| |
| |
| |
De Denker.
No. 464. Den 18 November 1771.
[Nadere Aanmerkingen over het Dingen.]
Het is kwaad, het is kwaad, zal de kooper zeggen; maar als hy weggergaan is, zal hy zich beroemen.
Salomon Spr. XX: 14.
Toen ik den laatst uitgegeeven Brief van mynen Correspondent, over het dingen in het koopen van goederen, las, waarop ook al meermaalen myne gedagten gevallen waren, doch door denzelven nader by bepaald wierden; stemde ik hem gaarne toe, dat aan de zyde der kooperen, hoogmoed veeltyds oorzaak ware van het sterk dingen; maar men zal my toegeeven, dat ze niet de eenigste zy. Wantrouwen, dat 'er te veel geëischt is, 't geen somtyds gegrond, maar ook dikwils ongegrond is, moet hier ook wel degelyk, als eene tweede oorzaak, in aanmerking by komen, en die beide kunnen in de Koopers veeltyds zamenloopen, waaraan niemand zal twyfelen. Aan den anderen kant hebben de Verkoopers aanleiding tot het dingen gegeeven, het zy om dat ze wisten, dat menschen doorgaans zeer in hun schik zyn, wanneer ze iets ver beneden de geëischte prys kreegen; het zy dat ze der- | |
| |
zelver hoogmoed wilden kittelen van iets zo laag gekogt te hebben; het zy, dat zy meest overboodig waren in het eisschen uit ongeoorloofde winzugt.
Ondertusschen, hoe veelen deezer redenen tot het dingen aanleiding gegeeven hebben; wy zyn thans met dat dingen opgescheept. De gierigaart mag 'er zich in verblyden; maar de edelmoedige vriend der menschen beklaagt zich, dat de Maatschappy met dien ingevoerden last bezwaard is, en blyft. En hoe dien afteschaffen?
Eenige edelmoedige Winkeliers en Kooplieden vindt men, die, naauw van geweeten zynde, en wel degelyk te Kerk komende, als het agtste Gebod der Heilige Wet gepredikt wordt, al voor lang, zelfs van den beginne huns handels, een besluit genoomen hebben om hunne waaren op zulk eene prys te stellen, als zy in gemoede oordeelden te moeten doen, en voorts van dezelven, wie 'er ook van koopen mogt, geen duit te laaten afdingen: aan welker winkelbanken men deswege nooit hoort door de koopers zeggen ‘wilje 'er nog een duit, nog een halve stuiver, nog een stuiver, nog een schelling by hebben? kan dat niet gaan? ja dat kunje wel doen, daarvoor kunje zeker het wel geeven’ enz. en die een afkeer hebbende van overeisschen, men nimmer hoort zeggen ‘voor die prys kan het niet afgeeven, neen dat kan niet gaan, het kost my zelfs by inkoop zo veel, al waart gy myn eige Broeder en Suster, ik zou het 'er u niet voor geeven, gy moet 'er nog wat opleggen, kom, doet dat, dan zult gy het medeneemen’ enz. na welke fraaie redewisseling, den kooper onwillig zynde, en by zyn eerste bod blyvende, evenwel eindelyk de koop wordt toegeslagen, het goed gewoogen of
| |
| |
gemeeten, en hem gegeeven met deeze gunstige afscheidsrede ‘nu om dat jy het zyt, heb ik het gedaan, maar een ander zou ik het zeker niet doen: ik heb dat nu overzien, om dat ik handgeld van u krygen zou, (het eerste dat ik van daag gehad heb, komt 'er somtyds by, al heeft men al veel verkogt) doch gy moet het aan een ander niet zeggen, want ik zou het aan alle man 'er niet voor geeven, ik zie myn Volkaan, ik recommandeer my weer in uwe gunst by een andere occasie, U Dienaar .... goeden dag’.
Thans heeft men zich geluk te wenschen, als het by zulke gelegenheden, laat ik zeggen, zo geschikt noch toegaat; dit is gewis al vry wel; want niet zelden worden 'er eenige woorden van plegtige verzekering bygedaan, van welke een braaf gemoed een regtschaapen afkeer heeft; en ik ken 'er, die de winkels, waar men de woorden waaragtig, by myn z..., by het koopen van eene geringe zaak, een douzainmaal hoort, zelfs waar men zich niet schaamt den heiligsten Naam van het Opperweezen eenige reizen ter bevestiging, dat men het niet minder geeven kan, ten snoodsten te misbruiken, met zo veel regt voorbygaan, en elders koopen.
Voor een braaf gemoed, welk eerbied voor den naam van het gedugte Opperweezen heeft, en zelfs de mindere soorten van gemelde bevestigingen niet verdragen kan, behoef ik het ongeoorloofde van zulken handel niet te bewyzen. Alleen moet ik my bepaalen tot zulken: die, met bloote woorden alleen verzekerende, hunne waaren voor de gebooden prys niet te kunnen geeven, evenwel by slot van rekening, als de kooper onwillig blyft, of
| |
| |
dreigt heen te gaan, of zelfs al op straat is, hem te rug roepen, en daarvoor laaten schieten.
Het blykt van agteren, dat het den zulken te doen was hunnen naasten zo veel afteperssen, als hun mogelyk was, want waarom voor minder prys gegeeven, dan zy alvoorens verzekerden, die te kunnen geeven? Dit is bedrog, ten minsten eene pooging daartoe, die zelfs eene overtreeding der Godlyke Wet is. Waarom plegtig verzekert, de geëischte prys daarvoor te moeten hebben, en egter zyn woord niet te houden? hoe veel verschilt dit van leugentaal? Men mag dit verbloemen, en zulks poogen goed te maaken met te zeggen: dit is den handel eigen, de kooper behoeft niet meer te geeven, dan hy wil, laat hy dingen, enz. Maar is alles geoorloofd, dat in den handel eigen is, of liever, dat bedrieglyke menschen daaraan eigen gemaakt hebben, en niet uit den regten aart daaraan eigen is? de kooper behoeft niet meer te geeven, dan hy wil, 't is zo, maar waartoe overëischt? Laat hy dingen; maar hoe veel moet men dingen, als men de prys der waaren niet weet, of ten minsten in het kleine niet narekenen kan?
Men waane, dat 'er menschen zyn, gelyk myn Correspondent getoond heeft, welke gaarne afdingen, en zelfs door hun teemen en talmen eenen verkooper, die om geld verlegen is, zo ver brengen, dat hy iets laat schieten voor eene prys, waar voor hy het op een anderen tyd niet geeven zou, gelyk dat plaats kan hebben, welk geval eene uitzondering lydt; men behoort egter nooit hooger te eisschen, op dat anderen kunnen afdingen, en zich kittelen met den hoogmoed van het egter zo veel minder dan geëischt is, of waarvoor anderen gekogt
| |
| |
hebben, dat verkreegen te hebben: of mag ik den hoogmoed in mynen naasten styven? Zyn er die of uit deezen verkeerden grond, of alleen om dat het de gewoonte is, volstrekt willen dingen, wat heeft men zich met deeze op te houden? willen zy voor de gestelde som de goederen niet hebben, dat zy ze laaten liggen; waarom zal men deeze grilligheid inwilligen? willen ze uit dien hoofde op een ander gaan, dat ze gaan. Daar zullen ze, gelyk niet zelden gebeurt, nog meer moeten geeven dan by een eerlyken Handelaar, die aanstonds zegt, waarvoor zyn goed te krygen is.
'Er zyn braave en edelmoedige Lieden, die of zulk een goed vertrouwen van 's naastens eerlykheid hebben, of die met het lastig dingen wegens de talryke, onnutte, en dikwils zondige woordenwisseling zo weinig zich kunnen ophouden, dat ze meest al den vollen eisch aan de Verkooperen geeven; waaruit eenige snoodaarts aangemoedigd zyn geworden om het overeischen sterker in te voeren, in hoope van veele dergelyke Koopers voor hunne toonbank te zullen krygen, en op gelyken voet hen te bedotten; het geen men by de bovengemelde oorzaaken, die het dingen in de Waereld gebragt hebben, voegen kan.
Zy die veel met dienstbooden handelen, en gesleepen genoeg zyn om uit de wyze van hun koopen te raaden, of derzelver Vrouwen de pryzen der goederen regt kundig zyn, dan wel of deeze Domestieken het belang hunner Vrouwen wel ter harte neemen, weeten door een vleiend woord het naauw dingen voor te komen. Eene vriendelyke aanspraak, de benaaming van Juffrouw aan eene meid, of van Sinjeur aan eenen, geen Livrey
| |
| |
draagenden knegt, doet heden al veel uit. Die deezen naam krygt, moet deszelfs luister ophouden, en het was dan schande by zulk een minzaamen Verkooper zich deun te gedraagen: al weet hy, dat men tot dien hoogen staat niet is opgeklommen, hy veinst het egter niette weeten, dat kittelt zelfs, en men kan dan by dien man op een duit niet zien. De Verkooper, beschouwende den goeden uitslag van eertitels by de elle aan geringe lieden uittemeeten, gaat verder, en maakt vervolgens van eene Juffrouw een Mevrouw, van een Sinjeur eenen myn Heer, en lukt het hem niet daarmede by tien een geheelen stuiver, of een dubbeltje op het pond of de elle meer te krygen, hy slaagt by den elfden, en 't is niet alle moeite verlooren. Dit moedigt hem verder aan, en treft hy dan eene, die zyne listen ontdekt, deeze, zal zy koopen, moet dingen dat het raakt: wel, Juffrouw, is het dan, wat ben jy taai, men zou zeggen, dat het voor u zelfs was, zeker gy zyt trouw voor uw volk, en dergelyke. Dus moeten 'er een half honderd woorden den hals gebrooken worden, eer het meisje, dat geen zin of tyd heeft, om naar andere, verder afgelegen Winkels te loopen, de koop eens kan worden, en de begeerde waar krygen.
Wie ondertusschen lust en vermaak heeft in dingen; een gierigaart is 'er zeer opgesteld: want gelyk hy altoos vreest te veel te geeven, zou hy zich bedroogen oordeelen, moest hy, al was iets het gestelde geld waardig, den vollen eisch inwlligen. Onlangs in eenen winkel staande, zag ik 'er zulk eenen inkomen, die my daar, en dus de baan niet klaar ziende, een weinig op zynen neus keek, en myne tegenwoordigheid
| |
| |
hier wilde missen, om ongestoord een koopje te doen. Ik dat merkende, bleef met opzet, daar ik anders, met zyne zaaken niets te doen hebbende, zou vertrokken zyn, willende zyne behandeling in deezen wel eens zien. Om hem vryheid te geeven tot het ongestoord vertoonen van zyn Karacter, hielt ik my, elders het oog wendende, als of ik op zyn gedrag geen agt sloeg, en begaf my zelfs daarna aan de deur. Dus vryheid gekreegen hebbende, begon hy eerst het verzogte goed te bekyken, en daarop allerlei aanmerkingen ten nadeele te maaken. Een gansche lyst van fauten opgeleezen hebbende, vraagde hy naar de prys, en die hoorende, sloeg hy wegens de duurte in zyne handen, diep verzugtende. Met moeite deed hy een bod, 't geen hy eerst betuigde niet te kunnen doen. Of men den man kende, weet ik niet; maar men sloeg vry wat af, na een half uur knibbelens werdt men het eens, en de man vertrok onder veel termen over de ongewoone prys, die hy daar voor moest geeven, terwyl in zyn oog het genoegen over het koopje, dat hy meende gedaan te hebben, te leezen was. Voor de zulken schynt dan het overeisschen nodig, en het beknibbelen hunne eigenschap te zyn; dan daar uit volgt niet, dat het eerste geoorloofd zy; want mag ik die verfoeilyke ondeugd eenig voedzel geeven, eenig genoegen byzetten, en den man styven in het kwaad?
Maar wat zal dan het slot zyn, dat wy hier op maaken zullen? Duizend eerlyke verkoopers, die wars van alle leugentaal en liefhebbers van alle Godsdienstige opregtheid zyn, eisschen egter meer, dan zy zich laaten betaalen, en duizend
| |
| |
eerlyke koopers, die het goede van hunnen naasten vertrouwen, willen dingen. Zyn de eersten dan bedriegers, en de laatsten liefdeloos? Het zy verre dit te zeggen of te denken. 'Er is dan niet anders op, dan van beiden te zeggen, dat zy de ingekroopen mode van eisschen en dingen volgen, en dit is 't ook al, en niet meer, dat men tot hunne verdediging zeggen kan. Dan om tot deeze laage involging, of hoe zal ik het op zyn zagtste noemen? niet te vervallen; om alle ongemakken en nadeelen van eisschen en dingen voor te komen; om waare aangenaamheden den handel by te zetten; wenschte ik, dat de eersten het voorbeeld dier verkooperen volgden, welke nooit overeischen, en dus ook geen duit laatende afdingen, meer dan anderen te doen hebben, by welken men met genoegen koopt, en waar by men een kind te markt kan zenden, zonder te vreezen, dat het zelve een penning te veel zal afgevorderd werden; 't welk de eenige weg is, om het lastig dingen uit de Waereld te helpen, zich zelven en anderen gemak by te brengen, en den naasten een beter vertrouwen van ons in te boezemen.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirvy, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|