De Denker. Deel 10 (1772)
(1773)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 137]
| |
De Denker.
| |
[pagina 138]
| |
en smaaken kan; dan hoe gaarn ik deeze myne kennis aan Dames, die my visiten geeven, en het Cabinet ook begeeren te zien, zou mededeelen, dit schynt niet te gaan: zy kyken het maar eens heen en weer over, en daar mede is de historie uit. Als ons discours daarna begint te ontbreeken, of dor te worden, dat zeer dikwils gebeurt, breng ik het ongevoelig op het een of ander stuk, dat zy in het Cabinet niet met aandagt hebben beschouwd, en zoek haar het wonderlyke van Gods scheppende hand te doen verstaan; doch hiervoor is men ook weinig vatbaar. De eene mag uit politesse het oor leenen zo lang ik praat; maar de andere, merk ik, bespot in haar harte my, de philosopheerende Dame. Ik heb daarom al eens gedagt, of ik ook niet een Cabinet van een andere soort zou kunnen oprigten, waardoor ik myne Vriendinnen meer genoegen en nut zou kunnen verschaffen. Ik heb gemerkt, dat zy veel zugt, gelyk veele Geleerden, voor Oudheden hebben, en met veel verstand praaten kunnen over oude Moden: in onze laatste byeenkomst bragt ik daarom eene groote doos op tafel, waarin lagen zes zoorten van Fontanjes, die ik van myne Grootmoeder geërfd heb, ik toonde haar de eerste opkomst van die dragt in de eerste muts, en zo verder alle progressen, die zy trapwyze gemaakt hadden, tot dat ze weer op gelyke wyze ingekrompen en gedaald waren: die vertooning vermaakte haar by uitstek. My is deswege ingeschooten een Cabinet van Keurslyven opterigten, waaromtrent zy haaren geest langer en meer oefenende, meer voordeels zullen kunnen doen, alzo zy allen getrouwd zyn, en Dogters hebben. Tot dat einde heb ik eenige oude kleerkopers en keurslyfmakers by my laaten komen, en hun verzogt, my alle de oude soorten, byzonder van de twee of drie voorige Eeuwen op te zamelen, en my te bezorgen. Ik heb begeerd, dat zy, indien die niet voor de hand of gemakkelyk te krygen zyn, voornaamelyk hun best moeten doen by oude Familien, waar onder veel schuilt en geen geld moeten ontzien, om die magtig te worden. Verscheiden brieven heb ik ook aan myne Vriendinnen in de andere Provintien geschreeven, om my die soorten te zenden, welke de Dames in de steden of | |
[pagina 139]
| |
de Boerinnen ten platten Lande draagen. Dus zie ik te gemoet de fraaiste Collectie Keurslyven, die ooit in ons Vaderland gezien is. Mynen Man heb ik overgehaald om in de Kamer, waar ik myne Visiten ontvang, groote kassen met Glaasen te laaten maaken, en daarin myne verzameling zo te plaatzen, dat in Num. 1. staan zullen de Keurslyven der XVI. In Num. 2. die der XVII, en in Num. 3. die der XVIII Eeuw; doch zo, dat de Keurslyven der Dames boven, en die der Boerinnen beneden zullen geschikt worden. Wanneer alles in order is, zal ik myne Dames voorslaan, om, voortaan, als zy my visiten geeven, ten minsten één uur te besteeden om Collegie over deeze Verzaameling te houden. Ten grondslage hiervan zullen dienen de Beschryvingen, die ik met de vreemde Keurslyven uit andere Provintien ontvangen zal, by voorbeeld, over de drie, welke ik onder anderen al gekreegen heb, en zeer merkwaardig zyn, zou men ten minsten drie Lessen kunnen geeven: een van deeze heeft zulke breede uitsteekende schouderdekzels, (of hoe zal ik ze anders noemen, zo lang wy de termen nog niet bepaald hebben, en ik derzelver volle beschryving niet verstaa) dat men gemakkelyk op ieder derzelver een kind kan zetten: het tweede wordt gedraagen van zoogende Vrouwen, en heeft dit particuliere, dat, voorin, aan beide zyden der borst, venstertjes gemaakt zyn, die men open en toe kan doen:Ga naar voetnoot(†) eene uitvinding, welke in onze steden nog nooit bekend is geworden; en die myne Vriendinnen eene wonderbaare verrukking geeven zal: het derde, schryft men my, wordt alleen gedraagen van jonge Meisjes, en bezit deeze byzondere eigenschap, dat het meest allen scheeve lyven doet krygen, ten minsten wel twintig van de vyfentwintig, zonder vergrooting gesprooken: dus zullen deeze drie ons eene ruime stof tot beschouwingen aanbieden, maar gy moet niet denken, dat ik voor Professor ageeren wil, en les geeven, wy zullen elk even veel | |
[pagina 140]
| |
regt hebben om te spreeken, en onze zamenkomst zal dan meest de gedaante van een Consult vertoonen. Een van allen zal Secretaris moeten zyn, om onze aanmerkingen en besluiten te boek te stellen, waaruit misschien wel een bondel verhandelingen gebooren zal worden onder de zinspreuk van .... dit moet nader overlegd worden. Dus begrypt gy, Myn Heer, dat ik een voortreffelyk werk onder handen wil neemen, het geen ik hoop, dat ook uwe goedkeuring zal meriteeren; want is het geen onderzoek waardig, of zy, die zulke keurslyven met breede schouder bladen dragen, de zelven niet alleen tot sieraad draagen maar voornaamelyk ook om de kinderen op de schouders te leeren zitten? - of niet onze dames, die onder andere het zoogen, wegens het ongemak der keurslyven, geheel verworpen hebben, tot deezer moederlyken pligt, door ons, zouden kunnen terug gebragt worden, als wy de hier onbekende vinding van keurslyven met venstertjes openbaar maaken? - en eindelyk, of men het derde soort niet mede publyk behoorde mede te deelen, om onze jonge Juffers algemeen scheeve lyven te doen krygen? 't geen waarschynlyk een sieraad is by de geenen, daar deeze soort van keurslyven in zwang gaat, en dan wel dra van onze Dochters ook daarvoor gehouden zal worden, want hoe meer thans iets verkeerd is, hoe grooter liefde men daarvoor schynt over te hebben. Ook zal het niet moeilyk vallen haar schielyk een krommen ruggegraad daardoor te bezorgen, alzo zy dermaate styf zyn, dat er mogelyk een musketkogel op af zou stuiten. - uit dit alles kunt gy ligtlyk myne oogmerken raamen Doet my 't plaisier van uwe edelmoedigheid my te laaten zien, indien gy iets hebt, dat myne Collectie kan vermeerderen. In die verwagting blyve ik.
UEd. Dienstwillige Dienares,
JOHANNA SPOTVOGEL.
P.S. By het sluiten deezes ontvang ik een antwoord van eene Vrindin, aan welke ik geschreeven heb, dat ik u moet mede deelen. | |
[pagina 141]
| |
Mevrouw!
Ik beloof my veel goeds van het Plan, welks uitvoering gy ondernoomen hebt. Ik kan u verzekeren, dat gy eene grooter Collectie ontvangen zult, zo men ter mededeeling genegen is, dan gy denkt. Geen drie maar wel zes kassen zult gy moeten laaten maaken, zo groot is derzelver verscheidenheid. Ik verzoek, dat gy lang in overweeging neemen zult eene soort, dat plat op de borst is, en een langen punt heeft. Wat betreft UEd. dienst te doen, 't spyt my daartoe onbekwaam te zyn. Myne Dochters draagen die machienes niet meer. Twee van de vier kreegen scheeve lyven, toen ze die aan hadden; ik dit merkende, liet ze die aanstonds uittrekken, twee jaaren los loopen, en ontboodt toen uit zekere Stad onzes Lands slappe lyfjes van styf linnen, die alleen de lendenen wat steunen, daar algemeen gedraagen: zedert zyn myne dochtertjes van zelfs regt geworden, en vertoonen eene volmaakte talie. Ik ben gereed om 'er UEd. een modèl van te zenden, wanneer UEd. en de Dames daarin zin hebben: maar daar vrees ik voor, want Dochters, die ze draagen, worden nooit aamborstig, krygen meer kragten dan andere Meisjes, en hooger borst, hebben zelden eene kwaade maag, minder vrees voor de kanker, getrouwd zynde zullen ze gemakkelyker kraamen, en gezonder kinderen ter waereld brengen. Deeze kwaalen dan, kwaalen der mode zynde, die in trein behooren te blyven, zo zal myn voorbeeld uwe gezellinnen denkelyk niet behaagen. Gy moogt het egter vraagen, en my uw besluit doen weeten, want ik blyf met alle eerbied.
UEd. Onderdanige Dienaares,
GEERTRUI REGT. | |
[pagina 142]
| |
* * *
Myn Heer
't Is om zyn bloed te suipen, dat men zo behandeld wordt in de waereld. Gy moet weeten, dat ik in een geval ben, dat my zo driftig doet spreeken. Een myner Neeven, daar ik Tante over ben, is onlangs getrouwd met een jong Nufje, dat ik, om zynent wille, niet voor de kop willende stooten, geintroduceerd heb in een gezelschap, dat ik weekelyks met eenige Dames houde. Dit plaisier, dagt ik, zou zy dankbaar erkennen; maar wel mis. Ik weet, dat zy kraamen moet, maar zy houdt zich gek, en spreekt nergens van. Ik geloof, dat ik 'er geen woord van hooren zal, voor dat men my komt aanzeggen: uw Nigt is bevallen. Maar nu houde ik my ook sot, en doe, of ik het niet zie of merk. Ondertusschen geloof ik, dat zy het wel aan anderen vertelt, en raadpleegt, hoe de luierkorf te maaken. My dan niets daarvan te zeggen, byzonder nu het voor de eerste reis is, valt niet te draagen: dat zyn wy in onze Familie niet gewoon. Hadt ik geweeten, dat zy my zo zou getracteerd bebben, zy was wel buiten ons gezelschap gebleeven. Zulk agter houdend volk hebben wy 'er niet in van doen: maar zo bejegend te worden, is ook al 's waerelds loon. Als myn Neef ook niet daarvan spreekt, zal ik hem de ooren eens wassen, maar zyn wyf laaten loopen voor die ze is; wat heb ik verder met dat gebroet te doen? Ik kan op myn eigen beenenstaan. Ik heb noodig geoordeeld, dat gy zulks weeten zoudt om myne Nigt wyser te maaken by een volgenden kraam. Ik ben.
UEd. Gehoorzaame Dienaares HAGAR SPYTVOL.
Mevrouw!
Ik heb uwen brief met aandagt geleezen, waarin my niets meer behaagt, dan het onderschrift van gehoorzaame Dienaares, waaruit ik hoop schep UEd. te zullen geneezen van de onaangenaame en nadeelige | |
[pagina 143]
| |
drist, die uw hart overmeesterd heeft, of dat onderschrift moest almede, gelyk soortgelyke woorden, zyne kragt, zo als het by de meesten is, ook by Ued. verlooren hebben, dat ik beproeven wil. Ik zie uw Nigtje aan voor eene braave deugdzaame Juffer, anders zou uwe drift, die ik zo hevig in u zie woelen, zeker eene lyst van haare ondeugden uitgebraakt hebben, om haar haatelyk by my af te schilderen; maar hiervan rept gy geen woord. Al haar misbedryf bestaat dan alleen in het verzwygen van haar zwangergaan. Is dit een groot gebrek in haar, zo moet gy hetzelve, uit hoofde van haare daartegen overstaande deugden, goedwillig vergeeven: want ook gy, Mevrouw! zult uwe gebreken hebben, gelyk ik denk, voor welken gy, hoop ik, gereed zult zyn, verschooning, by de ontdekking, te vraagen. Gy hebt edelmoedig gehandeld vau haar in uw gezelschap in te leiden; uwe edelmoedigheid voor uwe Nigt nu begonnen zynde, behoort gy die zo dra niet afteleggen. Vergun my voor Haar by UEd. te mogen pleiten, en de agterhoudendheid geen groot maar een klein of liever geen gebrek te noemen. Op zyn best is 't eene zwakheid, of liever een gevolg haarer zedigheid, 't geen gy in plaats van te bedillen, zoudt kunnen wegneemen, daar het u wanstallig voorkomt. Zeg my, indien zy ten hoogsten zedig is, gelyk ik vaststel, hoe kunt gy van haar zo driftig vergen, dat zy aanstonds dat aan u openbaare? Is deeze zo genoemde agterhoudenheid, in dit eerste geval, niet veelen onder de Sexe eigen? of was 't UEd. voorheen onbekend? zo zy haar eigen is, koom haar voor: indien gy gesteld zyt om het uit haaren mond te hooren, vraag het haar: het zal onverschillig zyn, of zy, dan gy daar eerst van spreekt. - Gy gelooft, dat zy het wel aan anderen vertelt; dan dit is niets meer dan eene losse gissing: wie heeft u dat gezegd, of op wat grond gelooft gy dat? Gy zyt een al te wys mensch, om door loutere vermoedens u zelve te gaan kwellen. - Nog voegt gy 'er by, dat men in uwe Familie niet gewoon is dat te verzwygen; maar mogelyk is dat de gewoonte in de haare, en dus wagt zy iets van u, dat gy van haar | |
[pagina 144]
| |
wagt. - Ik vergeef u de harde woorden, die gy van haar gebruikt; doch raade u haaren Man daarover niet te onderhouden, veel min de ooren te wassen. Gy zyt de oudste, en moet dus de wyste zyn. Wat hebben Mans met vrouwen - zaaken van dien aart te doen? Onthef uw hart van die onaangenaame woelende drift van spyt. Spreek haar by de eerste ontmoeting eens regt vriendelyk aan, en ziet, of ze niet uit zal komen. Mogelyk heeft zy uw ongenoegen reeds bemerkt, en daar door bevreesd gemaakt, durft zy het niet ontdekken. Hoe het zy, spreekt zy niet, komt gy dan voor den draad, en zendt haar eene nieuwe luiermand t'huis, dan zal alles volmaakt wel, en de vreede voor altoos getroffen zyn. Dus zult gy toonen, myne gehoorzaame Dienaares te zyn, en ik wil op myne beurt dan ook blyven
UED. Dienstwilligen Dienaar De Denker.
P.S. Heb de goedheid de zes volgende regels van een Klinkdicht te leezen en te onthouden, indien myn gegeeven raad U mogt mishaagen.
Eén daad, verkeerd geduid, één woord, niet regt gevat,
Breekt daadelyk den band, hoe hoog wel eer geschat,
En die men waande dat geen eeuw zou kunnen breeken.
Een Vriend te hebben is een zonderling vermaak:
Maar ach! wat zyn 'er veelin hunnen pligt bezweeken,
Om 't averechts begrip van de eene of de and're zaak!
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing. |
|