de Godlykheid der H. Schrift te winden, aanleiding genoomen hebben om met deeze gebeurtenis te spotten. Dan hoe veele bewyzen men tegen deeze Vitters moge aanvoeren ter staavinge van de waarheid; het voldoet my genoeg, dat die heilige Man, het karacter van een Historieschryver overal bewarende, nergens buitenstappen doet om ons zaaken, die of buiten zyn bestek zyn, of alleen de nieuwsgierigheid voldoen, te berigten. Ik kan dan niet meer van hem eisschen, dan hy schryft, en daar mede ben ik voldaan. Meer dan eens heb ik kundige Leeraars deeze verbaazende Gebeurtenis dus hooren uitleggen. De Allerhoogste wilde, dat de Aarde bevolkt zoude worden, en derhalven dat alle menschen niet leeven zouden binnen de palen van een enkel Landschap, het geen hen moest bloot stellen aan geduurige krakkeelen, wyl elk zich geregtigd zou oordeelen om zich meester te maaken van de beste landeryen. De geheele Waereld bewoonbaar zynde, was het Godlyk besluit, dat overal zyne gaaven gebruikt zouden worden, overal getuigen zyn van zyne verschillerde werken en goederen, des moesten zich Noachs nakometingen allerwege over den geheelen aardbodem verspreiden De staatkundige Nimrod schynt met dit plan zeer kwalyk te vrede gewest te zyn: zich niet vergenoegende om over eene afzonderlyke Volkplanting het gebied te voeren; maar, jaagen- | |
[pagina 179]
| |
de naar de algemeene vaste Opperheerschappy der waereld, zag, dat hy dit oogmerk nimmer bereiken kon, indien hy niet alle menschen, onder zyn oog en magt, in één lighaam byeen hieldt; des stookte hy, onder den dekmantel, dat zy geruster en veiliger zouden leeven, wanneer ze by elkanderen bleeven, hen op, om eene hoofdstad te bouwen, en op dat derzelver ligplaats allerverst zou kunnen gezien worden, daarin een toren tot een baak te stigten wiens opperste tot in den hemel zou zyn. Dit was een werk van een geweldigen arbeid; doch hy moedigde hen daar toe aan door een vertoog van den grooten naam, dien zy daar door maaken, van den eeuwigen roem, welken zy deswegen by de Nakomelingschap zouden behaalen; door welken arbeid de listige Vorst zyn Volk intusschen byeen hieidt, voorziende, dat, als het voltooid zou zyn, niemand zich ligtelyk van hem zou verwyderen, maar veel eer om stryd ieveren, dat hy in of naby zulk eene trotsche Stad een inwooner bleeve. De natuurlyke hoogmoed der menschen gaarn allerlei voedsel aanneemende, zo viel het hem niet zwaar zyn Volk daar toe over te haalen. Het begon 'er dan aan algemeen, en brage het, onder de toelaatinge Gods, tot zekeren trap, wanneer deeze de verdere voortzetting in kragt wilde stuiten. De Alleenwyze toch de algemeene waereldbevolking beslooten hebbende, en voorziende, dat eene Monarchie in de hand van eenig sterveling niet te vertrouwen ware, wyl hy door list en geweld die verkreegen hebbende, door wreedheid en verdrukking zou handhaaven, wilde tegen zulk een algemeen onheil der waereld voorzien, te meer, daar, wanneer 'er eene verscheidenheid van regeeringen in de waereld ware, de inwooners, leefden zy al eens onder eene tirannische magt, naar andere heerschappyen en Volken zouden kunnen vlugten. Ook wilde God zulk eene hovaardy, en dwaasheid van eenen naam te maaken, geheel verydelen, en beschaamen ter leeringe van anderen. De een Godlyke Persoon werdt door den gewyden Historieschryver, als spreekende tot den anderen, ingevoerd, gelyk in meer gevallen van hoog belang in de H Schrift geschiedt, zeg- | |
[pagina 180]
| |
gende: ‘komt aan, laat ons nedervaaren en laat ons haare spraak aldaar verwerren, op dat een ygelyk de spraak zyns naasten niet en hoore. Alzo verstroideze de Heere van daar over de gansche aarde.’ 't Is my altoos voor gekomen als eene ontzenuwing van de kragt des Teksts, wanneer men stelt, dat de arbeiders, het niet eens kunnende worden orntrent de verdere ophouwinge, zich van elkanderen scheidden, en aanhang krygende, eenigen hier, anderen daar verstrooid werden; waar door, in 't vervolg des tyds, verschillende Taalen onder deeze verschillende Volkplantingen zouden gebooren en voortgekomen zyn. Het zeer plegtig verhaal van Moses, wil men het niets te kort doen, dwingt ons dan te denken, dat de spraaken zelve verward zyn door eene onmiddelyke instorting van nieuwe Taalen; zonder dat ik bepaald begrypen kan, in welker voege dit geschied zy. Hier aan ligt my ook niets geleegen; ik zou 'er wel iets naders van kunnen zeggen, maar 't zyn, zo wel als de uitleggingen van anderen, loutere gissingen, waar van ik liever afzie, en myne onweetendheid hierin erkenne, dan op lossen grond veel daar over te redeneren, en weinig 'er mede uit te doen. De werking van een Almagtig vermogen zie ik 'er zigtbaarlyk in uitblinken, zo wet als de merktekenen der Godlyke wysheid in de verydeling van Nimrods staatkundig inzigt; want wordt dit werk hier uitgebeeld als Gods eigen bedryf, hoe kan ik het dan aanzien als een gevolg der scheidingen des Volks, gebooren uit het gekyf der bouweren? Wordt 'er dan één Persoon des Godlyken. Wezens hier afgebeeld, als tot de anderen spreekende, en op aarde neêrvaarende; dan duidt het een werk aan, zo plegtig als de Schepping, een waaragtig Wonderwerk. En zeker, Hy, die den eersten mensch het vermogen gaf om aanstonds eene taal te spreeken; Hy, die de tong gemaakt heeft, hadt het in zyn vermogen om ze zo tedoen spreeken, als hem behaagde, en het kostte Hem geen meer moeite, om nu eenige honderd duizenden, dan den eersten mensch, oogenblikkelyk, eene nieuwe spraak te geeven. Dus is 'er dan een vloek op de aarde gebragt door den hoog- | |
[pagina 181]
| |
moed der menschen; langs deezen weg is de aarde door dwang bevolkt, en eene schaadelyke algemeene Monarchie voorgekomen. Deeze vloek, hoe veele Eeuwen ze thans mag oud zyn, duurt noch, en ik kan geen verschillende spraak hooren, of ze komt my meenigvuldigmaalen te binnen. Gelyk ze Noachs Nakomelingen van een scheurde, scheidt ze de Volken der waereld noch van een, en het moeilyk aanleeren eener vreemde taale toont ons de zwaarheid van deezen vloek. Dus hebben we elken dag de droevige gedenktekenen van staatszugt, dwaasheid en hovaardy der menschen voor ons, en noch ontleeren we die schandelyke en schaadelyke gebreken niet. Men ziet 'er ook de kinderagtigheid van die Volken of menschen uit, welke grootsch zyn op hunne Taal, en haar voor volmaakt aanziende, hoewel 'er noch geene volmaakte is, andere spraaken beschimpen, en te laag oordeelen die te leeren. Hoe zeer intusschen de waereld belast is met deezen vloek, hoe moeilyk dezelve is, en Volken van Volken scheidt, weeten zy best, die vreemde Landen gaan bezien, met andere Natiën Koophandel dryven, of uit derzelver kennis hunne geleerdheid vermeerderen willen. Dan in plaats dat de Geleerden hedendaagsch zouden arbeiden ter verzagtinge of verminderinge van deezen vloek, gelyk men met regt van hen zou verwagten, smert het ons te zien, dat zy denzelven vergrooten. Voorheen plagt toch elk, die een Werk schreef, in het Latyn te schryven, deeze was de Taal der Geleerden, zy allen verstonden ze, en een Boek, dus opgesteld, vloog ras door geheel Europa, en maakte de kennis, daarin vervat, algemeen: docht sedert eenige Jaaren is de trotsheid op eigen Taal by de eene en andere Natie dermaate gezwollen, en de agting voor het Latyn dermaate gedaald, dat het tegenwoordig als iet vreemds luidt daarin te schryven. Laaten wy maar eens letten, om dit overtuigend te zien, hoe veele Boeken in Engeland, Frankryk, Duitschland en Nederknd, (vier Ryken, waar in zeker het meeste gedrukt wordt) jaarlyks uitkomen, en men zal verbaasd staan over het klein getal, dat in de Latyn- | |
[pagina 182]
| |
sche Taal geschreeven is. De Franschen, mag men zeggen, hebben hier toe den eersten steen gelegd. Sedert zy begonnen hebben hunne spraak te beschaaven, hebben zy tevens zo groote liefde voor dezelve gekreegen, dat het eene schande voor een Franschman geworden is, anders dan in zyne moedertaal te schryven. Geheele Legioenen van Memoires zyn 'er sedert voor den dag gekomen, en deeze vermeerderen noch al van tyd tot tyd. Andere Natiën, deeze trotsheid merkende, hebben of dezelve willen betaald zetten, of aan gelyke kwaal krank geworden, sedert ook in haare spraak begonnen te schryven, en wy voor haar niet willende onderdoen, gaan thans in hetzelfde spoor voort. Het gevolg hier van wordt niet ingezien, ten minsten niet ter harte genomen, dat, naamelyk, gelyk de Edinburgsche Hoogleeraar Gregory te regt aanmerkt, de tegenwoordige manier der Auteuren, van elk in zyne moedertaal te schryven, de Geleerdheid, binnen kort, gewisselyk moet benadeelen; wy voegen 'er by, dat ze dezelve nu reeds benadeelt. Zo dra toch voorheen, by voorbeeld, een Duitscher een geleerd Werk in de Latynsche Taal schreef, wierdt het zelve door alle Geleerden in Europa geleezen; maar wordt nu dergelyk een Werk in het Spaansch, Fransch, Engelsch, Hoogduitsch, of Zweedsch opgesteld, het blyft in het ryk, waar men dezelfde Taal spreekt, hangen, en duizenden onkundig van deszelfs voortreffelyken inhoud. Twee middelen heeft men sedert uitgevonden, of ter vergoedinge van dit nadeel te baat moeten neemen, het leeren, naamelyk, van vreemde Taalen, en het overzetten. Maar welk eene zwaaren en onaangenaamen last hebben de Geleerden zich gewillig laaten opleggen? zy zyn nu genoodzaakt, behalven hnn Latyn en Grieksch, drie of vier vreemde Taalen zich noch eigen te maaken, en dit heeft niet alleen hier plaats, maar ook in alle ryken van Europa; wie dat niet doet, kan niet mede. De Overzettingen zyn het ander middel; die gaan by ons, en noch meer in het arbeidzaam Duitschland algemeen in zwang, maar hoe veel verliezen wy niet door Vertaalingen? Behalven dat 'er zo | |
[pagina 183]
| |
veel in 't licht verschynt, welke die moeite niet waardig is, of het geen, der overzettinge dubbel waardig zynde, agter blyft, uit vreeze, dat het niet aan den man zou raaken, Anderen zyn ook op Vertaalingen weinig gezet, en blyven dus van goede Werken beroofd. Engeland, by voorbeeld, hoe veel Hollandsche Boeken meent men wel, dat 'er in 25 Jaaren daar vertaald zyn? ik durf het gering getal niet noemen. Hadt Boerhaave in het Nederduitsch geschreeven, hoe veele nuttigheid zouden andere Natiën gemist hebben? was Musschenbroek dat spoor gevolgd, men zou zyn Systhema op de Napelsche Academie niet onderwyzen: hadt Vitringa zo gehandeld, zyn Commentarius zou niet in 's Pausen Bibliotheek de eerste plaats beslaan: hadt Schultens anders gedagt, de Engelschen zouden hem zo hoog niet roemen. Ongevoelig tot deezen uitslap, als een wettig gevolg onzer redeneering over het tweede Wonder in 't stuk der Taalen, gebragt, willen wy nu ook aan het derde, zo wel een zegen als het eerste Wonder, doch door het tweede, dat een Vloek is, daar van gescheiden, gedenken, gelyk de geheele Kristen-Kerk met ons in deeze dagen doet. Wy hebben ons verwonderd over de taalgaaf der eerste Ouderen, ontzet gestaan over de verwarring der spraaken, maar wat moeten wy zeggen over de uitstorting van veele Taalen op de Apostelen door den Heiligen Geest? Zekerlyk dit derde Wonder verrukt, en houdt ons opgetoogen. 't Zy toch dat wy letten op de gaave zelve, 't zy op Gods allergenadigst en overwys oogmerk in dezelve; de oude instelling der Kerke van derzelver gedagtenis te vieren, is lofwaardig. Ik herhaal de geschiedenis daar van niet, om dat ik vertrouw, dat myne Leezers, zo wel als ik, onverzadigd van ze te hooren, onder de Leerredenen onzer geliefde Leeraaren tegenwoordig zyn geweest, en ze andermaal rypelyk overwoogen hebben. Men gunne my alleen in zo verre de voetstappen onzer waardige Predikeren te volgen, dat ik myne Leezers aanspoore om het regte denkbeeld van, de verwondering over, | |
[pagina 184]
| |
en de dankzegging voor die onwaardeerbaare weldaad des Heeren nooit af te leggen. Hier door is de aanbiddelyke Jesus, als de waare Messias, als de eeuwige wonderdoende God, verheerlykt voor de oogen van den ongeloovigen Jood, en moet, als zodanig, van ons noch verheerlykt worden: hier door is het Zalig Euangelie snellyk door de geheele waereld verspreid, en in laater Eeuwen tot ons overgebragt: hier door is de scheiding van andere Volken door de verscheidenheid van spraaken eenigermaate geheeld, en wy thans geroepen om waare dankzeggingen aan Hem te betaalen, die nog daar boven gereed is, om door zynen Geest tot onze harten te spreeken. Naar deeze stem te luisteren, is het bevel des hoogen Gods, ons eigen belang brengt het mede, een deel der waare dankbaarheid is 'er in geleegen. De Kerk verheerlyke dan haaren Heer, en ze werde door den rykdom zyner onverdiende genade zelve verheerlykt!
* * * *
Ik heb my, in dit Vertoog bl. 182, op het gezag van den Hooggeleerden Gregory beroepen, ter staavinge, dat de Geleerdheid nadeel moet lyden, wanneer elk Auteur in zyne moedartaal schryft. Hoe veel regts ik heb om my van 't getuigenis deezes uitmuntenden Mans, hoewel weinig in ons Land bekend, te bedienen, zullen alle myne Leezers, die een zugt voor de Natuur- en Geneeskunde hebben, erkennen, wanneer zy Twee Academiesche Lessen van deezen Hoogleeraar over de Pligten van een Geneesheer, en de wyze, op welke men de waarneemingen in de Natuurkunde best kan voortzetten,Ga naar voetnoot(*) doorbladerd zullen hebben. In deeze eenige Proef, die wy tot noch toe van deezen Man in onze Taal hebben, blinkt uit de edele en grootmoedige Praktizyn, de braave Kristen, de voorzigtige Natuurkundige. Mag men zich dan op zulk een schoon Origineel niet beroepen, als men zulk eene treffelyke Copy van hem ontvangt? |
|