| |
| |
| |
De Denker.
No. 440. Den 3 Juny 1771.
[Uitslag van drie Huwelyken, door Amoenus, Avarus en Probus aangegaan.]
Spes incerta, timor constans, sugitiva voluptas,
Gaudia moesta, dolor dulcis; amarus amor.
Owenus.
Amoenus, Avarus, en Probus, waren drie jonge Heeren, van goeden Huize, met elkander in de Rechten studerende. Schoon de beginzels van deeze jonge Heeren niet zeer overeenkwamen, leefden zy echter, als Studenten, zeer familiaer en openhartig met den anderen. Als zy malkander, op hunne kamer, onthaalden, zich onschuldig dieverteerende, viel dikwyls het gesprek op de schoone sexe. De jonge Heeren, weet men, praaten zeer gaarne van de jonge Dames; en waarom niet, daar dee- | |
| |
ze, alleen onder haar Meisjes zynde, niet zelden van hare Gelanten discoureren? Amoenus een lustige kwant en vrolyke baas zynde, bondt doorgaans ook in dit geval de kat de bel aan, beginnende veelal eerst van de sexe te snappen, en dat zo smaaklyk dat hy schurkte. Schoon Amoenus nimmer ontuchtig was, hadt hy echter ongemeen veel op met de Sexe. Hare bevalligheden straalden hem terstond in het oog, hielden zynen aandacht opgetogen, en 't was niet dan van schoon, schoon, waar van hy sprak. Hy verzuimde, inderdaad, de Kerk niet veel meer dan de Komedie, doch nimmer ging hy, zoo min in de Komedie, als in de Kerk, met éénerlei inzicht. 't Was hem, zo wel te doen om de mooie Meisjes te begleuren, als om een fraai ituk te zien speelen, en een verstandige preek te hooren.
Als hy dan met zyne twee boezemvrienden alleen was, dan was veeltyds het woord. ‘Hebje die Dame wel gezien, die daar zat, met zulk of zulk een Sak aan! Jonge dat was een waereld van een Vrouwmensch, alderliefste poezel van een Meid! Ze is als een leli zo blank! wat zegje Probus, als 'er zulke spooken 's nachts in uw kamer kwamen, zou jy 'er wel bang voor weezen?’ Doch Avarus, merkte dan doorgaans het een of ander wegens de omstandigheden van die Dames aan. Die heeft verscheidene Zusters en Broêrs, zo dat, schoon 'er by de Oude luiden nog al wat zit, en de kinders van Oomen en Tantes t'avond of morgen nog wat haalen konnen, zal het echter zeer smal deelen. ‘Dat, vaart hy voort, is wel een eenige dochter, maar daar is 't op, en daar is ook niets te wachten Wat drommel hebje aan een mooi wyf zonder geld!
| |
| |
Geld, Geld, Jonge lief, is de ziel van de zaak! Al dat mooi zonder geld is geen pyp tabak waard! 's Nagts zyn alle katten graauw. Daar geen geld is, is ook geen deugd, en al wie geld, heeft, is ook deugdzaam. Als ik trouwen wil, zal ik een wyf neemen dat braaf geld heeft, al was ze zo leelyk als de nacht en zo kwaad als de Duivel: Ik zal ze wel goed maaken, daar weet ik raad toe. Het voorbeeld en de lessen van myn Oom W. zaliger, die wel drie Vrouwen heeft gehad, en dus by bevinding wist te spreken, zal ik altoos in myn gedachten houden. Neefje, was altyd zyn woord, verslinger je tog niet aan een Meisje zonder geld, maar maakt tog voor al dat je een goed Huwelyk doedt, al hebben de wyfjes geld, je hebt ze evenwel duur genoeg. Ik heb nog een raar versje dat hy zelf op zyne drie Huwelyken gemaakt heeft: dus luidt het:’
‘Toen ik had de braave Trui,
'k Had geen Geld en veel gebrui.
Toen ik had de booze Griet,
Lachte ik steeds tot myn verdriet,
Want haar groote Geld en Goed
Maakten my dit bitter zoet.
Blyft een ieder by het zyn.’
Probus evenwel beweerde doorgaans, dat, schoon men een Meisje om haare schoonheid wel mogt beminnen, en om haar Geld niet behoefde te haaten, eene zachtaartige en deugdzaame gemoeds-gesteltenis echter verre boven lighaamlyke schoonheid en tydelyke middelen was te waardeeren.
| |
| |
Deeze jonge Heeren elkander niet konnende overtuigen, trouwden vervolgens elk naar zynen byzonderen smaak.
Amoenus begaf zich naar de volkryste Stad van ons Land, om het puik der schoonheden op te zoeken. Hy slaagde, na zeer veel moeite, in zyne onderneeming, en bragt eene allerschoonste Dame als in triomf met zich. Smoorlyk op haar verliefd zynde, gaf hy in het eerst alles toe aan haare caprises. De schoone Amarinde wist zich wonderbaarlyk van deeze verliefdheid en daar uit spruitende toegeevendheid haares Mans te bedienen. Alles moest -naar haaren zin geschikt en gedaan worden. Verkoos de Man iets dat maar niet juist met haar sentiment overeenkwam, terstond was Madame getroubeleerd en onpasselyk. Ze was veel te schoon en te teeder, om zich veel met het Huishouden te bemoeien, dat liet zy meest voor haare meiden en dorpeljongwyven over. Veel verkwistte zy aan haaren opschik. Haar Man was ook nooit mooi en net genoeg naar haaren zin gekleed. Dan knorde zy om dat zyn kouzen niet sterk genoeg opgehaald waren, dan stond zyn paruik niet regt; dan was zyn das te los, &c. Duizenderlei grillen en wisjewasjes haalde zy in haar hoofd, waar in haar man moest toestemmen; gelyk hy zich ook voor duizenderlei kleinigheden zorvuldig moest wachten, wilde hy zyne schoone niet als een padde zien opzwellen, noch uit haaren roozen mond de scherpsnydenste woorden hooren. Met een woord: Amoenus was niet minder de afhangelyke slaaf, dan de Echtgenoot van zyne schoone Amarinde. Avarus deedt een Huwelyk, dat zyn Oom W. goed genoemt zou hebben, Sibille een zeer ryke Dame was het voor- | |
| |
werp van Avarus liefde; of liever de rykdom van Sibille hadt het harte van Avarus in vlam gezet. Geene moeiten ontzag hy om haare wederliefde te winnen. Hemel en aarde bewoog hy om haar te beweegen en zyn oogmerk te bereiken. Dit was echter zeer moeilyk en zy liet zich niet dan na veel tegenstands bepraaten. Sibille was ryk, maar zy was ook drommels, dat is, zeer gierig. Zy hadt op beter gehoopt. Dan zy was gantsch niet bevallig en haare jaaren liepen vast heen. De aanhoudende Avarus hadt haar dan eindelyk verwonnen. Hy hadt haar in die kap weeten te brengen dat hy eigenlyk op haar persoone verliefd was. Hier van hadt hy ook een proef gegeeven. Zy hadt, alleen om hem af te schrikken, gezegd, dat zy nooit met iemand zou besluiten te trouwen, zonder Huwelyksche Voorwaarde; dat ze nooit haar man, maar haare kinderen, indien ze die kreeg, of anders haare eigene Familie erfgenaamen zoude maaken. Hier in hadt hy met hart en ziel, gelyk hy sprak, genoegen genomen. 't Was hem maar om haar, zeide hy, niet om haar geld te doen. 't Waren haare goede hoedanig heden, die hem bekoorden. Hy dacht, als ik die vogel maar eens in de knip heb, zal ik ze wel beter leeren fluiten. De gedachten, zegt men, zyn tol vry. Sibille geloofde zyne woorden. Hy scheen ook aan haare voeten te zullen sterven. Nog hadt zy niet konnen besluiten. 't Was geen party egaal. Hy vroeg of zy zyne Tante wel kende, Wed. van E. die te D.... woonde? Zy kende haar in naam. ‘Nu, Mejuffer, was zyn woord, denk eens welk Kapitaal 'er noodig is, om zo te leeven als die Dame. Zy heeft niemant nader dan my. Ik ben haar eenigste erfgenaam.’ Sibille liet zich
| |
| |
overhaalen. Het Huwelyk werdt binnen kort voltrokken. Niet lang daar na sterft zeker Heer te D.... zeer subietlyk, en zonder Testament. Mejuffr. de Wed. van E. hoort dit droevig geval. Zy is buitengemeen gealtereerd. Zy verzuimt zich te doen aderlaaten. Zy krygt zwaare en yle koortsen, die haar binnen kort mortificeeren. Avarus was erfgenaam. Dan, 'er was niets te vinden dan Meubelen, 't gene daar van kwam was naauwlyks toereikende om de kosten der Begraavenis en de huislyke schulden te betaalen; 't Huis was van dien Heer, welke even voor haar gestorven was, en 't bleef enkele suspicie, zonder valideerend bewys, waar van tog deeze Dame zo protegaal geleefd hadt. Sibille dacht van spyt te bersten. Valsche Judas, kaale Hond, zyn de gewone eertytels, waar mede zy thans dagelyks haaren Man overlaadt. Hy wil zyn gezach doen gelden, ja zelfs geweld gebruiken om haar in zyn voordeel te doen Testeeren, daar het hem nu met zyn Tante zo tegen gevallen is. Zy toont datze tegen hem is opgewassen. Zy wordt hoe langer hoe verwoeder. Zy plaagt hem erger dan de Drommel Job plaagde. Door tusschenspraak van de Familie wordt de zaak echter gevonden. Zy zal nooit meer van Tante spreeken, als hy niet meer van Testeeren praat. Zy kan, met getuigen bewyzen wat zy van te vooren bedongen, en dat hy daar in met hart en ziel geconsenteerd heeft. Zo toegeevend wilze echter nog wel weezen, datze de Kat uit den boom wil zien, en als 't haar gelegen komt ten voordeele van haaren man Testeeren, mids dat hy 't 'er ook naar maake. Wil Avarus dagelyks geen Hel in huis, en nog eenige hoop op de ziel van de zaak hebben, daar is niet anders
| |
| |
op, dan zich aan zyne Sibille te submitteren, en zyn huiskruis met geduld te draagen.
Probus was langer dan zyne twee vrienden ongehuwd gebleeven. Hy hadt wat langer werk gehad om een voorwerp naar zyn genoegen op te spooren. Zyn smaak was wat byzonderder, en zyn slag watschaarser te vinden. Anna, de waarlyk braave Anna, was hem eindelyk ten deel geworden. Men konze mooi noch leelyk, ryk noch arm noemen. Vader Cats zou 'er van gezongen hebben.
Niet al te scheef, niet al te fraai,
Niet al te mals, niet al te taai,
Niet al te kort, niet al te lank,
Niet al te dik, niet al te rank. &c.
In andere opzichten was zy waarlyk uitmuntend, zeer goedaartig was zy van humeur, zeer deugdzaam van gemoed, en ongemeen bekwaam in de huishouding. Probus achtte zich met zulk een Vrouw het gelukkigste mensch van de Waereld, en hadt ook inderdaad een Hemel op aarde, Gelukkig was het ook voor de Maatschappy, dat zulk een goede boom veele vruchten droeg. Dan, dit laatste gevoegd by eenig onvermydelyke misfortuin en tegenspoeden van belang, veroorzaakte dat dit lieve paar in zeer bekrompene omstandigheden geraakte. Dit duurde eenigen ruimen tyd. Geen blykbaar uitzicht was 'er op verbetering. Zy waren echter nooit te onvrede jegens malkanderen, en werden eindelyk door een onverwacht geval gered, en wel zo, dat zy voortaan, schoon een talryk gezin hebbende, vry ruim konde leeven.
Amoenus en Avarus woonden in dezelfde Stad,
| |
| |
maar Probus in eene andere. Schoon zy geene gemeenschap noch correspondentie hielden, hoorden zy echter genoeg van malkanders omstandigheden. Wie Dienstboden houdt, behoeft, gelyk wy weeten, aan anderen niet te berichten wat 'er in zyn huis omgaat. Doch 't was te laat voor Amoenus en Avarus, om van 't concept en voorbeeld van Probus voor zich zelven gebruik te maaken, en zy moesten geduld neemen tot de Dood zoo goed wilde zyn om hen van hunne Lievertjes te verlossen.
Deeze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|