| |
| |
| |
De Denker.
No. 455. Den 16 September 1771.
[Onderzoek of men in de Kerk of in Huis moet trouwen.]
Ik zal, ô Salomon, daarom uit myne zaal
Geduurig komen in uw harte, en all' de zielen,
Die, met ootmoedigheid, voor deezen altaar knielen,
En Gode aanbidden, met gebeden, kuisch en rein.
De waakzaamheid zal, op den voorgrond van het plein
Des schoonen Tempels, op elks offerhanden letten;
De Liefde zal zich voor het altaar nederzetten;
De Trouw ter rechter zy' des Offerpriesters staan;
W.H. Sels.
MYN HEER!
Ik reken my thans onder de gelukkigste Dochters der waereld, en gy zult denkelyk toestaan, dat ik thans de aangenaamste dagen des levens slyte, wanneer ik u zegge, dat ik nu de Bruid ben, en zulks niet geworden na veel haspelens met myne of myns Bruidegoms Ouders, maar met hun vol genoegen, en zelfs tot beider groote blydschap. Ik zou misschien bloozen, als ik u mondeling zou zeggen, en de meesten myner Sexe zullen, my mogelyk veroordeelende, vry wat ten laste myner zedigheid in te brengen hebben, als ik u openhartig belyde, dat ik met deezen mynen nieuwen staat geen kleintje in mynen schik ben: want waarom zal ik eene drift ont- | |
| |
kennen, welke het werk myns Scheppers in my is, eene blyk van zyne hooge wysheid en onbepaalde goedheid. Dit zyn dingen, die gy weet, en waar over ik u niet breeder behoef te onderhouden. Zekerlyk, myn Heer! ik ben altoos in myn leven bang geweest; dat, wanneer ik tot een Huwelyk mogt komen, zulks met ongenoegen zou toegaan, gelyk ik aan zo veele myner Vriendinnen heb zien gebeuren. De geboorte, de staat of 't fatsoen, en de middelen worden hedendaags zo net gewoogen, dat het luk of raak is, (want volmaakte overeenkomst in deeze drie is 'er nooit aan beide zyden,) of het wel tot een Huwelyk kome. Hoe ongelukkig, dagt ik dikwils, zyn jonge Lieden! Ten tyde dat hunne aangenaamste dagen aankomen, naamelyk, wanneer ze op elkanderen verlieven, en vryen, zyn meenigmaal de bitterste dagen gebooren. Niets vergeeten de Ouders ligter dan den tyd, waarin zy zelven jong geweest zyn: zy willen niet zelden, dat hunne Kinderen dan oud zullen zyn, en over de driften heerschen, of liever geene driften, gelyk zy, zullen gevoelen, en meer op wat anders zien. Dus verzet men zich tegen de Natuur. De afkomst, de staat, de goederen der Juffrouwe komen niet ten vollen overeen met die van den jongen Heer, of die des jongen Heers met het geen de Juffer bezit, en dit is dan Actie genoeg, om hunne genegenheden te dwarsboomen; en 't Huwelyk om ver te stooten. Gewis, veele Ouders zyn in zulke tyden onbegrypelyk welspreekend in het pleiten, dat zulk eene verbindtenis hun Kind niet convenieert. Alle de kleine gebrookens in de Cyfferkunde komen dan te pas in de uitrekening, dat de geboorte, staat en middelen tusschen de twee Gelieven niet geëvenredigd zyn, en bygevolg zulk een Huwelyk niet kan toegestaan worden; men heeft zyne Dochter voor zulk eenen, die wat minder heeft, of van die geboorte niet is, niet in de wieg gelegd; zo een Huwelyk zou haar ruineeren, en daar voor zyn de Ouders om 'er in te voorzien. Een myner Vriendinnen is onlangs zo ge- | |
| |
vaaren, en het gaat my aan 't hart, dat zy het eenigste voorbeeld niet is. Arme waereld! zeg ik in zulke gevallen, hoe bitter hebt gy u zelve gestraft met het invoeren van tytels, staaten en praal van rykdommen. De grootsheid deezes levens heeft deeze wrange vrugten, te vooren geheel onbekend, gebaard. Toen vraagde de eene Vader aan den anderen alleen: is uwe Dochter, is uw Zoon deugdzaam, dat ze dan te zaamen trouwen. Deeze eene vraag is nu geheel buiten de mode, en drie andere, geheel nieuwe, heeft men in haare plaats ingevoerd. Welke de gevolgen zyn van die mode kunnen thans de twistende Echtgenooten; kunnen de berouwhebbende Vaders en Moeders over het dwingen tot, of het verbieden van te trouwen aan eensgezinde harten; kunnende te grond gaande Huisgezinnen, en wat al niet meer, (want ik zwyg van overspel aan beide zyden, gevolgen veeltyds, als men uit hoofde van geboorte, staat of goederen alleen huwt,) best getuigen. Och of! dan de waereld tot de oude eenvoudigheid, zo keurlyk geschetst door uw Dicht-stukje, dat ik in uw 423 Vertoog gevonden heb, wederkeerde! - dan hoe vrugteloos zyn deeze wenschen!
Maar ik raak van 't pad, myn Heer! Tot de beschouwing deezer droevige verandering der waereld en zeden, die wy mede in ons Vaderland zo ruim ondergaan hebben, ben ik vervoerd door mynen tegenwoordigen gelukstaat, waarvan ik hier boven reeds een woord gezegd heb; want ik bemind wordende van mynen Bruidegom, en overgehaald zynde om hem wederom te beminnen, is deeze Min, onzer beider Ouderen zo zeer tot genoegen geweest, dat zy, aan beide kanten, onzer beider liefde en deugd in aanmerking neemende, dezelve goedgekeurd hebben, al zyn we elkanderen in geboorte, staat of middelen niet ten vollen gelyk. De behandeling van dit stuk aan beide zyden is dermaaten edelmoedig, wys en toegeevend geweest, dat ik zo wel als myn lieve Bruidegom nooit genoeg onze Ouders daar voor
| |
| |
dankbaar kunnen zyn. En heb ik dan, Heer Denker! geene reden genoeg, om te zeggen, dat ik met deezen mynen staat geen kleintje in mynen schik ben? is myne eer door deeze openhartige belydenis gekwetst? zou anders te spreeken geene ondankbaarheid zyn? myn Slaapkamer weet, hoe dikwils ik den Leidsman van myn leven voor zyne gunstige bewaaring, in myne jeugd en byzonder voor deeze goedertierene beschikking op myne knieën gedankt hebbe.
Terwyl ik dan deeze myne vreugd in mynen bozem niet smoore, is 'er egter iets, d'at my kwelt; iets dat gy niet verwagten zult, dat ik u egter moet openbaaren, en waar in ik uwen raad, welken ik niet laater dan morgen verwagte, ten hoogsten noodig hebbe. Weet dan, dat alles met het koopen van klederen, met den ondertrouw, met het huuren en meubeleeren van een huis enz. tot hier toe naar wensch is afgeloopen; maar nu komt het op het trouwen aan, dat is, waar dit geschieden zal, waarin de Familie oneens is.
Toen we allen op eenen avond in de Bruids-dagen, gelyk men spreekt, vrolyk by een waren, viel hier op ons discours. Myne Ouders, daar over gevraagd zynde, dagten, dat zulks in de Kerk moest geschieden, en bragten daarvoor de volgende redenen by: de Kerk is eene allerstaatelykste plaats, en dus eigenaartig geschikt om 'er de plegtigste zaak in te verrigten. - De meeste menschen trouwen daarom in de Kerk. - Wy hebben 'er niets tegen, dat men voor de Wet trouwt; wy eerbiedigen onze Overheden, en gelooven, dat het ook regt is, wanneer zy, die zo veel belang in de rust en bloei der burgerlyke zamenleving hebben, door hun gezag de Verbindtenis van jonge Lieden door den trouw verzegelen: maar wy hebben 'er iets tegen, dat die in ons Huis geschiedt. Was het hier in gebruik, dat men zulks op het Raadhuis deedt, wy hadden 'er minder tegen in te brengen; maar in een gemeen huis komt ons wat laag voor, en als wy het mogen zeggen, strydig met de plegtigheid en achtbaarheid van het Huwelyk. -
| |
| |
Niets schynt ons genoeglyker, dan dat het in de Kerk geschiede, als de plaats, die aan den heiligen Insteller des Huwelyks toegewyd is: dat onze Dochter daar, onder het oog van haaren Schepper en Wetgeever ja zegge op de gewigtige beloften, die de Leeraar haar zal afvraagen. - Wy gelooven, dat de bevestiging in het Huwelyk, daar verrigt, veel dieper indruk zal maaken en nalaaten in het hart van onze Dochter, en ook in dat des Bruidegoms, dan wanneer ze in ons Huis getrouwd worden. - Wy zyn 'er zeer voor, dat Beloften op eene staatelyke plaats gedaan worden, en welke Beloften zyn gewigtiger, welke behooren dieper indruk te maaken, dan die des Huwelyks? de jonge Lieden zullen altoos met meer eerbied aan hunnen beloofden pligt gedenken, als ze voor oogen hebben, de plaats, waar ze gedaan zyn, en voor welken alweetenden Getuige. - Myne Vrouw en ik zyn in de Kerk getrouwd, hebben deeze indrukken, geduurende ons Huwelyk, altoos ondervonden, en meermaal gezegd: als Mietje in haar leven trouwen mogt, zal het in de Kerk moeten geschieden. - En moet onze Domine, wyl de Bruidegom van Amsterdam is, voor zyne moeite een paar ankers Rhynschen wyn hebben, gelyk daar by fatsoenlyke Lieden in gebruik is, wy willen die en zelfs nog meer aan hem geeven, alzo wy hem zeer beminnen, en gaarne zien, dat hy in onze algemeene vreugde eenig deel hebbe.
Myns vaders rede ten einde zynde, en wy, ten blyke van betaamelyke onderwerping daarop zwygende, nam eene Tante des Bruidegoms, hier by tegenwoordig het woord op, en zeide: met uw permissie, myn Heer S..... ik ben van een heel ander sentiment, ik en ook myn Broeder (des Bruigoms Vader) zyn voor de Wet getrouwd, en dat is ons niet kwaalyk bevallen. - De jongen moeten het exempel der Ouden volgen. - Het is ook vry meer honneur. - Dat trouwen in de Kerk is al vry populair. - Men moet zich van het gemeen onderscheiden; dat weeten alle Lieden van de bon ton. Ook heeft de Bruidegom eene educatie gehad, die hem genoeg in staat stelt,
| |
| |
om met een bel air voor den Wel Edelen Groot Achtbaaren Magistraat te verschynen, en zyne Alliantie door denzelven te laaten consumeren. - Gy zult my misschien tegenwerpen, (al heb ik dat onder uwe redenen niet hooren avanceren), dat men voor de Wet in huis trouwende, niets heeft aan de fraaie klederen, die Bruid en Bruidegom gemaakt hebben, en dat men in huis in neglisé, kan volstaan: doch daarop moet ik remarkere, dat de heele waereld wel weet, dat de jonge Lui gehabilleerd zyn naar de Pop, die voor veertien dagen van Parys is gekomen, en zy kunnen daags na den trouwdag wel eens in die klederen een promenade maaken, en zich vertoonen. - Dan behoefje ook geen present van twee ankers Rhynschen wyn te geeven aan je Domine, wat weet men hier van de modes van Amsterdam, de Papen behoeven zo breed niet te smullen, de wyn zal wel beter geëmplojeerd kunnen worden, enfin, ik ben, gelyk je hoort, van een contraire sentiment.
Wy moeten dat dan, hernam myn wyze Vader, die nu wel zag, en uit die fraaie redenering hoorde, wat deeze Tante in de muts voerde, dit stuk aan de jonge Lieden maar overlaaten. Dat is wel Vader, zeide ik, daar neemen wy eens een anderen avond toe waar, nu hebben we nog iets te doen, dat minder uitstel kan lyden. Dus staakte ik, by tyds, den voortgang van dat gesprek, waarna des Bruidegoms Moeder my ter zyde afwenkte, en in 't oor luisterde: Bruid! uw Vader heeft gelyk, doet hierin uwen zin, maar weet, dat gy van Tante moet erven. Myn Bruidegom my daarna alleen spreekende, liet de keuze aan my over, hoewel hy meende, dat men myns Vaders voorstel moest volgen, en dus in de Kerk trouwen, waar toe ik alleen ook genegen ben. Maar wat raad met myne aanstaande Tante? welker party meer andere van de Familie trekken. Gy begrypt myn Heer! dat ik hier door in groote engten gebragt werde en niet gaarne den grond tot ongenoegen leggen wil by eene Familie, waar in ik als nieuw staa ingelyfd te worden, en aan den anderen kant staat myn
| |
| |
Vader al zeer op dat stuk, al laat hy dat aan my over. Byna dergelyk geschil heeft men ook voor eenige maanden op eene andere plaats gehad, en my dunkt, dat, daar uit kleinigheden dikwils groote zaaken ontstaan, dit stuk nu moest beslist worden, ten minsten, dat gy my morgen met uwe voorligting om my voorzigtig te gedraagen, behoorde te hulp te komen. Indien gy des goedheid hebt aan dit verzoek te voldoen, zyn twee flesjes ipocras gaarne tot uwen dienst. Hier by gaat myn adres om voor uw antwoord te dienen. Ik blyve met allen eerbied, onder een versierden naam,
UED. Onderdaanige Dienaares
MARIA VREDELIEF.
H.... den
| |
Antwoord van den Denker.
Bruid!
Uw deugdzaame Brief bekoort my: dan, wyl ik in u geen' zin mag hebben, heb ik meer zin in de twee flesjes ipocras, wanneer ik ze met myn antwoord kan verdienen, het geen ik aan uw oordeel zal overlaaten. Zie hier, lieve Bruid! wat ik u te zeggen heb. Gy hebt met eenen wyzen Vader, en eene malle Tante te doen; dit weet gy, en dat is toch reeds bepaald, wiens zin gy moet volgen. Uw Vader denkt, spreekt en raadt u wel, uwe Tante heeft de grootste verdieping niet: wie van de twee dryft nu boven? immers de eerste. - Zo dra dit stuk wederom ter baane komt, en men uw besluit vraagt, het geen Tante zekerlyk eerst zal doen, zeg, dat gy in de Kerk voor den Domine om uwen Vader te behaagen, en in uw Huis voor de Wet om
| |
| |
uwe Tante plaisier te doen, en dus tweemaal trouwen wilt. Zy zal, mengt 'er zich niemand anders in, gelyk ik vaststel, dat niet geschieden zal, de zotheid van haar sterk dringen om haaren wil te krygen, en de meerderheid uwes Vaders boven haar begrypen, en dus het hachje laaten schieten. - Vrees ook niet voor 't verlies van de erfenis uwer Tante; uwe aanstaande Schoonmoeder is op haare zyde, en daar van daan die drangrede: gy moet van Tante erven. Dat laage inzigt moet u geenzins weêrhouden van uwes braaven Vaders zin te volgen: laat eene ydele vrees u niet ongehoorzaam maaken. Gy zoudt om het geld niet willen trouwen; maar zoudt gy nu om 't geld den ontydigen en mallen eisch eener Tante voldoen? - 't Valt mede, dat uw Bruidegom op uwen kant is, en zyne Ouders zich openlyk tegen uwen Vader niet hebben aangekant. Gy verstaat dus myne meening, en hierom blyf ik
UED. Dienaar
DE DENKER.
| |
Weder antwoord.
Myn Heer!
Gelyk gy my voorspeld hebt, zo is de zaak uitgevallen. Ik ben dubbel in myn schik, en dank u voor uwen raad. Zie hler geen twee, maar vier flesjes ipocras, want ik ben
UED. Dankbaare Dienaares
MARIA VREDELIEF.
|
|