| |
| |
| |
De Denker.
No. 458. Den 7 October 1771.
[Onbetaamlykheid, dat een Huur - Schryver dan voor dan tegen eene zaak schryft. Aanmerkingen over de Spelling.]
Saepe novis opus esse inopi tibi vestibus inquis,
Est opus ingenis plus tibi Cotta novo.
Owenus.
Den volgenden brief, aan my geschreeven, oordeel ik niet ongepast ten deezen tyde uit te geeven.
Men Heer den Denker.
Ik woon in een van de Hollandse Steeden, en win der me brood met het uitkommende Niews te laate leeze, maar ik moet je zeggen, 't is geen van de grootste steede, en dat maakt, dat ik ook juyst het grootste inkommen niet heb. Men Ouwers hebbe me laate leere leeze en schryve, en daar deur heb ik nouw en dan wel rys de gelegentheid, dat ik met het schryve van Brieve voor de een en de ander een stuivertje onder den duym verdien, want ik zouw wel een borretie uitsteeke, Hier schryft me brieve voor een sevile prys, maar dan ben ik bang, dat de Schoolmeester me aan me lyf zouw komen, en dat hy me dat beletten zouw, want die goeje man, ik zouw 't em noch
| |
| |
al zo kwaalyk niet kennen nemen, die wint 'er ook noch al een duyt mee, en ik zouw men best ook al doen, as 'er eens iemand kwam, die in me dingen zogt te kommen, dat ik em der uythiel, en daarom, Men Heer, durf ik het ook niet waage, want ik denk, 't is beeter een half Ey als een leege dop, maar dat al niet te min, zoo heb ik maar effen een stukie brood, en ik zouw 'er noch wel wat butter by wille hebbe, ik woon wel in men eyge huysie, daar men Vader zaliger al in gewoond heyt, en dat laat ik na mynen doen ook noch al knap houwen, maar ik kan na me zin niet voortkommen, nouw heb ik al gedogt om dat te verkoopen, en na Amsterdam te gaan woone, en te zien, of ik daar met schryve voor de een of andere Boekverkooper niet aan de kost zouw kenne raake, want al daar ik maar brieve voor geschreeve heb, princepaal voor veel meide en knegts, zyt me, dat ik kostelyk schryf, en dat de luy daar ik aan schryf hebbe wille, dat ze myn altoos gebruyke, maar men Heer, ik durf dat zo niet waage, niet om dat ik denk, dat ik 'er niet bekwaam toe ben, maar om dat onbekent onbemint maakt, maar nouw zal je zeggen, ik ken je ook niet, das waar, maar evewel om dat ik nouw en dan uw Denkers, die ik mee al laat leeze, ook wel eens bestudeer, en daar uit zie, dat je geen kwaat man en bent, en dat 'er nog al veul dingen zyn, daar ik je wel in zouw kenne diene, want om dat ik noch al veel brieve schryf weet ik veul, daar je u leezers mee zouwt doen lagge, en ik zie wel als je plezierige Denkers maakt, dat ze dan braaf getrokke worde, en daarom men Heer, wil je me twee hondert gulde in 't jaar geeve, dan zal ik reselevere het huysie van men Vader zaliger te verkoope om te Amsterdam te komme woone, en braaf voor je schryve, dan kan
| |
| |
jy dat ik geschreve heb na zien, en zouw ter veul gemak by vinde, dat verzeker ik je, en misschien noch al wat mee winne. Nouw ik hoop niet, dat je me kwalyk neme zelt dat ik je me dienst prissenteer, het spreekwoort zyt, het vraage is vry maar het wygere staat 'er by, als ik je diene ken, schryf maar aan Jan Weetal te Woerden, met loove en biede komme we oover een, en ik heb je liefst wille schryve; om dat je me styl zout zien, die ligt zo goet en verstaanbaar is als die van veul andere, daar ik nouw en dan wel rys wat van lees, daar ik niet uyt ken komme, schoon dat et duys is, en dan zegge ze me wel dat dat geleert is, maar me dunkt, dat et eevel niet mooi is, want ik en myns gelyke hebbe 'er niemendal an, en das gek, want et kost ons zoo veul geld as de Domenees en Burgemeesters en dat soort van luy, en waarom motten die et dan maar alleen verstaan, we zyn immers ook mensse, die duys verstaan, want ik heb et maar over de Duysse Boeken, en als ik men hart regt uyt zal spreeken, dan geloof ik, dat 'er veul zyn, die niement verstaat, en dat et komt, om dat ze niet duydelyk geschreeve zyn, of dat de Schryver et zelfs niet verstaat, of niet duydelyk ken zeggen, en zoo als je zelfs ziet, daar scheelt et me niet an, en zoon man dunkt me dat je lyken zouw, ten minste, men Heer, denk ik ken je me niet kwalyk neeme, dat ik et je verzoek, ten minste ik zel je antwoort wagte en ben
Je toegenege Vriend
Te Woerden den 4 Mey 1771.
Jan Weetal.
| |
| |
P.S. Zoo jy my niet gebruyken ken, zel je ligt wel de een of ander weete, die graag iemant had om voor em te schryve, 't kan me niet scheele, voor wie of ik het doe, of waar over, as ik maar gelt win, want met je wel neeme, ben ik, al zeg ik et zelfs, van alle marte tuys, ik heb de troost der Arme veul in men jeugd geleeze, en ken dus zelfs over de medesyne schryve, dog de teologie is myne groote zaak, want ik ken men Kategismus op myn duimpje, dat al aan veule niet gebeure mag, zoo doende wil ik wel anneeme, as 'er, by voorbeelt op maandag een boek uitkomt, ik tege zaterdag gereet zal zyn met men werk 'er tege, en das immers veul. Nouw ken je van myn vermooges oordele, ik zal gewis eer in als uyt de hand valle.
| |
Antwoord van den Denker.
Jan Weetal!
Ik ben niet gewoon menschen voor het hoofd te stooten, wanneer zy my raadpleegen, en vooral niet de geenen, waar in ik wat goeds ontdek. Gy schynt my toe een hupsch Man te zyn, en daarom ben ik ook gereeder u te antwoorden. Ik vrees egter, dat ik U met het zelve niet verblyden zal, alzo het niet in myne magt staat u in uw oogmerk te helpen, of eenen raad te geeven, die aan uwe begeerten voldoen kan. Dat gy, behalven een stuk brood, noch wel wat butter 'er by tragt te krygen op eene eerlyke wyze, is niet te mispryzen; maar dat hier te zoeken, zal u niet gelukken. Wy hebben hier zulk eene overvloed van Schryvers, dat men 'er wel een Oorlogschip mede zou kunnen bemannen. Zy zyn van verschillende bekwaamheden, doch
| |
| |
meest allen afgerigt om heden voor, en morgen tegen iemand te schryven. Ik wil niet zeggen, dat zy daarin altoos gelukkiglyk slagen; doch dit komt 'er hedendaagsch zo naauw niet op aan. Geen boek zo slegt, of het vindt koopers. Al slaan zy meest den balmis, al schryven ze zo duister, schoon in het Nederduitsch, dat men 'er niet uit kan komen, gelyk gy wel hebt opgemerkt, al heeft men 'er niets aan, al kost het veel gelds, het raakt egter aan den Man. Dat onverstaanbaar is, is nu by veelen geleerd. Uw Styl daarentegen is vry duidelyk, ik versta ten eersten, wat gy zegt, zonder dat ik by elken zin behoeve op te houden, om te raaden, wat gy wilt te kennen geeven. Dit komt daar van daan, om dat gy schryft, gelyk gy denkt: doch dit zou al mede hier niet gevallen, en gy zoudt hier willende arbeiden en schryven voor de Boekverkoopers, uwen Styl geheel moeten veranderen en verduisteren, dat niet ligtelyk geleerd kan worden van iemand, die niet gewoon is op eene andere wyze te denken, als gy. Uwe Spelling schynt op eene byzondere leest geschoeid te zyn, welke hier niet zou passen. En al wilde gy dezelve veranderen, en gelyk de meeste loon-schryvers tegen de regels der zuivere taal, een half duizend feilen op een paar bladen ter neêr stellen, gy zoudt in twist raaken met onze Dichters en Taalkenners, die u gevoelig hekelen zouden, dat u min zou smaaken. 't Is waar, onze Schryvertjes bekreunen zich dat niet en schynen die roskam al gewoon; doch ik zie u voor een vredelievend Man aan, die zelfs bang zyt, dat één Schoolmeester u aan het lyf zon komen: en wat zoudt gy dan zeggen, indien een twaalftal scherpe pennen tegen u in den inkt gedoopt wierden? de moed tot schryven, vrees ik, zou dan schielyk in u uitgebluscht worden, en daar lag dan uwe kostwinning.
| |
| |
Doch genomen, gy leerde uwe moedertaal zuiver Schryven, en volgde de fraaie Nederduitsche spelkunst van Zeydelaar, eene der beste, die onlangs is uitgegeeven, en welke ik u in dit geval wel zou durven aanpryzen, gy zoudt u ongevoelig verward vinden in eenen anderen oorlog, en verneemen, dat de beschaafdste Taal van zuivere schryvers, noch andere aanvallen lyden moet. Zou het dan niet best zyn Monsieur Weetal, dat gy te Woerden voor Meiden en Knegts bleeft brieven schryven? te meer om dat men daar wel over u voldaan is, uwe pen pryst, en over letters niet hairklooft! Gy zult my misschien tegenwerpen, dat kan ik ook te Amsteldam doen; dat is zo, maar hoe hier een onbekenden schielyk by meiden en knegts in de clandisie gebragt? Een bordje hier uit te steeken in een Agterstraatje op een Vlieringje: Hier schryft me Brieven voor een civiele prys, zou van duizenden niet gezien of geleezen worden. Dan om dat hier mede, al kreegt gy veele klanten, niet veel te verdienen is, zoudt gy mogelyk liefst alleen voor de Boekverkoopers willen schryven; doch ik twyfel, of gy wel eerlykheids genoeg bezit, om heden voor en morgen tegen de waarheid te schryven; eene hoedanigheid, die gy egter ten vollen moet bezitten, zult gy butter op uw brood hebben. Was het dan niet beter te Woerden te blyven in uw Ouwers huisje? mogelyk dat gy, na dat ik uwen brief zal bekend gemaakt hebben, wel aanzoek zult krygen om een Roman te schryven, die gy daar met meer winst kunt opstellen, dan hier op eene duur gehuurde Vliering. De Boekverkoopers hebben zulke pennen, die zich daar toe verledigen, noch al veel noodig: zy die hier woonen, en zich daar mede ophouden, raaken te veel bekend, en dat is niet goed.
| |
| |
Een ver afwoonend Man gelykt daartoe veel beter. Ook is die stof hier al uitgeput; doch gy zyt een versch Man, en hebt noch nooit iets van dien aart geschreeven, waarom uwe pen des te bekwaamer daartoe is. Een Historietje, in uwe jeugd voorgevallen, of eene Minnary, geligt uit de brieven, die gy voor meiden en knegts opstelt, (want ik stel vast, dat gy ook brieven van dien aart schryft) zou u stofs genoeg opleveren tot zulk een Werk. Ook geloof ik, dat zulks u beter ter hand zal staan, dan het schryven voor Boekverkoopers, die heden byna niets anders van doen hebben, dan pennen tot het opstellen van twist-schriften, waarop men oneindig meer moet blokken, om de waarheid te verdonkeren, dan op een Romannetje. Gy zult, 't is waar, my misschien tegenwerpen, dat 'er meer met de Twist-schriften te verdienen is; dat de menschen zich hedendaagsch gaarne in eenes anderen geschil steeken, en daarom die papieren gaarne en veel leezen; dat men thans in drie of vier Provintien hevig tegen elkander vegt, en dus deeze stof ryk en misschien onuitputtelyk is; dat de eene twist niet gesust wordt, of de andere staat weder op; dat Geleerden van geen uitscheiden weeten, en bygevolg, dat 'er altyd werk is: doch overweeg hier tegen, Monsieur Weetal, dat zulke schriften u geen grooten naam kunnen geeven; zy raaken, zo dra zy geleezen zyn, agter de bank, en van daar schielyk naar de Coffywinkeltjes, wanneer men het verdriet heeft, dat men het Boek, 't welk men in zyn geheel aan het Publyk, in maroquin gebonden en zelfs verguld op sneê, heeft aangebooden, by stukken en brokken terug krygt; en geloof my, dat is niet aangenaam. Gy moet uwen naam, ten minsten uwe Werken vereeuwigen. Een Roman is altyd
| |
| |
goed, en gaat van de Vaders tot de Kinderen. Zulk een Werk wordt altyd met lust gelezen, blyft in weezen, en dat zou u regt passen. Dit alles zou ik u niet voorgeslagen hebben, indien ik u zelf noodig hadt, of werk kon geeven: maar ten deezen tyde kan ik u missen, en wyl sommigen, die al uitgedagt zyn, denken, dat ik haast myne laatste woorden zal uitspreeken, hoewel ik 'er noch wel hondert duizend heb, die men nooit gehoord heeft, en die ik, als ik niet meer duidelyk kan schryven, ook, volgens de mode, in onverstaanbaare taal zal uitspreeken, dat misschien noch al meer Leezers zal trekken; zo moet ik volstrekt alle gehuurde pennen afzeggen, en kan u geen Stuivertje laaten verdienen. Ik wenschte, dat gy Latyn verstondt, doch ik vrees 'er voor, en zou u dan, wyl gy arbeidzaam schynt, en voor een ander noch wel iets doen wilt, laaten vertaalen Menkenii Charletaneria Eruditorum, een werk, dat heden weinig gekend wordt, en egter nooit beter dan in deeze tyden te pas zou komen: maar dat zo niet zynde, laat my eens weeten, of gy lust zoudt hebben, wanneer ik het vertaalde, eenige Nooten of Aanmerkingen 'er op te maaken; dan zoudt gy voor eenigen tyd noch wat butter by uw brood kunnen verdienen, en misschien staat 'er dan nog wat anders voor u op, eer gy ten einde zyt. Hier mede blyve ik
UED. Dienaar
De Denker.
|
|