| |
| |
| |
De Denker.
No. 472. Den 13 January 1772.
[De Vrouwen, beter tot de Huishouding dan tot de Studiën geschikt.]
Et vires natura negat.
Ovidius.
Ik verzoek myne Lezers en byzonder de Vrouwelyke, hun oordeel over den volgenden brief op te schorten, tot dat zy de daar agter gevogde redenvoering, dewelke tot eene bylage van den brief diend, zullen gelezen hebben.
Myn Heer!
Onlangs bevond ik my in een gezelschap van beide de kunnen, zo gehuwde als ongehuwde personen, alwaar de tyd niet zo als gemeenlyk geschied met het beschouwen schikken en herschikken van eenige geschilderde papiertjes, of met ieder een over den hekel te halen wierd besteed. Ene aangename redenwisseling, zo wel tot nut als vermaak, strekte ons tot onderhoud. Een van de Heren haalde uw Vertoog over de Huishouding der Vrouwtjes uit zyn' zak, en verzogt hetzelve aan het gezelschap te mogen voorlezen. Na het lezen bragt ieder hier over zyn gevoelen voort, en dit gaf aanleiding tot een gesprek over de wyze, op welke ene jonge Juffer behoort opgevoed te worden, ten einde dezelve in tyd en wylen, by het aangaan van een huwlyk, een braaf man waardig te maken. Het gemeen gevoelen was, dat zy behoorde onderwezen te wor- | |
| |
den in de Huishoudingen in die wetenschappen, waar door zy als vrouw in staat kan zyn haren man ene verstandige mergezellin te zyn, en als moeder hare kindeten de eerste gronden van den Godsdienst en gezonde zedekunde inteboezemen. Ik druk dit slegts algemeen uit, dewyl gy voorheen uitvoeriger in uwe vertogen hebt aangetoont, welke eigenlyk de wetenschappen zyn, waarin vrouwen behoren onderwezen te worden. En uwe Hamburgsche voorganger de Patriot heeft dit Stuk by zyn frai ontwerp van een Juffren Academie geheel uitgewerkt. Een van de Heren vroeg, om het gezelschap te vervrolyken, aan welke wyze van opvoeding men den voorrang zoude moeten geven, of aan die, dewelke de vrouwen alleen bekwaam zoude maken tot de Huishouding, met uitsluiting van alle Studiën, of aan die, de welke Vrouwen onwetende latende van de Huishouding, dezelven alleenlyk zoude bepalen tot de studien; de noodzakelyksheid, om van deze twee uiterstens te moeten kiezen, ondersteld zynde. Hoe, myn Heer! riep een Jongman, die zeer veel verstand bezit, en zig overal bemint weet te maken, is deze vraag der moeite waardig, om in geschil gebragt te worden! De natuur zelf heeft het vrouwlyk lighaam tot de huislyke bezigheden geschikt en beslist dus deze vraag. De dagelyksche ondervinding, die trouwe leermeestres, toont, dat de vrouwen de nodige begaafd heden tot de studien ontberen. Het is derhalven ontwyffelbaar, dat zy zig op het Huishouden moeten toeleggen. Wat my belangt, indien ik oit kom te trouwen, mag ik wel lyden, dat myne vrouw buiten staat is, om den inhoud van een minne-briefje te verstaan. Het spinnen en diergelyke oeffeningen zyn alleen tot der vrouwen bezigheden en tydverdryf geschikt. Spint dan, Mejuffers! en laat de wetenschappen voor de Mannen!
| |
| |
Straks was 'er een verward geschreuw onder de vrouwen, en met een was by haar besloten om den uitvinder van deze fraie redenering, als schuldig aan hoog verraad, te straffen, en hem geen de minste genade te bewyzen. Eer dit vonnis noch ter uitvoer weird gebragt, nam een der Dames het woord op, en was van gevoelen, dat men alvorens den misdadigen moest horen; dat hy zig nader moest verklaren; en dat men hem met reden moest tragten te overtuigen van zyne dwaling en overtehalen, om van zyn gevoelen af te zien. Een zodanig verhaast vonnis, zeide zy, zoude de gegrondheid van onze goede zaak in agterdenken kunnen brengen. Ik neem op my dezelve te verdedigen, en ik meen, dat dezelve zo gegrond is, dat 'er gene welsprekendheid vereischt word, om ten dezen de overwinning te behalen, dewyl het regt op onze zyde is. Deze voorslag wierd goedgekeurt, en op dat alles in orde mogte worden verrigt, wierd de misdadiger in het midden van den kring der Dames op een stoof geplaatst, en ieder derzelven moeste een lint geven om hem te binden.
Wanneer hy in dezen staat was, verwagtten de Dames, dat hy zyne gezegden zoude herroepen; maar hy verklaarde zyn gevoelen staande te willen houden, en der waarheid hulde te doen, schoon hy verwagtte veroordeeld te zullen worden, dewyl hy zyne regters in zyne beschuldigers vond.
Hem wierd gevraagt, wat hy wilde te kennen geven, door op ene kwaadaartige en schandelyke wyze te zeggen, dat de natuur, door de begaaftheden der vrouwen te bepalen tot de opvoeding der kinderen, en de zorg over het huishouden, en de dienstboden, haar scheen te kennen te geven, dat
| |
| |
zy naar gene verhevener bezigheden konden staan, zonder zig in groot gevaar te stellen.
De misdadige zig enigen tyd bedagt hebbende, antwoordde: Mejuffers! dewyl ik niet lang meer te leven heb, is het geen tyd van veinzen, en ik houde derhalven staande, het geen ik gezegt heb; vooreerst: Dat het de raad der wysheid is, de vrouwen de studie te ontzeggen, dewyl de natuur haar de kragt van Geest, daartoe nodig, heeft onthouden; ik beken wel, dat hare levendige en vlugge verbeeldings kragt schielyk bevat, maar alleen oppervlakkig. Hier van daan komt het, of dat zy zig te vreden houden met het geen zy by den eersten opslag van het oog bevatten, of dat zy die waarheden, dewelke zy even gezien hebben, willen doorgronden. In het eerste geval bederven zy haren Geest, in het twede verliezen zy dien, en worden zot. Ten anderen. Dat de natuur met wysheid aan de vrouwen die zinttuigen geweigert heeft, dewelke tot de studien noodzakelyk zyn, dewyl de wetenschap volstrekt onnodig is tot het einde, waartoe dezelve haar geschikt heeft. Dit is myn gevoelen, Mejuffers! Onderzoekt ernstig, zonder vooringenomen te zyn met de aanstotelykheid, het geen myn gevoelen omtrent ulieden in zig schynt te behelzen, of het niet meer tot uw voor- dan nadeel bewyst. Gy acht my misdadig, en als zodanig een ben ik gebonden. Verleent my een vierendeel uurs, dan maak ik my niet alleen sterk, om myne onschuld te bewyzen, maar ben verzekert, dat dezelve handen, die my geboeit hebben, my met bloemen zullen kronen. Het verzogte uitstel hem toe gestaan zynde, deed hy ene redenvoering, dewelke de goedkeuring van de Dames zodanig wegdroeg, dat zy hem aanstonds
| |
| |
wilden ontbinden; maar de Jongman eischte vergoeding voor den hoon en smaad hem aangedaan. Met wederzydscn goedvinden wierd dit geschil aan de verdere Heren overgelaten, en de Dames wierden door dezelven verklaart, gehouden te zyn, den onschuldigen te ontbinden, en hem ieder drie zoentjes te geven.
De Dames voldeeden, na een weinig tegenzeggen, aan het vonnis, en de Jongman bragt op ons verzoek ten eersten het zakelyke van zyne reden voering op het papier, dewelke ik u hier nevens zende.
Ik blyve
Uw volstandige Lezer.
Philogunus.
Leiden den 26 November. 1771.
| |
Redenvoering tot betoog van de noodzakekheid, om de Vrouwelyke Kunne vooral bekwaam te maken tot de Huishouding.
De wyze en voorzigtige natuur heeft alle schepzelen tot zekere einden geschapen, en aan hun dat geen verleent, het geen noodzakelyk is om die einden te be reiken. De vogels hebben vlerken en de visschen vinnen, dewelke zy aan de eersten niet heeft geschonken, om dat zy hun onnuttig zyn zouden en belemmeren. Laat ons nu zien, tot wat einde de vrouwen geschapen zyn! of zy reden hebben om te klagen over dat einde, en over de middelen die haar gegeven zyn om daar toe te geraken. De natuur, die goede moeder, medelyden hebbende met de kwalen, die de mannen van alle zyden omringen, heeft in ulieden die bekoorlykheden gelegt, dewelke noodzakelyk zyn, om hun die kwalen te doen vergeeten. Aan uwe voeten vinden wy troost in onze rampen. Gy verjaagt uit onzen
| |
| |
geest het herdenken van onze geledene ongelukken, doet ons de tegenwoordige vergeten, en laat ons geen ogenblik, om te denken aan de aanstaande, die onvermydelyk zyn. Wy zyn ulieden het leven en het aangename van het leven verschuld. Zonder u zoude de man, van natuur styf en plomp, het zoete en het bekoorlyke van de zamenleving niet hebben gezogt, en wilder dan zyne medeburgers, de dieren des wouds, zoude hy de fraie kunsten en wetenschappen en de vermaken niet hebben gekent. Dit is weinig; maar wy zyn u boven dien onze deugden verschuld, en dit volmaakt uwen roem. Konde de natuur u tot een edeler einde scheppen, en zoudt gy zonder groot verlies tot een ander einde kunnen overgaan? Neen zekerlyk. Maar of de natuur u begaaft heeft met al wat nodig is, om de harten der mannen in te nemen, en om hun daarin hun geluk te doen vinden, is het geen overwogen moet worden. Indien wy het maakzel van het vrouwelyk lighaam beschouwen, zullen wy de einden, tot welken de natuur haar geschikt heeft, daar in vinden; als zynde het zelve volgens het gevoelen en de aanmerking van de hedendaa gsche ontleedkundigen geheel en al van dat der mannen onderscheiden. De man roemt dikwerf de sterkte tot zyn voordeel te hebben, en stelt dit tot een teken van zyne meerderheid boven de Vrouw. Maar de onverstandige trekt voordeel uit het geen hem moest vernederen; de Natuur doet niets vergeefsch; zy heeft alleen het elendig voordeel, van zig te doen vrezen, gegeven aan die, dewelke zig niet kunnen doen beminnen; en terwyl zy de Vrouwen de kragt en sterkte van het Lighaam heeft geweigert, heeft zy dezelve magtiger wapens gegeven om aan te vallen en zig te beschermen. Ompbale deed den overwinnaar van de Hydra beven, ja zelfs spinnen, en de sterkte van Samson konde hem tegen Delila niet beschermen. Twee schoone oogen wierpen Polyphemus ter aarde, en de aanminnigheid van Armida lokte Reinoud uit den stryd. Te regt mag men dan zeggen, dat uwe kragt in uwe zwakheid gelegen is. De tederheid van uw gestel weerhoud U van het zwaar en lastig werk, het welk ras de levendigheid van uw
| |
| |
fris gelaat zoude uitwisschen, en in de plaats van die geschikte goelykheid, eene afzienlyke magerheid veroorzaken. Daar de geregeldheid van uwe trekken ons gezigt bekoord, verrukt uwe zoet vloeiende stem onze oren. In een woord, van welke zyde men u beschouwt met opzigt tot het lighaam, men ontdekt altoos, dat Gy gemaakt zyt om te behagen. Maar het doeleinde der natuur ontdekt zig nog duidelyker, indien men u beschouwt met opzigt tot den geest en het hart. De zagtmoedigheid gepaard met zedigheid en schaamte, schynen uw byzonder karakter uittemaken. De zintuigen van uw lighaam zyn juist vatbaar voor den geest, dien gy nodig hebt om te behagen; uw hersengestel zagter, dan dat der mannen, is wel vatbaar voor de voorwerpen, maar dezelven worden 'er zo sterk en vast niet ingedrukt. Dan dit is juist een der grootste vermaken, dewelke men in uw byzyn geniet. Aan dat gelukkig gebrek zyn wy de vlugheid, de bekoorlykheid en de gedurige verandering van uw gezelschap verschuld. Wat zouden 'er van de mannen worden, indien zy by eene bemminlyke vrouw verkwikking van hunnen lasttigen arbeid komende zoeken, dezelve gedompeld vonden in de overpeinzing van een wiskundig voorstel, van eene algebraische rekening, of het bepalen van den excentriquen loop der Planeten. Verbeeld u een lief schepseltje van twintig jaren, onbeweeglyk zittende of schielyk heen en weder wandelende, met donkere of ver wilderde ogen, gevestigd op een voorwerp, het geen zy niet ziet, op de nagels knabbelende, en rimpels in het voorhoofd trekkende. Een vermaakelyk schouspel, waarlyk! Ondervraagt dat schepsel, spreekt haar van den toestand van u hart, zy zal u antwoordent, dat het onmogelyk is, dat een lighaam negen evengelyke en evenredige oppervlaktens kan hebben. Om kort te zyn, of gy zoudt in haare vervoering deel moeten neemen, of haar kwaad humeur ondervinden. De vrouwen derhalven moeten de ongelukkige onbekwaamheid tot de wetenschappen, waarmede zy geboren worden, als een groot voordeel aanmerken, dewyl zy die bezitten, dewelke haar in staat stellen om te behagen, dewelke zy niet kunnen behouden
| |
| |
zonder de begeerte om door andere uittemunten, daar aan opteöfferen; en ver van zig over de wetten, dewelke haar de studien verbieden, te beklagen, moeten zy dezelve beschouwen als wys en gegrond in de natuur, dewelke haar in de uitdeling van hare weldaden zo voordelig van de mannen heeft onderscheiden. De aangename uren, dewelke ik voorheen te meermalen in ulieder gezelschap heb doorgebragt; de zoetigheden der zamenleeving, dewelke ik by u dikwerf heb gesmaakt; en de achting, dewelke ik aan zulke lieftalige Dames altoos zal toedragen, zyn getuigen, dat dit myn gevoelen overeenkomstig myn hert is.
* * *
Ik heb den brief juist zo geplaatst als ik hem ontvangen heb. Ondertusschen store zig niemand myner Lezeren aan het woord natuur, het geen hier voor den Schepper gebezigt is, dewyl die redenvoering op eenen vrolyken trant en voor een vrolyk gezelschap gedaan is, alwaar het niet te pas kwam den hoogen en heiligen naam van God te gebruiken, dewelke in diergelyke gevallen al te dikwerf ydelyk misbruikt word. Om die zelve reden zal waarschynlyk de verstandige Jongman zig niet beroepen hebben op het laatste Hoofdstuk der Spreuken van den wysten der Koningen, alwaar ene deugdzame Huisvrouw word beschreven, en de meeste hoedanigheden, dewelke aan haar worden toegekent, tot het Huishouden behoren.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|