| |
| |
| |
De Denker.
No. 450. Den 12 Augustus 1771.
[Ongenoegen van een Edelman over het Huwelyk van zynen Neef met een Burger - Juffer.]
Sommige menschen schynen gebooren te zyn, om den voorspoed, welken dit tydelyk leven eenigen luister byzet, in den grootsten nadruk te genieten, niet tegenstaande zy alle tydelyke zegeningen verbeuren door hunnen regelloozen en snooden wandel.
Zedelyke Uitspanningen.
MYN HEER!
Myn Hoog Welgeb. Neef, die zeer wel gestudeerd heeft, en van braave deugden is, heeft, nu thuis zynde, eenigen tyd van den hoogen boom afgeteerd, en, gelyk sommigen zeggen, al zyn Hoog Welgeb. goed byna geheel opgemaakt; weshalven ik zyn Hoog Welgeb. een en andermaal overzyn Hoog Welgeb. groote verteeringen onderhouden heb, om nog by tyds zyn Hoog Welgeb. ruine voor te komen; maar al wat ik zeg, het is by zyn Hoog Welgeb. voor eene Doovemans deur geklopt. Als ik by zyn Hoog Welgeb. kome, zie ik ras, dat'er myne haring niet braadt, en zyn Hoog Welgeb. blyde is, als ik den aftogt blaaze. Gisseren heb ik by zyn Hoog Welgeb. de laatste visite gedaan om zyn Hoog Welgeb. nog eens, en dat voor het laatste te waarschouwen, by welke
| |
| |
gelegenheid zyn Hoog Welgeb. my ten antwoord gaf: hoor, Oom! kwel u niet langer; myn goed is wel byna op, maar ik zal, binnen korten met eene ryke Amsterdamsche Juffer trouwende, alles redresseren. Toen ik dit hoorde, beet ik van kwaadheid op myne lippen, stampvoette, en vloog, onder 't uitspreeken deezer woorden, de deur uit: schandvlek van uw geslagt! slungel! gy zult dan eene Burger Juffer trouwen, gaat uw gang, maar koom nooit meer onder myne oogen.
Dit geval heeft my nu den geheelen nagt in het hoofd gemaald, en doen peinzen, of 'er niet een middel zou kunnen gevonden worden, om dit voor altoos te stuiten. Hier in de Provintie begint het, om U eens een begrip van de zaak te geeven, hoe langer hoe meer de mode te worden onder de Hoog Welgeboore Edellieden, voornaamelyk onder die geenen, welke roemen hun waereld te verstaan, dat ze meer verteeren dan ze betaalen kunnen, waar door eindelyk alles opraakt, en zy zelven zo dor als een sprot worden, dragende als dan nog gegallonneerde kleeren, als 'er aber nix meer in de zak is. Om zich dan te redden, is 'er niets op, dan om te zien naar Burger-Juffers met geld, die aanstonds gereed zyn om zulke Edellieden aan te klampen: gy weet wel, waarom het haar te doen is, alleenlyk maar om veradeld, en uit het Gemeen getrokken te worden. Hier tegen raazen en tieren onze Burger-Heertjes rykelyk, wyl hier door Meisjes met eene dikke stuiver gelds hen ontrukt worden; maar dat kan geen zier helpen. Wy, Edellieden, vaaren 'er ook geweldig tegen uit, maar dat kan ook al niet helpen. Wy hebben eenen geheelen winter dooreebragt met zoeken of
| |
| |
niet Keizer Karel de V, daar tegen eene Wet gemaakt heeft, dan wel onze Provintionaale Landdagen: maar wy kunnen niets vinden. Ook hebben wy; om 'er den schrik onder te brengen, al gedreigd, dat wy, by de eerste Vergadering der Staaten, daar tegen een Mandement zullen verzoeken; maar op die bedreiging steeken zy met ons, in 't openbaar den Draak: met een woord, het is zo ver gekomen, dat wy, die voor ons adelyk bloed, en deszelfs onvervalschte verandering stryden zullen, zo lang 'er leven in is, moeten zien; dat 'er in onze Stad, de Hoofdstad der Provintie, geen eene ryke Burger-Juffer meer is: al die Karonjes hebben onze jonge Edellieden van dat slag, waar van ik schryve, tot Mannen gekreegen, en het is 'er nog ver van daan, dat het hierby blyven zou: nu 'er van dat volkje niet meer is, sleept men anderen van buiten in, en zelfs zoekt men ze in uw Amsterdam op; waarom ik, die altyd nog al eenig respect voor uwe stad gehad heb, nu op dezelve zo gebeeten ben, dae ik 'er van myn leven geen voet meer in zetten wil. Ik weet niet, hoeveel Juffers uit uwe stad tegenwoordig hier al heen getroond zyn, en nu heeten de Hoog Welgeb. Mevrouw, de Hoog Welgeb. Graavin, die en die enz. 't Is waarlyk om zyn bloed te zuipen, dat men zulks hooren en zien moet. Wie kan langer leeven, en dat verdragen? Myn Hoog Welgeb. Vrouw Zaliger kon 32 kwartieren, zo wel als ik, in haar wapen tellen, toen wy trouwden: maar zommigen Uwer Juffers hebben 'er geen een, en zommigen maar een spreekend wapen. Wie heeft nu van zyn leven meer gehoord van zulk een' handel? dat
| |
| |
burger-bloed met ons zuiver, adelyk, hoog geroemd, van Koningen en Prinsen geëerd bloed te vermengen, en zodanig te verbasteren, dat by aderlaating, (ik tart 'er den besten Chirurgyn toe uit) het bloed van die Hoog Welgeb. Edellieden niet meer voor adelyk bloed kan gekend worden. Ik heb laatst van zo een man hooren verhaalen, dat hy het kind van eene Amsterdamsche Juffer, met een goed Edelman van Ouders tot Ouders getrouwd, ader gelaaten hebbende, daarin zo veel striepen burgerlyk bloed ontdekte, dat, hadt hy zyne kunst niet fix verstaan, hy staande zou gehouden hebben, dat het bloed uit de ader van een Winkelier getapt ware. Ziet eens, myn Heer! hoe schielyk de verbastering toeneemt: men zou het immers nooit gelooven, als men het niet gezien hadt.
Maar om nu maar tot de zaak te komen, zo heb ik gedagt, dat ik my by niemand beter dan by U, als Zedemeester van Amsterdam, kon adresseren, (want daar, zeggen de menschen, schuilt ge ergens in het donker) en U belasten, dat gy eens omhoort op de Keizersgraft, want daar ergens moet de Belle van myn Hoog Welgeb. Neef woonen, en nu ik U zo veel licht in de zaak gegeeven heb, zult gy ze daar wel ergens vinden, en U informeert, wat Burger-Nufje mynen Hoog Welgeb. Neef, of liever, wat geld hem betoverd heeft om zulke sottises te beginnen. Ik wil, by St. Huibert, wel wedden, dat het een hedendaagsche Salet-Dame is, trots de beste gekleed, die een front slaat als de egtste Adelyke Freule, en met haar opschik onze Vrouwen de oogen wil uitsteeken. Zy zal ook denkelyk wel in een Koets
| |
| |
ryden, en daarop een wapen van een Graaf of Hertog voeren, gelyk men dagelyks op Uwe versleete Huurkoetzen ziet, zonder dat het 'er van afgerukt wordt. En zo myn Hoog Welgeb. Neef in den zin krygt, my daar uit wys te maaken, dat zy van adelyken huize is, moet gy het Doopboek maar eens laaten opslaan, en zien, of zy zelfs wel eens van een patrice Familie oorspronkelyk is, want schoon zulk een ons nog best zou gelyken, willen wy egter ons Hoog Welgeboore bloed niet eens met zulk soort vermengen. Gy zult wel hooren, of zy duiten heeft, daar roemt myn Hoog Welgeb. Neef geweldig op, en wil 'er alles mede redresseren; maar dat doet niets uit, want ze hebbe geld, hoe en waar mede is het gewonnen? Misschien door Tabak of Snuif met het lood te verkoopen, misschien met een Kommeny's Winkel, of met Koffy en Thee en dergelyke populaire negotie, waar door zo veele van niet tot iet komen, en dan den gebraaden haan speelen: of mogelyk met een bankerotje van eenige tonnetjes te maaken, en eene gelyke som agter baks te houden, welk onregtvaerdig geld wy in ons Geslagt niet zouden dulden, om 's Hemels wraak ons niet op den hals te haalen. Doch hier van genoeg, gy begrypt my wel, dat ik alles pertinent wil weeten, om daarna myne mesures te neemen: want als het zo uitvalt, als ik denk, zal ik een request presentere, dat de uitvoer van dat soort van Burger-Dametjes uit uwe Stad verbooden worde, en kan ik dat niet weeren, zal ik alles op hairen en snaaren zetten om den invoer in onze Provintie te beletten. Nu weet gy myn sentiment en kunt u daarna reguleeren, want mogelyk heb ik u nodig
| |
| |
om zulk een request op te stellen conform de regten van uwe Stad. Ik blyve, u de zaak serieus gelastende,
UED Dienaar,
Hannibal, Baron van de Kwartieren.
Z... den 13 Mey, 1771
| |
Antwoord van den Denker.
Hoog Edel Gebooren Heer!
UHEG. Brief heb ik wel ontvangen, en gezien dat ze in eenen styl geschreeven is en op eene wyze, die men hier brutaal zou noemen, welk woord, ik hoop, dat UHEG. onbekend is, op dat UHEG. de moeite niet behoeve te neemen van UHEG. driften verder den ruimen en vollen teugel te vieren. Doch wyl ik niet op UHEG zegswyzen maar op het hart wil zien, moet ik UHEG. condoleeren met 't ongenoegen over UHEG. Neefs ruime verteeringen; dan ik meen, dat UHEG zich daar over niet al te zeer inquietteren moet, alzo het adelyke uitgiften zyn, die UHEG. alleen in ons Burgertjes moest wraaken; want zo ligt als men tot den adelstand kan verheeven worden, zo gemakkelyk zal het UHEG. vallen aan UHEG. Neef UHEG. duiten na te laaten of by provisie eenigen toe te tellen om alles te redresseren, waar door UHEG. hem bewaaren kan van tot die groote descendence van een Burger - Juffer te trouwen, te vervallen.
| |
| |
Beproef dit middel eens, ik denk dat het een der allerbesten is. Wat betreft UHEG. Edelieden, die meer verteeren dan ze betaalen kunnen; veelen onzer jonge Heeren leeven op dezelfde wyze, en ik, in UHEG. plaatse zynde, zou hier van liefst zwygen, of de gelykvormigheid tusschen de eersten en de laatsen zal al vry groot worden, dat UHEG. niet gaarne zoudt zien UHEG. vreest, dat het adelyk bloed van UHEG. Familie door het huwelyk met eene Burger - Juffer besinet zal worden, waar omtrent ik het met UHEG. gansch niet eens ben, alzo ik onlangs onderrigt ben, dat veele adelyke Familien met adelyke gebreeken, als onverdraaglyken hoogmoed, onderdrukking van den burger, onwilligheid of onvermogen om op zynen tyd te betaalen, en nog eenige anderen, die ik moet verzwygen, besmet zyn, welke niet anders geneezen kunnen worden dan door zodaanig een Huwelyk, 't geen dus UHEG. niet gramstoorig moest maaken, maar veel eer verblyden. Heb de goedheid van my geene Commissies op te draagen die UHEG. schande zullen aandoen. Zal ik van het eene eind der Keizersgraft naar de andere loopen, welke mogelyk tienmaal langer dan UHEG. geheele stad is, om te vraagen waar woont de ryke Juffer, over welke de UHEG. Overzeesche Edelman, die zo kaal als een neet is, zynde een Neef van den UHEG. Baron van de Kwartieren, vrydt? Dat zeker zou UHEG. afronteeren en oorzaak zyn, dat men my somtyds nog voor de avond in het Dolhuis zou zetten. Spaar my dan, en ik wil liever daarvoor eenen treurzang op UHEG. ongeluk maaken, dan in 't Dolhuis uitroepen: laat my los, ik ben niet gek en heb maar eene commissie voor een
| |
| |
ander uitgevoerd! - Voorts is onze Overheid wel gewoon, naar de omstandigheden der tyden, den uit- of invoer van beesten toetelaaten of te verbieden; doch ongewoon zich met dien van redelyke Schepzelen op te houden. Zy ziet zelfs wel gaarne, al is dat juist in de Unie niet bepaald, dat eenige jonge deugdzaame Juffers de Stad verlaaten, om, in eene nabuurige Provintie, het omloopend hoofd van eenige jonge losbollen op hun stel te helpen, en zinkende Familien boven water te houden. UHEG. zal dan beter doen, alles op hairen en snaaren te zetten, om in uwe eigen Provintie te bewerken, dat men daar den invoer van braave Juffers verbiede. Ik denk, dat UHEG, die zekerlyk in uwe eigen oord al heel veel credit zal hebben, uit hoofde van UHEG. hooge geboorte, best zal doen van het daar te zoeken. Wyze Regenten zullen zekerlyk, aan zulk een Request vry wel het oor leenende, scherp toeluisteren, als het in hunne Vergadering geleezen wordt; over den uitslag, die UHEG. en niet my raakt, zal ik my niet bekommeren: denkelyk zal het niet onder het kleed gestooken worden. Hier mede meen ik aan myn pligt voldaan te hebben, en na UHEG alle heil met UEHG. Kwartieren gewenscht te hebben, zal ik my alleronderdanigst onderschryven.
Hoog Edel Gebooren Heer!
UHEG. zeer humble Dienaar,
De Denker.
|
|