De Denker. Deel 9 (1771)
(1772)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 329]
| |
De Denker.
| |
[pagina 330]
| |
papier te zetten; de bepleitte zaak hieldt ik voldongen en gewonnen. Maar nu, daar ik, zwygende, de Kermis-vreugde een paar weeken haaren gang heb laaten gaan, veroordeelt men myn gedrag; nog eenmaal ten minsten, 'zegt men, moest ik myne lieve, zedige, al te ingetoogen Landsgenooten vermaand hebben tot uitspanning van zinnen, Vreemden genoodigd om uwe vreugde te komen bywoonen, en de bange jammer-klagten, de zugten van zuffers uit uwe Stad gebannen hebben: gelukkigst, beweert men, zou ik in de uitvoering van dat Plan nu geslaagd hebben, alzo Overheden en Leeraars, door Wetten en vermaan voor de oude geroemde Zedigheid yverende, thans den moed tot eene zogenoemde hervorming der Natie beginnen op te geeven, en veelen hunner reeds tot stilzwygen, een bewys van hoopeloosheid, gebragt zyn. Ook was myne aanmoediging, oordeelen de doorzigtigste Lieden, ter deezer uure allernoodigst De Kermis toch was nooit slegter; nimmer was de stad zo ledig van Vreemdelingen; nooit klaagden de Verkoopers bitterer over gebrek van vertier; nooit waren de nagten stiller, de herbergen lediger, de fioolen meer ontspannen, de onzedige Juffers treuriger, de woelende stad doodscher: HenriettaGa naar voetnoot(*) zelve kwynt, terwyl MargaretaGa naar voetnoot(†) met vreugde 's Volks toestand beschouwt. Dit nieuws, my gisteren ter ooren gekomen, heeft my aanstonds doen ontwaaken uit myne ledigheid. Geen wonder, niemand kent beeter alle de voordeelen der vreugde dan ik; experientie van veele jaaren heeft my in deeze Weetenschap zo ver gebragt, dat ik meermaalen in beraad stondt, of ik, die zo lang in 't duister geschoolen hebbe, ook niet eens publyk op de Kermis zou verschynen om myne Recepten tot verkryging van eene luidrugtige, aanhoudende, nuttige Waereldvreugde te verkoopen, en gelyk thans in gebruik is by alle daarop verschynende Heeren | |
[pagina 331]
| |
Doctooren en Doctooressen, op de bekendmaakings-Biljeeten met groote letters laaten drukken: per studiam en diligentiam. Met Permissie van de Hooge Overheidt laat men een ieder weeten, dat eindelyk de Heer Denker, die zoo veele Jaaren in het duister geschoolen heeft, eindelyk geresolveerd is zich aan een ieder te vertoonen, en nu op de Nieuw-markt of in 't Logement van .... gearriveerd is, om zyn heerlyk Arcanum aan droevige noodlydende en kwynende Persoonen tot verkryging en beoeffening van alle vreugde tot aan hun leevens einde te verkoopen voor eene civiele prys. Op verzoek van veele zuffende Patienten, zal hy de hem gegeeve Weetenschap in deeze Provintie, en allereerst in deeze stad bekend maaken tot hulp der geenen, die voor ongeneesbaar zyn opgegeeven, gelyk hy nu reeds by zyne eerste openbaarmaakinge blyken heeft gegeeven aan verscheide Blinden, Dooven, Wolfsmonden en Breuken, welker naamen niet alle in dit Biljet willen gemeld hebben; byzonder zal hy aan menschen, die door luiheid, groote verteeringen, of onvoorzigtigen koophandel vervallen zyn tot groote melancolie, en nu geen duit meer hebben om te vertoonen, dat zy niet zyn, onderneemen eene groote cure te doen, nooit voorheen zo gedaan. Door twee geloofwaardige Attestatien, die hy reeds in handen heeft, zal hem op weinig plaatsen gewiegerd worden zyne konst te oefenen. De Armen helpt hy voor niet. Aan de huizen der Ryken verzogt zynde, zal hy komen, mids zy hem dubbel betaalen. Zegt het voort. Dan wyl ik my op deeze myne openbaare verschyning nog eenen nagt moet beslaapen, zal ik myne zugtende Stad met deeze voorafgaande Aanspraak by voorraad te gemoet komen, om daarnaar geen minder effect, by myne intrede in de Waereld, met myne Medicamenten te doen. ‘O Stad, Stad myne geboorte, roem der Waereld! wat kwynt, wat treurt gy? is de tyd van algemeene vreugde reeds begonnen, reeds ten deele versteeken, en is uwe vreugde bykans geen vreugde? of is ze voor 't oog der Waereld verborgen? waarom dezelve de vrye teugel niet gevierd? waarom | |
[pagina 332]
| |
dezelve des avonds en des nagts bedekt gehouden by Haar, die slagtoffers der ontugt zyn geworden? Denk niet, wat gy zyt geweest, en mogelyk worden zult; maar overweeg, wat gy nog zyt. Laat Nanking, Londen, en Parys in uitgebreidheid U overtreffen; in heerlykheid behoeft gy voor hen niet te zwigten. Gy klimt nog dagelyks in de hoogte op, schoon ondermyning en verlaaging in andere dingen U toegeschreeven wordt. Alle Vorstendommen, Staaten en Steden stygen op tot een zekere grootheid, en daalen daarna op gelyke wyze; maar vergeet gy het nobele spreekwoord: niet elendig voor den tyd? Vermindering van Inwooneren bespeurt men in alle Steten van ons Vaderland, behalven by U. Gy neemt nog al in Stedelingen toe. De Pragt, die de inkomsten opslokt, mag de Ryken elders werkloosheid inboezemen, en het Gemeen besmetten; dan by U werken dagelyks nog de Aanzienlyksten. Neringloosheid geeft kwyning in alle Steden, de Ambagtsman zit ledig, hy ziet uit naar werk, doch het is 'er niet, hy zou gaarn trouwen, Kinderen teelen, en het Land bevolken: maar hoe wint hy voor Vrouw en Kinderen den kost? Geen uitzigt tot genoegen en welvaart vindende, verleidt hy, gevaar by andere Vrouwen dugtende, eene onnozele Dochter, leeft met haar in ongeoorlofde vertrouwendheid, tot dat zy zwanger wordt, 't welk gebeurende, en zich onbekwaam vindende om Moeder en Kind aan de kost te helpen, ziet hy, hoe zeer geneigd om haar te trouwen, zich gedrongen haar met waare smert te verlaaten, en naar de Indiën te gaan. Deeze smerten kent men by U niet, O bloeiende Stad! men draaft op uwe Straaten op en neer, men bespeurt geene vermindering van handel, hoewel anderen dat beweren; al wie tot U toevloeit, leeft 'er, en wint den kost. Wat kwynt gy dan? Fraaie Geesten! waarop onze Stad roem draagt, Jonkertjes, die Parys en Londen hebt bezogt, en onder de geheime aartigheden, van daar medegebragt, met zo veel regts telt, de edele kunst van twy- | |
[pagina 333]
| |
felen, (zigtbaare blyken van een voorzigtig hart, 't geen zich geen knollen voor citroenen laat verkoopen) en schimpen met onzen Allerheiligsten Godsdienst! laat gy ook thans liet hooft hangen? Vindt gy maar al te veel boerschheid in Nederlands styve vreugd? is hier alles ongezouten? zyn geestigheden hier verbannen? komt gy deswege vermoeid door eene wandeling van de Kermis af, en is het bestemd uur noch niet gekomen om uwe Maitres te bezoeken, diverteer u intusschen met uw Evangile du jour, of met uw L'an mille &c. Zy zyn in een zwierigen styl geschreeven, houden de leeslust levendig en vermaaken een hart, gesteld gelyk het uwe. Niemand dan Gy kan zo duidelyk de listig verborgen oogmerken dier Boeken roemen: hoe bedekter de aanvallen op onzen Godsdienst daar in geschieden, hoe meer zy u gevallen: 't is kunst dus te stryden, en geen zekerder overwinning, dan wanneer een Schryver dus gewapend te velde trekt. Kittel u, dat weinigen die Werkjes kennen, en niemand die te koop kan vinden. Een Boekverkooper wil ze aan een ander wel eens leenen, of voor een presentje overdoen, maar nooit verkoopen: de Overheid mogt 'er zich aan laaten gelegen liggen, en dezelve raakt alles niet. Nog eens, vermaak u een paar uuren met dezelven, en ik kan, als een eerlyk Man, u verzekeren, dat gy geruster naar uwe Maitres (in andere huizen komt gy toch nooit) zult gaan, en haar omarmen. Zodanig, myne Heeren! zyn de vrugten van uwe Studie! Onedele Gemeente! daar gy altoos van zulke vernuftige Geesten met den nek wordt aangezien, en somtyds, als zy medogen met u gevoelen, dat egter niet dikwils gebeurt, beklaagd wordt over den consiensie dwang, die men over u voert: heden is de dag gebooren, dat gy deeze Heeren voldoen, en hunnen roem weg kunt draagen. Thans is 'er ruimte om te zwieren, nagt en dag, op onze straaten: thans is 't tyd om vollen toom aan de langbeteugelde driften te geeven: thans is het uur aangelicht, | |
[pagina 334]
| |
waarin gy toonen kunt het vermaan uwer Leeraaren in den wind te slaan. Alles loopt u daartoe mede, luister wat ik u daar over heb te zeggen! Op uwe straaten is thans ruim baan. De zindelyke Noordhollander, door het morfsige weder afgeschrikt, durft geen voet in uwe Stad zetten; hy belemmert niet met gansche drommen uwe wandeling tusschen de enge Kraamen; hy weent nog over zyn gestorven Vee; hy is bedugt over duurer tyden; hy overlegt om naauwkeuriger dan ooit de oude spaarzaamheid zyner Voorouderen te volgen, en uwe ruime uitgiften te beginneken. Wel aan dan, edel Volk, de baan is voor u vry. De Zuid-Hollandsche Landman ryst thans voor dag en daauw ten bedde uit. De aanhoudende stormen hebben den slaap van zyne oogen geweerd, de de geweldige regenvlaagen zyn hart met kommer vervuld. Zyn Vee loeit aan de hekken der velden, hy kykt by vroegen morgen uit zyne laage stulp, de landen ziet hy byna onder water staan, het Vee trapt het gras onder den voet, het kwaam gaarne, wegens vroege nagt koude trillende, ten warme stalle in; doch de sober voorziene hooiberg verbiedt hem het ophaalen: hy zou by u ter Kermis komen, het rytuig was al gereed gemaakt; maar hy zugt over zulk zeldzaam guur saisoen, verandert van zin, blyft thuis, en maakt de baan voor u noch ruimer. De Verkoopers, die hunne onkosten, wegens de afweezigheid der ryklyk koopende Vreemdelingen, niet kunnen goed maaken, zullen u, hebt gy in hunne waaren zin, gelyk gy altoos hebt, al wat ge begeert, voor een prysje minder geeven, en dus valt u alles mede. Een dolle Utrechtsche of Leidsche Student, een Haagsch jonkertje, die geen gespan Paarden van de Kasteleins, wegens slegte wegen, hebben kunnen krygen, zullen u thans niet hinderen, wanneer gy, by gebrek eener Maitresse, by eene gemeene .... uwe beurs en gezondheid wilt opofferen. Zulke voorregten, myne stedelingen! brengen deeze tyden aan! | |
[pagina 335]
| |
Spring vrolyk op, zuffende Landsgenooten! algemeene gezondheid heerscht in ons Vaderland, byzonder in uwe Stad. Wanneer de Doctoren 's namiddags wandelen, gelyk zy thans doen, zyn 'er geene zieken. Weg dan met de gekke stelling, dat regenagtige saisoenen de baarmoeders van veele ziekten, vroeg of laat, in ons Land worden! Wy hebben geen nood, zo lang op onze Kermis vertoeft de Engelsche Oogmeestresse en Doctres, die van haar jeugd af de Edele Konst der Medicyn heeft geëxerceert in England, Ireland, Vrankryk en Braband, wiens Vader als Professer in London heeft gewoond. Zy spreekt met zo groote vertrouwendheid van haare konst, dat geen bloote najaars-koortsjes, door haar alleen geneezen worden, maar alle ingewortelde kwaalen; ja zy voert eene zo openhartige taal over Ziekten, die onze oude Geneesheeren, by Vrouwen vindende, niet dan onder bed ekte termen, zedigheidshalven, noemen durven, dat myn gekke zedige jongen, die maar vierentwintig jaaren oud is, haar Biljet van Bekendmaaking, gisteren avond leezende, aanstonds met de tang in het vuur stak. Zy flatteert daarenboven niet met den mond, maar accepteert met vermaak alle objeicten of Tegenwerpingen, die haar mogen gedaan werden door Heeren van de konst, zo zy haar de eer doen willen by de operatie te assisteren, en op dat niemand twyfele, of zy is een habile Persoon, bevestigt zy haare geneezingen met verscheide getuigen, door haar geholpen; onder anderen heeft zy reeds in uwe Stad zekere Dorothea Duwel van de Kanker in de zyde gesnede, en in vier weeken geneezen, niettegenstaande zy van veele Geneesheeren voor ongeneeslyk was geagt, en ten vertooge van de waarheid van dit geval, wil ik nu alleen maar eenen getuigen aanhaalen, want twee zyn in dit geval onnoodig. De Pruissische Huzaaren Doctor, al mede hier uit enkele liefde voor ongelukkige lyderen, die door dertig Amsterdamsche Doctoren niet kunnen geneezen worden, verscheenen, en geenzins om het onkundige gemeen bedriegende, zyne | |
[pagina 336]
| |
Beurs te vullen, betuigt openlyk in zyn Bekendmakings Biljet, dat hy dezelfde Dorothea Duwel (een naam, zeggen sommigen, te Amsterdam geheel onbekend) de Kanker uit de zyde gesneeden heeft, welke drie ponden en een lood zwaar was, en in twaalf dagen geneezen. Zo conform zyn dan deeze geneezingen; zo spoedig en gelukkig deeze gevaarlyke snydingen geweelt. Het eene getuigenis staaft het ander ongemeen kragtig: niemand kan 'er meer aan twyfelen, of het moesten onze onbeschaamde Geneesheeren zyn, die van blikken nog bloozen weeten, nog gaarne hun licht betimmerd zich. Geluk dan, geliefde stedelingen! geluk met de aankomst van zulke liefderyke ervarene Menschen! wie wil nu langer ziek blyven? wie wil ziek wordende vreezen voor den dood? vertrouw op deezen, en zeg uwen Huis-Doctor de koop op Eindelyk dun gezaaid Volk! dat altoos talmt en zugt, gelyk nu, over de op nieuws heevig ontstooken Vee-pest in drie Provintien; over Neerlands baldaadigheden; over het duister uitzigt der duure en schraale tyden; over het toeneemend verval des Handels; over het wegblyven van den Zomer; over den mislukten Oogst; over het storm- en regenagtig jaarsaisoen, van niemand op die wyze ooit beleefd; over het aangroeiend bederf der zeden; over de schraale vrugten op de Prediking van het Evangelie; over ... houdt op, en zwyg stil, het is geen tyd van weenen, de Denker heeft het verbooden.’
Deeze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing. |
|