| |
| |
| |
De Denker.
No. 432. Den 8 April 1771.
[Onvredenheid met zynen Staat]
Qui fit, Maecenas, ut nemo, quam sibi sortem
Seu ratio dederit, seu fors obiecerit, illa
Horatius.
Myn Heer Denker!
Ik ben maar een gemeen Ambachtsman, en by gevolge geen man van de Pen, niet te min lees ik graag het een of ander schriftje, voor al uwen Denker; den Philosooph las ik ook graag, en het speetme dat 'er de Heer zo ras uitscheidde; hier by heb ik een tamelyk goede Burger memorie, en dat maakt dat ik onder lieden van myn soort (al zeg ik het zelf, en roem buiten gesloten) redelyk wel geestimeerd ben, want ik vertel hen dikwils iets, daar ze nooit, ten minsten niet, met zo veel omslag en verzekering van gehoort hebben; vreemde gedagten en wonderlyke proeven vinden by my zelden ingang, maar behagen ze my eens, dan ben ik 'er ook een getrouw patriot van, schoon ik 'er somtyds wel eens voor op draai, inzonderheid heb ik als 't winterkoorn op 't veld moeten lyden, toen over eenige Jaren de Rogge niet in Tarwe wilde veranderen, waarvan egter verzekert wiert, dat 'er goede proeven, boven alle reproche, van voor handen waren. De waarheid van den wonderlyken Waterwandelaar, daarwe nog on- | |
| |
langs een omstandig en waarachtig verhaal van in eenige nieuwspapieren gehad hebben, hebbenze my al mede zoeken te ontwringen, dog tot nog toe heb ik dien man zyn Eer opgehouden, en zy moeten dat kunsje nog aan hem alleen, met seclusie van alle anderen, overlaten. Maar dit is 't niet dat ik eigentlyk zeggen wil, ik ben een man van Jaren, en die vallen wat praatachtig. Myn Hooft-oogmerk is voornamelyk om eenige aanmerkingen te maken waar het van daan komt, dat zo weinig Menschen met hun eigen lot te vreden zyn. Ik wenschte wel dat UEd. dit zelf eens met opzet geliefde te behandelen. Ik kan 'er wel over peinsen, maar myne gedagten kan ik 'er in geen juiste slagorde over uitbreiden, of net voor oogen stellen waar het eigentlyk uit moet betoogt worden Dit zie ik egter dat 'er geen staat onder de Menschen is, die de Zottigheid niet is onderworpen, men wenscht om 't gene men niet bezit, de gemeene lieden benyden de groote hun staat, en de groote de gerustheid der gemeene. Zy begeven zig daar niet toe, maar vreezen altyd voor 't gene daar zy naar wenschen, om dat zy zig schamen zouden zodanig te worden, als zy wel wilden geboren zyn. Deze te onvredenheid heeft dus niet alleen plaats in de genen die in eer en aanzien gestelt zyn, onder en tot elkanders ampten en bedieningen, maar zy is ook niet zonder werking in dit opzigt in persoonen van myn slag. Verscheide Amptenaren en Menschen van de Pen, zoude goede werkbazen, en de werkbazen goede Amptenaren en Menschen van de Penne zyn, en alzo alle nuttige leden der Maatschappy kunnen wezen, wanneer ze geplaatst waren in een metier waar toe de natuur hen scheen geschikt te hebben, by voorbeeld Jochem de Schoolmeester kreeg een weerzin
| |
| |
om de directie van stok en plak te continueren, en wierd dus een Borstelmaker, dog dit handwerk mishaagde hem mede, hy deed het niet dan met weerzin, voor al toen hem eene tamelyke erffenis was te beurt gevallen. Dan ik geloof op goede gronden, dat hy een bekwaam Krygsman zou geweest zyn, wantals hy over den Oorlog sprak, stonden zyn oogen als gloeijende Kolen in den Kop. Bloedige Batallien leverde Hy in den Hoek van den Haard; als hy midden in 't vuur was, rookte hy maar half zo lang over zyn Pyp, als wanneer hy aan den vrede werkte; in tyden van oorlog leerde hy altoos de een of ander exerçeeren; al de Couranren, de Postryders, en verdere nieuwspapieren, die betrekking tot den Oorlog hadden, las hy met de uiterste oplettenheid; in zyn woonvertrek stond een Tafel daar niets anders dan die papieren oplei; boven dezelve hingen de Kaarten van het land daar den Oorlog gevoert wert, als 'er iemant onder 't Eeten, kort na een Veldslag by hem kwam, sprong hy van de Tafel op, en deed een breedvoerigen uitleg met een stokje op de Kaart, waar, en hoe de Legers gestaan hadden, en wat weg den vlugtenden vyand tot behoud zyns dierbaren levens, heen liep. - Zekeren Oorlog (schoon hy 'er veele uuren van daan woonde) heeft hem eens byna het leven gekost. Hy was namelyk met iemant hevig in dispuut over eene voorgevallen Batallie, 't welk eindelyk zo hoog liep, dat de andere hem zei, dat hy beproeven wilde, of hy die Batallie zo goed practisch, als theoretisch zou defendeeren, en dit gezegt hebbende greep hy den Borstelmaker ook werkelyk by zyn Borstels, en smeet hem, na een hardnekkig tegenweer op het vuur; 't gevolg was, dat hy zwoer van geen veldslagen voor eenige natie ooit op een practischen
| |
| |
trant meer te defendeeren. Schoon hy dus het vegten, zonder wettige reden, verzaakte, heeft men egter gegronde redenen om te geloven, dat hy een regtschapen Krygsman zoude geweest zyn, en dat hy voor zyn Vaderland zig tegen den vyand met handen en voeten zou verweert hebben, wanneer hy van der jeugd af tot den Krygsdienst was opgeleid geworden, en zyn genie had mogen volgen, dog dit had hem niet mogen gebeuren, hy was te lieven Kind op Moeders Schoot geweest, en deze had hem voor geen ongenadigen Bom, of reukelooze Kanons Kogel opgekweekt.
Even eens was het byna geleegen met myn ouden Baas Zaliger, (daar ik al veertig Jaar geleeden, als knegt by gewerkt heb,) deze deed niet liever als over Regts- en Boedels-Zaken spreken, dikwils is het gebeurd, dat hy, als 'er iemant kwam om hem raad over het een of ander te vragen, daar hy geen duit voor trok, zyn werk, dat allen spoed vereischte liet staan, en zyn best deed om die lieden te helpen, en doordien dit nog al dikwils voorviel, en hy veel met practizyns sprak, kreeg hy ook een hebbelykheid om veel onduitsche woorden te spreken; zy die de woorden verstonden lachten 'er om, om dat ze zeer haveloos voor den dag kwamen, en dieze niet verstonden merkten ze aan, als een irreprochabel bewys, van zyn kundigheid. - als hy met de lieden eerst in gesprek trad, was zyn zeggen dikwils. Gy moet de zaak dicteeren zo als ze is, en de waarheid zodanig belyden, als ofge zo aanstonds moest hangen, anders kan ik je niet patrollieeren, als ze hem dit belooft hadden, en hy begreep datze verongelykt wierden, dan was zyn Scriberatorium (zo noemde hy zyn Comptoir) te klein, hy adviseerde dan niet onder Correctie van beter gevoelen, even
| |
| |
als of hy niet vast op zyn stuk stond, maar vry beslissender. Gy moet beste maet (zei hy) eerst in de kragtigste forme laten Insinueren en propheteeren, hoe scharper hoe beeter, als dat niet helpen wil, dan een Attestace zien te krygen van die Menschen, die gy daar hadde, daar zo aanstonts te specificeeren, en die pro forma laten bezweeren, als dit alles ordinario modo in cas subject is geinspireert dan moet de parthy 'er aan, al spande hy met al de Practezyns aan, die in 't heele Land zyn, daar sta ik pal voor, versta wat ik zeg, de Kop af zo 't anders is, en in de daat hy spaarde geen moeite om die lieden, zo veel in hem was, te helpen. Hy droeg een Hoed a la Ecclesiastique in extraordinaria forma, deze deed hy altoos af als hy aan 't adviseeren ging, uitgezondert als 't een Kerkelyk stuk was, in dat geval hield hy zyn hoofd gedekt, om alzo een uitlegger der Kerkelyke Wetten, of een Schriftgeleerde te verbeelden. Een oud Notaris, een goed Vriend van hem, heeft eens de moeite genomen, om een Balans te maaken, hoe veel Personen hy in den tyd van twee Jaren in moeite geholpen, en anderen die 'er reeds in waren, 'er uit gered, heeft, hy verzekerde my dat het malkander genoegsaam sloeg, en dat het nut niet kan opwegen tegen zyn verlet. Dikwils heb ik by my zelven gezegt: hier is de natuur gedwarsboomt, want anders had myn Meester een man van de pen moeten wezen, om dat zodanige onprofytelyke bezigheden by hem predomineerden, boven die welke hem allezints nuttig en voordeelig waren. Hy was yveriger om niet, als veel practizyns voor geld. Hy maakte 'er een naam door by gemeene lieden, dit streelde zyn hoogmoed, en was by hem zo goed als geld.
| |
| |
Polygnostes klaagt dat hy reeds 27 Jaaren den Predikstoel op een klein Dorpje heeft waargenomen, en zig met een gering Tractement heeft moeten erneeren, hy oordeelde indien zyne verdiensten vergolden wierden, dat hy ten minsten in Amsterdam of in den Haag voor lang had moeten beroepen zyn, wyl hy een geleerd, vlytig, deugtzaam en Godtvrugtig man is, zyn verstant geroemt wort, en hy by elk voor een geleerd man te Boek staat. 't Is waar Polygnostes bezit geleerdheid, onvermoeit is hy in zyne Letteroeffeningen, men vind hem altoos op zyn Studeerkamer, maar welke zyn die Studien, daar hy zo zeer aan verkleeft is? hy slooft zig af, om ons den oorsprong van eenige Hebreeuwsche woorden uit het Arabisch na te spooren; de toestand van het Roomsche Ryk te kennen, deszelfs wisselvalligheden na te gaan maakt een groot gedeelte van zyne bezigheeden, uit halve nagten zit hy op zyn Dak om Starren te schieten. Maar, myn Heer, overweeg eens met bedaardheid, wat eischt men van hem, niet dat hy zyne gemeente verkondigt, hoe de woorden welke hy hun tracht te verklaren in het Hebreeuwsch luiden, of waar van dezelve waarschynelyk afgeleid kunnen worden; men eischt van hem niet dat hy de overwinningen, door Scipio op de Carthagers behaalt, zal vertellen, of Caesars daden verheffen; men verwagt van hem niet dat hy zal optellen hoe veel heldere en hoe veel duisterschynende Starren zig in den grooten Beer opdoen. Men wil dat hy den weg der Zaligheid zal leeren, en die zyne gemeente aanwyzen, dit vordert zyne bediening, dit verwagt en eischt men van hem, maar alle zyne redeneeringen zyn opgesmukt uit andere stukken; het minste gedeelte van dezelve smaakt naar Godtgeleerdheid, had hy dien tyd, welken hy versleeten heeft met an- | |
| |
dere bezigheden, der Godtgeleerdheid toegewyd, hy zou mogelyk, ja ik durf wel zeggen, zekerlyk, veelen zyner tyd en Amptgenoten overtreffen, en anderen die hem in schranderheid niet evenaren, dog zig voornaamelyk toeleidden op het geen hunne zaak was, zouden hem reets niet over het hoofd gesprongen zyn.
Maar ik zie myn brief word reeds lang, ik zal my dus bekorten, daar zyn nog verscheiden oorzaken en omstandigheden waar uit iemants te onvredenheid over zyn lot voortspruit, de Ouders of Voogden zyn 'er vaak oorzaak van, door de kinderen tot een Studie of metier te bepalen wanneerze de wieg nog niet zyn ontwassen, en naar welke vaststelling zy dezelve optrekken, zonder hunne natuurlyke geneigtheid in acht te nemen. Zy kan ook spruiten uit onkunde: of zig over te geven aan verfoeiëlyke traagheid, dit is zo veel als zyn ongeluk te bewerken, want zy doet de Mensch ongevoelig te niet gaan, gelyk de Nyverheid hem doet toenemen, hierom ziet men dat kundige lieden zomtyts te veel op hun verstand steunende, en het gebruik van gewone middelen verzuimende anderen die minder begaaft, dog werkzamer zyn, hen in voorspoed voorby gaan. Aan anderen wederom kan men het toeschryven aan een variërend Caracter, men vind toch Menschen die zig niet gewennen kunnen aan een zelvige bezigheid, en wanneerze dit alschynen te doen is een geringe opkomende omstandigheid, die hun voordeeliger in de oogen flikkert, genoeg zig wederom tot iets anders te begeven, tot zo lang dat zy tot getuige van de waarheid der gemeene spreuk van 12 ambachten en 13 ongelukken, kunnen verstrekken - waar by men al verder nog moet aanmerken, dat men zyn eigen metier altoos ook zo beschouwt als het waarlyk is, al het onaangename dat 'er mede vergezelt gaat, ondervind men in ei- | |
| |
gen Persoon, 't welk somtyts een groot gedeelte van 't genoegen wegneemt, daar in tegendeel al 't verdrietige en 't onaangename, 't welk in dat van een ander gevonden wort, als door een Gordyn van voor ons oog wort weggeschoven, en waarvan wy dus niet anders ontwaar worden als het aangename en 't voordeelige, dit verrast en overreed ons, zonder dat wy alles wat daar toe behoort wikken en wegen, men is bevooroordeelt, en in dien staat wort men ligt bedrogen; meer zou ik hier toe betrekkelyk kunnen maken, maar de plaats die niet toelatende zal ik besluiten met deze aanmerking: dat het best is zig te vreden te houden met dien staat waarin de voorzienigheid ons geplaast heeft. Dat het al is wat een wys Man doen kan met voorzigtigheid te beginnen, met hoop te vervolgen, en tusschen komende gevallen met gedult te verdragen; dat men hier geen volmaaktheid moet zoeken, en dat hy genoeg verkregen heeft, die verkregen heeft, niets anders te begeeren.
Zie daar, Heer Denker! myne gedagten. Ik waag het om ze aan U Ed. toe te zenden, voor eerst (myn oude Baas zou primo gezegt hebben) om dat U Ed. wel Brieven van knegts en meiden in gunst hebt aangenomen, die vervolgens zo min als ik, geleerde Schryvers waren, en ten anderen, om dat het geen schelmstuk is, deze aan U Ed. te laten toekomen. Hoe gy 'er ook mede handelt, zal ik egter niet nalaten Uwen Denker te lezen, en te betuigen dat ik met achting ben.
Myn Heer!
U Ed. Onderd. Dienaar.
K.
|
|