| |
| |
| |
De Denker.
No. 480. Den 9 Maart 1772.
[De Schadelykheid der Weelde voor Burgeren en Staatendommen beweezen in eene vertaalde redenvoering van den Hoogleeraar Tydeman.]
Quam brevis est luxus; luxus sed denique luctus
Procreat: heu, nunquam sera ruina venit!
J. de Bisschop.
(Vervolg van No. 479.)
Wy gaan over, dus vervolgt de welspreekende Hoogleeraar Tydeman, tot het tweede vrugtgevolg der Ondeugd, welke wy bestryden: zy is deeze. Menschen, der Weelde toegedaan, letten niet op den staat, waarin zy gesteld zyn; zy verheffen zich hoe langs hoe meer; zy gedraagen zich trotschlyk; zien andere burgers met den nek aan, en maaken geen onderscheid tusschen zich zelven en Lieden van den eersten rang. Dus zullen zy, 't zy Kooplieden, 't zy Renteniers, gemeene Burgers zynde, altoos over hun lot klagen, en dagelyks tegen het alvoorziende Opperwezen morren, dat zy in geen hooger staat gesteld zyn, waarin zy met grooter zwier hunne mildaadigheid vertoonen, en de minderen met weldaaden overlaaden kunnen. Dan, terwyl zy dus behaagen scheppen in dien overvloed van uiterlyke dingen, inderdaad niet weldaadig maar verkwistend zynde, door trotschheid opgeblaazen, houden zy de geenen, die in dat slag van leeven geen genoegen scheppen, niet alleen voor gierige, slordige en veragtelyke menschen; maar verheffen zich zelven zo hoog, dat ze naar de aanzienlykste Eerampten durven staan, en houden voorts die geenen voor onwaardigen, die hen door 't geen de oogen streelt, niet kunnen te boven streeven. Hier uit volgt, dat niet alleen zy, die voorouderlyk goed genoeg hebben tot onderhoud, die op braave afkomst
| |
| |
kunnen roemen, en, heeft de Weelde hen niet bedorven, dezelfde braave voetstappen staan na te volgen, min geagt worden dan deeze aterlingen, maar ook die eer, en uitneemendheid van gezag en eertytels boven anderen ten onregte geoordeeld worden te bezitten, hoewel zy wettig en zonder snoode konstenaryen verheeven zyn: dit baart den nydigen wellustigen spyt, als zy, onbedreeven in de regeering der Burgerlyke zaaken, by hen gevoegd worden, en hoe veel verwarring dit in een gemeenebest baart, is ten overvloede bekend.
En niet min is het derde gevolg, het geen ik 'er nuzal by doen, te vreezen en te verfoeien. Die door lange gewoonte in de vermaaken opgevoed is, heeft lang geleerd die zodanig te beminnen, dat hy liever alles ondergaat te doen en te lyden, dan by tyds zyne verteeringen te maatigen, of van zyne kostbaare levenswyze af te laaten. Dit is eigen aan de gewoonte, die tweede natuur, dat zy, die eenmaal aan een zekeren trant overgegeeven en verslaafd zyn, als niet schynen te leeven, wanneer ze op den zelfden voet niet kunnen voortgaan. Ontydige schaamte en snoode eerzugt is oorzaak, dat zy, wanneer zy eens begonnen hebben zich onder Lieden van den eersten rang te mengen, of zich met hen gelyk te rekenen, niets minder kunnen doen, dan van dien glibberigen eertrap aftestygen. De agting van anderen, die niet meer de regte reden tot geleide volgen, maakt, dat zuinigen en spaarzaamen, en zelfs zy, die door toeval als van den hemel vermaand zyn om in 't vervolg naauwkeuriger op hunne zaaken te letten, gesmaad worden, daar men ze eene onderscheide eer behoorde te bewyzen. Zodanig is het nogthans met alle menschelyke zaaken, en uitwendige dingen, die zo veel vermaaks den weelderigen geeven, geleegen, dat ze, terwyl zy broos en vergankelyk zyn, niet alleen op veelerlei wyze als met arends vleugelen wegvliegen, maar ook, lighaam en zinnen alleen streelende, de waare rust en gelukzaligheid aan de redelyke en onsterfelyke ziel niet kunnen aanbrengen. Indien 'er dan eenige ramp, gelyk op duizend wyzen kan en plagt te gebeuren, waar de menschen van hunnen pligt wyken,
| |
| |
hen treft, die ze niet verwagten; indien door jaarlyksch meer uittegeeven dan 'er ontvangen wordt, de geldkisten eindelyk geheel leedig raaken; wat zullen zy doen, die alleen aan het zigtbaare kleeven, die het leven zelve gewoon zyn daarin te zoeken? Vlytig te arbeiden verbiedt de onervarenheid, of de langzaam verkreege weekheid, luiheld of dwaaze schaamte, niet minder dan het bedelen. Zy leggen zich dan alleen 'er op toe, zo lang zy nog credit vinden, dat ze, als de allergierigsten, overal geld byeenschrapen; de werklieden van den loon versteeken; andere menschen, die van het hunne, door zuuren arbeid gewonnen, en op renten uitgezet, leeven, uitzuigen; de schuldenaaren of niets, of maar ten deele, na hun boedel insolvent verklaard te hebben, betaalen: en, zo lang zy hun voorig leeven kunnen leiden, liever van eens anders dan van hun eigen goed teeren, of geld tet leen neemen, schoon vooraf bewust, dat zy het nimmer zullen kunnen wedergeeven. Langs dien weg komt men eindelyk zo verre, dat zy of zich zelven of hunne kinderen tot den bedelsak brengen: of zyn ze doortrapter en snooder, bankerot speelen, de schuldenaars laaten toekyken, en van eens anders goed door vuile praktyken zo veel overhouden, dat ze elders gerust en ledig leeven kunnen. Wie kan, dit beschouwende, dan nog twyfelen, of deeze zyn de slegtste Burgers, trouwlooze medegezellen in de zamenleeving, erger zelfs en gevaarelyker dan dieven en straatschenders, daar men voor deeze met wel te sluiten zyn huis kan beveiligen, of met geweld afkeeren; maar geene bedriegelyke vrienden, onder de gedaante van ryk te zyn, elk misleidende, bedrog op bedrog stapelende, en de minste zwarigheid niet maakende om met eens anders goed hunne lusten en trotschheid te voldoen, kan men gemeenlyk niet kennen of zich voor hun hoeden. By aldien dan steelen, straatschenden, reizigers te berooven, en vee weg te dryven snood en schelmsch is; wat moet men zeggen van een wellustig leeven, zo dra men om het voort te zetten meer uitgiften doet, dan men inkomsten heeft?
Andere nadeelen komen hier noch by. Wy leeven in deeze waereld niet zo langen tyd. De dag van
| |
| |
gen kan mogelyk de laatste zyn. Wat kan dan kostelyker dan de tyd uitgedagt worden? welk verlies is zwaarer, dan die des tyds? Maar onze Lieden zyn gewoon dien doortebrengen met beuzelingen, met moeilyke zorgen en angstvalligheden omtrent vergankelyke en ydele dingen, omtrent klederen, coëffures, dansseryen, spelen, schouwtooneelen, oppronking van huizen, tafelen, gastmaalen, enz. en zo te leeven, als of zy nooit sterven, nooit oud zouden worden. Dan, indien een van beiden eens gebeure, helaas! welk elendige toestand is het, alle die dingen, met welke men het leven doorgebragt heeft, te moeten verlaaten, en eeuwige rampen te vreezen? - Wy hebben aangemerkt, dat de goederen der ziele alleen de onze zyn: wie dan nagelaaten heeft zich deeze te bezorgen, zal van alle waare goed versteeken zyn: niets dan het geen waarlyk kwaad is, zal hy bezitten: des is het noodzaakelyk, dat hy ook alle waare vermaak, alle zoetigheid, die uit de kennis van konsten en weetenschappen, en goederen door dezelve aan anderen bezorgd, gebooren worden, gelyk zy proeven, die hun leeven daarin slyten, missen.
De rykdommen zyn egter geenszins te veragten; maar ze moeten naar het voorschrift der Reden gebruikt, en het waar geluk daar door vermeerderd worden; gelyk ten hoogsten geschieden zal, wanneer wy aan zeer veelen weldoen, het hartzeer van anderen verminderen, en de elende der gebreklydenden wegneemen. Hier door, hoewel een dankbaar gemoed niet altoos volgt op de verpligting, wordt gerustheid in de ziel en goedkeuring, die verheeve wellust, welke men behoort te ondervinden, zal men ze kennen, gebooren. Dan van die vermaaken, welke hunnen oorsprong neemen uit een gelukkig Huwelyk en voorspoed van Kinderen, zyn de verkwisters versteeken, als die alleen gewoon zyn alle inkomsten tot voeding hunner praalvertooninge te besteden, te diep verzonken in de wellusten, dan dat ze met hun geld den naasten zouden helpen, of eene vrouwe trouwen willen Zy ondervinden daarvandaan die ziekten, die vuile hoerery ten gevolge hebben: zy worden door de zielsangsten gefolterd, welke de overspelige Vrouwen hun- | |
| |
ner Vrienden, de geschonde Maagden zulke gemoeden, van alle deugd ontaard, steeds verwyten; of zo zy al eene Vrouw genomen hebben, zal het wroegend geweeten hen in het aangezicht vliegen, dat ze deeze, zich zelve en hunne kinders in het gebrek gestort, en anderen van hunne regtvaerdige bezittingen ontvreemd hebben.
Dus hebben we gezien, dat een wellustig mensch nog voor zich zelven gelukkig is, nog anderen gelukkig maaken kan: in tegendeel, dat hy zich zelven, den zynen, en zynen medeburgeren nadeelig is. Byaldien dan eenige of zeer veele Leden van den Staat in die ondeugden gedompeld, aan deeze zo schandelyke als gevaarlyke ziekte krank liggen, hoe zal men dan, daar zulk een Gemeenebest in dier voege niet kan staande blyven, genoeglyk in het zelve kunnen leeven? is ons dus gebleeken, dat de wellust en het misbruik der beste dingen, pragt, hoogmoed, bedrog, dievery, luiheid, gierigheid, overspel, hoerery, zeldzaamheid van Huwelyken allerzeerst te schromen zyn: waar dan deeze heerschen, wie kan 'er gelukkig of zeker zyn?
Dan indien wy eenen wel geregelden Staat beschouwen, zullen wy dit als een noodwendig stuk in denzelven bevinden, dat, naamlyk, wat zo tot beveiliging der gerustheid, als tot vermeerdering van deszelfs geluk kan dienen, daar in gevonden werden, en aller burgeren geneigdheeden en kragten tot dat einde zaamenstemmen. Bygevolg moet elke Staat des te beter en volmaakter zyn, hoe veel meer ze naar dit rigtsnoer geschikt zy, en des te erger en onvolmaakter, hoe meer ze van hetzelve afwykt. Vertegenwoordigen wy ons nu dien Staat, welks burgers vernuftig, godsdienstig, spaarzaam, liefhebbers van goede orde en der betamelykheid zyn, te gelyk ook mildadig, herbergzaam, begunstigers van beschaafdheid en beleefdheid: zo zal daar alles, gelyk in een wel geregeld Huisgezin van een wyzen Vader, wel en vlytiglyk verrigt worden, de goedwilligen zullen het algemeen welzyn boven het byzonder voordeel en gemak stellen, en niets van het geen tot aangenaamheid en overvloed dienen kan, zal in tyd van vrede, nog dat tot bescher- | |
| |
ming des Lands en ter verwinning van vyanden ten tyde van oorlog vereischt wordt, ontbreeken. Maar stel u voor eenen Staat, waarin de burgers, zelfs niet zeer veele, in Weelde leeven, en in vermaaklykheden gedompeld zyn, nuttig voor zo ver zy verteringen maaken, doch voor het overige onnut en door hun voorbeeld schaadelyk; zy zullen, hoe meer medgezellen en navolgers hunner ontmaatigheid zy gevonden hebben, des te meer nadeel aan dien Staat toebrengen, des te meer van deszelfs volkomenheid, orde, en zamenstemming afbrengen, en oorzaak zyn, dat die nog in vrede nog in oorlog gerust en gelukkig kunne zyn. En hoe vryer de menschen tot ledigheid en vadzigheid overhellen, des te gemakkelyker zullen eenige weinige kwaade voorbeelden andere burgers, als een invreetende kanker, besmetten: het kwaad zal men ook geen weerstand kunnen bieden, voor dat het alle rangen der burgeren zal doorkroopen, en eindelyk de grootste wanorde en tweedragt voortgebragt hebben, welke in den volkomen ondergang des Gemeenebests zal eindigen, of aankondigen, dat men, schoon laat en naauwlyks by tyds, de zeden te veranderen hebbe. Want die schaadelyke gevolgen der Weelde, te vooren van ons gemeld, zullen den behoeftigen geen overvloedigen leeftogt, geen onderlinge volkomen onderwerping onder de rangen der Burgeren, nog voor elk eene geruste bezitting zyner goederen overlaaten; maar zo tot ledigheid en weekhartigheid, als tot gierigheid en allerlei onwaardige schraapzugt hen aanzetten. Voeg hier by, daar 'er gewis zwaare onkosten zullen noodig zyn, om, zelfs in den laagen stand, het Huisgezin te voeden, en zeer veelen van het eerlyke Huwelyksbedde en wettige voortteeling van Kinderen te rug zullen gehouden worden. Nog eens, voeg hierby, dat vreemde koopgoederen gezogt, het gereede geld naar buitenlanders zullen gezonden worden, de schuldenaars niets minder dan ryk zullen zyn, en hier door eindelyk trouwloos worden. De werklieden, van den kost versteeken, om dat zy geene leevensmiddelen voor eene maatige prys kunnen krygen, en zo veel niet kunnende winnen, als 'er noodig is om dien te krygen, zullen zich naar elders begeeven, of op gemeene kosten on- | |
| |
derhouden moeten worden. Dus zullen ook de Konsten en Weetenschappen, in geene agting gehouden, nog aan haare beoefenaaren eenigen loon beloovende, verwaarloosd worden, de jeugd zal zich aan de ledigheid en vermaaken gewennen, en alles zal met verhaaste schreeden tot onbedreevenheid en voorige barbaarscheid wederkeeren. Gaat het 'er zo toe in vrede, hoedanig meenen wy, zullen onze krygsknegten in den kryg, onze zeelieden ter zee zyn? De Weelde heeft het menschdom zeer verdund, en die zy dan overig zal hebben laaten blyven, zullen vadzig, ledigloopers, week, eer der bloode wyven dan mannen gelyk zyn, veel bekwamer, om dansereyen te geleiden dan het Vaderland te verdedigen: dus zal men de overwonnen handen den vyand toe steeken; dus zal de zoete vryheid, welk geen wys mensch dan met zyn leeven verlooren heeft, verlooren gaan; dus zullen, in stede van geluk en veiligheid, welke men hadt kunnen hebben, dagelyksche verdrieten, geduurige elenden zyn; niets zal meer veilig zyn, nergens de vreede. Deze kortlyk opgetelde dingen, gelyk ze uit de Weelde, een meenigvuldig en verscheidenerlei gebrek, voortvloeien; zo lydt het geen twyfel, ofze benadeelt grootelyks eenen Staat. En indien deeze dingen uit den aart der Weelde en des Staats volgen, wat zal men dan oordeelen, dat van ons lieve Vaderland worden zal, zo niet de Burgers, ik zal niet zeggen, zich tegen deeze ondeugd niet behoeden, maar by tyds daarvan geen afstand gedaan hebben? Want gelyk die dingen niet kunnen nalaaten ons Nederland te beschadigen, die andere Staatendommen ten ondergang gestrekt hebben; zo zyn 'er byzondere redenen, die veel meer hier dan elders, die onzinnige begeerlykheid naar overvloedige dingen te vreezen maaken. Onze Gewesten zyn door spaarzaamheid, ingetoogenheid, trouw, Godsdienst, en goede zeden groot geworden: zy kunnen niet anders blyven staan dan door dezelfde middelen, waardoor zy het hoofd hebben opgestooken. - Zy zyn groot geworden, en bestaan nog door den koophandel en vlyt: en vallen deeze, gelyk de Handteeringen op de meeste Plaatsen al vervallen zyn, gelyk de Weelde meer dan te veel ons Vaderland en Indische Volkplantingen besmet heeft; wat
| |
| |
is 'er overig, dan dat ons geluk en veiligheid verminderd wordt; dat onze gemeene zaak niet meer op vasten voet staat; dat zy wankelt, waggelt, en eindelyk ter neer zal ploffen? worden onze Landeryen, ryk van inkomsten, ryk van vee, gewoon het aangenaamste voedzel den inwooneren overvloedig aantebieden, door over, stroomingen der rivieren en vee-ziekte verwoest, terwyl de burgers niets van hunne weelde aflaaten; wat kan er anders verwagt worden dan schrik, ongedaanheid, magerheid en hongersnood, waardoor de gelukkige gesteldheid van onzen grond verdordt, de inwooners vertrekken, en voor de overige Burgeren, in tyd van Vreede en Oorlog, dat God behoede! geene goede verwagting meer overig blyve? - 't Zy egter verre, dat ik my hier opwerpe tot een strengen berisper onzer Overheden en Wetgeeveren, en hen gispe over een gebrek of ver, zuim van wetten tegen de verteeringen: ik heb dit geens. zins in den zin, en de nuttigheid dier wetten blykt niet genoeg: dan ik wil yder vermaand hebben, dat, wil hy zyne zeden veranderen, en beginnen zich ten voordeele van zyn Geslagt en Vaderland te schikken, niets 'er is, dat ons gebiedt te wanhoopen ontrent onze welvaart en behoudenis.
Het Slot hierna.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|