| |
| |
| |
De Denker.
No 449. Den 5 Augustus 1771.
[Een gemeen Man afgeraaden zynen Zoon te laaten Studeeren, en een Kerkenraad aangewezen, wien uit een drietal tot Predikant te beroepen.]
Justa poscentes animos benignus
Adjuva, injustos moderare sensus.
Sannazarius.
MYN HEER!
Ik heb een eenige Seun, een hupse jonge, al zeg ik het zelfs, die ik wel zou wille laatse Studeren, want wy hebben nog nooit een Domene in onze Fammilie gehad, dat inderdaad wel schande is; maar, maar myn buurman zegt, dat 'er zo al wat aan vast is, om dat te uitvoer te brengen, en my dunkt, dat, als men aan de halft is, de zaak ook half gewonne is. Nou is myn Seun aan de halft, want met de aanstaande groote Fikkantie verlaat hy de Lattynse Schoolen, en zal sekuur een prys hebben, dat de Krespondent van de Boekzaal daar in zal laate zette, gelyk hy my beloofd heeft, en dan wort myn Seun by de eerwaarde Geleerde Heere reeds bekent, dat met 'er tyd zyn premotie kan uitwerken. Ik wil het dan vol houden, myn ionge zal Studere. Maar myn goede buurman heeft nog al meer het hoofd zo vol
| |
| |
van allerlei muisenesten om my daarvan af te brenge, dat ik het u zo niet zegge kan. Bereken, zegt hy, eerst eens de onkosten. Je Seun heeft in uw huis tot nu toe gewoont, en niet meer dan eenige boeke, een gering kleedje, en wat Schoolgelt gekost, en gy denkt, dat je nu al over de halft zyt, maar 't is 'er ver van daan: dit is maar een begin, en niet meer; nu komt het 'er eerst op aan. Gy moet hem ten minste vyf jaar na een Akkademi stuure, en dat kost geld, dat weet ik aan de myne. Dat is de hals niet zeg ik daar op; als ik zo veel neering hou, als ik nu heb, dan zal ik het met myn vrouw wat bezuinige, en een beetje van myn klein kapetaal afspitte, en dan is myn jonge klaar. Maar zegt hy, als gy eens intusse komt te sterve, wat dan, dan zit 'er uw Seun toe, uw vrouw is arm en kan hem niet laate voort Studere, en hy zit in 't gebrooke: hy verstaat geen ambagt, en kan niet genoeg om Propponent te worde, wat dan met hem aangevange, voor Krankbezoeker na Oostinje? Daar over, als hy aan dat touwtje trekt, ryzen my de haare te berge; maar ik hoop dat ik zo lang zal leeve; 't is goet, zegt hy, leef zo lang, leef nog langer, wat hebje dan? als uw Seun Propponent is, dan heeft hy nog geen plaats, en misschien moet hy lang loope, eer een Boere Kerkeraad hem beroept, en dat reize en trekke kost geld, dat verzeker ik, je Seun is dog Propponent, Seun moet als Propponent leve. En als hy al eens een plaats krygt, dan moet hy geëksamineert worde en bevestigt, daar loopt ook al een mooje stuiver mee heen, dan moet gy hem in den huisraad zette, en dat is ook geen malligheid. Wel nou, ja zeg ik, dat hoort zo, maar myn jonge zal gauw een plaats hebbe, de Krespondent heeft zyn naam in de Boekzaal gezet, dan kenne hem de Boere al, en nou zyn der zo weinig Propponente, dat tegen den tyd als hy klaar is met zyn zaake, zal 'er geen één meer zyn, en dus moet hy wel een plaats kryge; wie weet zelfs, of zyn eerste beroep niet een voornaame Stad is, oh was dat eene waar! Hoor buurman, zegt hy daarop, vlatteer u
| |
| |
niet, zyn 'er nou weinig Propponente, over zes jaar krielt 'er weer de Kerk van, dat gaat altyd zo op en af, als ebbe en vloed, laat u daar door niet bedriegen. Ik zou ook kunne vraage, hoe weetje of je nering zo goed zal blyve als ze nu is, ze kan verloope, en wat dan? daar by moetje nier denke, dat je intrest van je kapetaal zult kryge, dat zal veel scheele. Als jou Seun Domene is, en met Studere en Propponente vier duizend gulde verdaan heeft, ik reken niet te hoog, en tel 'er de boeke niet onder, die hy eerst nodig had, dan moet hy nog zo veel andere boeke hebbe, dan moet hy fatsoenlyk als een Domene leve, dan krygt hy het trouwe in de zin, en neemt een meisje uit puure liefde met weinig of geen geld, dan krygt hy kinders, dan kan hy met zyn Tractement niet toe, dan komt hy by Vader en Moeder wat haalen, maar Vader en Moeder hebbe zelfs niet, en zoude haast by hem daar om kome; Vader is oud, en heeft geen lust meer om te werke; Moeder is zwak; de nering is verloope; het geld heeft men zyn Seun laate verstudere; dan zit je bedroefd in de asse. Wel ik denk niet, antwoorde ik hem, dat het zo bedroefd zal gaan; zo kan het evenwel gaan, zegt hy, en het is met die en die zo afgeloope, spiegelt 'er u aan, laat je Seun een ambagt leere. - Een ambagt leere, ook al, als ik, een ambagt leere, dan blyft het by het ambagt, en daar komt nooit een Domene in de Fammilie, en evenwel die en die van myne kennisse, waar voor ik geen zier wilonderdoen, hebben Domenees in haar geslagt, zeg ik dan, daar is, buurman! geen raade meer aan, de zaak is vast beslooten, ze moet 'er door, daar komt van wat 'er wil, myn Seun moet na de Fakkantie naar de Akkademi. Maar al weer nieuwe actie, voert hy my toe, al weer nieuwe zwarigheit, na welke Akkademi, geen eene deugt 'er voor je Seun, Wel, zeg ik, hy zai naar .... gaan, en een Cocciniaan worde, gelyk onze Domene, die aan de overzyde der gragt woont. Dat is fout, antwoort myn buurman, dat is fout, want dan kreeg hy noit een plaats, die Heere hebbe hun erte haast uit.
| |
| |
Wel is dat zo, dat is meer dan ik weet, hernam ik, dan moet hy Studdere tot een Voetiniaan, als hy dan van daag Propponent wort, dan heeft hy misschien morge een plaats; of overmorge, valt 'er myn buurman, al laggende, op in, maar wat soort van een Voetiniaan moet hy dan zyn; hy moet, geef ik hem daarop toe, een Voetiniaan zyn, ik weet niet, dat 'er soorten van zyn; ja wel zegt de ander; wel twee of drie soorte; ja maar dat is my te geleerd, zeg ik, dat moet zig dan als dan schikke; hy moet maar worden daar hy best te gang meê kan raake; maar wat zou het meeste koste, een Voetiniaansche of Cocciniaansche Studie? want als ik hem in de laatste als ze 't minst koste, liet Studere, kan hy, met de andere best te regt komende, daarna maar verandere. Dat zal, antwoort myn buurman, zo veel uit elkander niet loopen, als gy maar bepaalt, waar hy zal Studeren zonder dat hy daarna om den broode, dat schandelyk'is, verandere, alle verandering is dikwils geen verbetering. Hoor zeg ik, ik zal hem naar de Akkademi van .... zende; ja maar, hoor ik weder, dan wordt hy een Tollerant, en zal onder geen vlag willen zeilen, hy zal dan nog Cocciniaan nog Voetiniaan wille genoemd worden. Dat was mis, zeg ik, hy moet een van beide kiezen, ligt dat hy dat doet, maar nog eens herhaal ik het, daar hy best mee te gang kan raake, dat lykent hem en ons het best: ik zal hem daar maar afscheepe naar de Akkademie van ...... dat vooral niet, beweert myn buurman, dan leerde hy Engelsch preeke, en dan zou het nooit da gen: ja dat begryp ik ook wel, zeg ik, want hy moet goed duitsch, dat is zyn moedertaal, en geen Engels preeke, wie heeft van zyn leeve meer gehoord, ik wist niet, dat men in ons Land Engels leerde preeke, het zou een klugt zyn, als myn Vrouw en ik by onze Seun te Kerke kwaame, en wy hoorde hem voor de Boere Engels preeke, dat was malligheid, en waar zou dat heen, hoe is het mogelyk, dat onze Professers dat aan de Studente leere. Gy verstaat my niet, antwoort myn buurman, uw Zoon zou niet in de En- | |
| |
gelsche Taal maar op den Engelsen preektrant preeke; zo zeg ik, dat is wat anders, dat begreep ik niet, maar als dat zo schadelyk is, waarom word dat aan de Studente geleerd; daar van zegt myn buurman, zyn veele redene, maar die zyn zo geleerd, dat al zeide ik u die, gy zoud ze niet begrype; dan herneem ik, is 'er beslooten hem te zende naar .... ook dat is ook niet goed, zegt hy, (en heeft dus, dunkt my, altoos wat tege myn sentement in te brengen,) want daar helpt men de mensche met kouse en schoene in den Hemel, als ... hou maar op, buurman, zeide ik, want ik wierd kwad, ik hoor wel, het is overal wat, ik geloof, je bent jaloers, dat ik myn Seun zal laate Studere, en daarom hebje op alles zo wat te fitte: als ze allemaal zo veel zwarigheit maake, zal het Domenees-gild haast uitsterve, en wy zulle zelf moete preeke, ik zal eens op een ander een advies haale, en dat kome ik nu by u doen, Heer Denker! met verzoek van my te raade, zo als je aan je eige Seun zoudt doen, want goede raad heb ik alleen, nodig, en meer begeer ik niet. Ik blyve
UED. genege Serviteur
Gerrit Hooghart.
| |
Antwoord van den Denker aan Gerrit Hooghart.
Uw buurman raadt u tegen uwen zin, en daarom raadt hy u wel. Wagt nog één geslagt, en laat dan uw kleinzoon Studeeren. Gaat gy voort in uwe vlyt, en volgt uw Zoon uwe voetstappen in een braaf Ambagt; dan zal 'er kans zyn om de onkosten daar toe te draagen. 'T zal 'er ook niet op aankomen, of 'er een Domine in uwe Familie wat vroeger of wat laater is, als 'er maar één komt, en daar toe is hoop genoeg. Verzet dan maar uw genoegen eenige jaaren agter uit, en als gy het niet beleeft, zal het mogelyk uw Zoon beleeven, ten minsten de
| |
| |
Familie en die zal zich verheugen, dat gy, zo al niet uitgevoerd, ten minsten den grondslag 'er toe gelegd, en het project gemaakt hebt, en is dat geen eers genoeg? Ik wensch u een lang leven, en dat ge eenen voluit gestudeerden bekwaamen kleinzoon Predikant moogt zien, en zelf met uwe Vrouw in den ouderdom geen gebrek lyden.
Een tweeden ontvangen brief zal ik hier laaten volgen.
MYN HEER!
Wy hebben eindelyk een Nominatie van drie Proponenten gemaakt, en dat tot genoegen van onze Gemeente, en is dat niet wel gevogte? Maar nu moete wy een beroep doen, dog benne met die zaak verleege. Wy hebben advys gevraagd by de Hooggeleerde Heer, waar onder zy gestudeerd hebbe, en die zegt: zy zyn alle drie goed, maar dat kan niet zyn, en wy begrype, dat hy dit zegt, om dat hy niemand van de drie, nog hunne Ouders nog hunne Vriende te onvriend wil hebbe, daar geloove wy, dat zekerlyk wat aan is. De eerste wordt van een onzer bekende als een Fenix gepreeze, maar onze Schoolmeester zegt, dat die gelykenis mank gaat, want dat 'er zulk een Vogel in de natuur niet is, en ergo kan de Proponent geen Fenix zyn. De tweede wordt hemelhoog van een ander geroemd, maar wy hebben agter af gehoord, dat die Man geld van hem moet hebben, dat hy aan deszelfs Ouders heeft opgeschooten om hem te laaten Studeeren, en nu hem alleen pryst om door die promotie zyn uitschot wederom te krygen. De derde, hier by onzen Schoolmeester logeerende, toen hy zyne gaaven zou laaten hooren, want wy hebben op ons Dorp geen Herberg, heeft zich aan Tafel onvoorzigtig laaten ontvallen, dat hy alle spys niet durft eeten, om dat hy somtyds een zwakke maag heeft, en nu durven wy een zieken Proponent niet beroepen. De eerste,
| |
| |
om u iets van hunne gaaven te zeggen, kan schreeuwen, dat het bruisch hem op de mond staat, en daarom heeft de geheele Gemeente zin in hem, zo dat als wy hem niet verkiezen, raake wy in rusie met het volk; de tweede preekt zo geleerd, dat niemand hem verstaan kan, hy gooit 'er zo wat Hebreeusch en Grieksch onder, dat al geen malle gekjes is. Onze Schoolmeester is voor dien Man, en zegt, dat hy het meest gelykt na onze vorige Domine, die deed dat ook, en dat staat goed, zegt hy. De derde spreekt niet harder als wy, en maar zo luid; dat ieder hem verstaan kan. Wy zyn bang, dat hy niet schreeuwe kan, en daarby niet geleerd preeke; want al wat hy gezegd heeft, hebben wy kunne begrype: en daarenboven een zwakke maag, dit doet ons vreeze, dat hy ziekelyk is, en dan ware wy met het Mantje gefopt, dat anders ons nedrig en stil voorkomt. Wat is nu uw advys? wien uit deeze drie zullen wy kiezen? want op recommandatie brieve, die dikwils leugebrieven zyn, durven wy niet af, anders hebben wy 'er genoeg, want voor den eersten zyn 'er elf, voor den tweeden negen, maar voor den derden geen een gekoomen. Gy moet ons trouw uwe gedagte zegge, want wy wille een Domine hebben, daar we tege onze nabuure mede kunne monsteren. Maak het zo, dat gy 'er eer van hebt, en als gy ons naar onzen zin weet te raade, zullen wy, uit dankbaarheid maake, dat gy op de bevestiging wordt genodigd, wanneer wy op 't goed geluk eens zaame zulle klinke. Wy blyve, na onze groetenis,
Uwe genege Dienaaren, zo Ouderlingen als Diakenen, uitmaakende den Kerkenraad van .....
In onze Consestory, den 23 Juny 1771.
| |
| |
| |
Antwoord aan den Eerwaarden Kerkenraad van .....
Broeders Ouderlingen en Diakenen!
Naar uwen zin, naar den zin der Gemeente en des Schoolmeesters kan ik u niet raaden, en egter zal myn raad de beste zyn. Als gy eenen Dorps-Uitroeper noodig hadt, zoudt gy aan den eersten moeten denken; wanneer gy eene andere dan uwe moedertaal noodig hadt om den weg der Godzaligheid aan de Gemeente te leeren, zou ik u den tweeden aanpryzen; nu stem ik voor den derden, wien gy allen denkelyk zult voorbygaan. Als hy minder geleerd was, zou hy eene sterke maag hebben; gy kunt die geneezen, als gy hem zo vriendelyk ontvangt, dat hy alle dagen eene wandeling in uw dorp doende, u met genoegen bezoeken, en met nut onder u verkeeren kan. Zyne nedrigheid is beeter dan de twintig recommandatiebrieven der anderen. Ziet wel uit uwe oogen, en zorgt, dat gy al in de tweede week na de bevestiging geen berouw hebt. Ik bedank U voor de uitnoodiging.
De Denker.
Deeze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|