| |
| |
| |
De Denker.
No. 422. Den 28 January 1771.
[Aanspooring tot eene heilige waarneeming van den Dank- Vast- en Bededag, met een Vertoog over deszelfs schandelyk doorbrengen.]
Crevere tanta ubique multitudine
Peccata mundi, & foeda criminum lues,
Ut ira laesi justa se prodat Dei,
Poenasque poscens impio in cumbat gregi.
Hinc pestis alto missa de coelo ruit,
Et cladibus grassatur infandis: fames
Hinc dira gentes vexat: hinc Martis furor
Cruore gaudens, anxiisque matribus
Ahominandus impetu saevit fero
Oras per omnes, & labores rusticos
Sternit, trahitque tota cum stabulis suis
Armenta, & implet cuncta questibus loca.
Nec finis ullus: pergimus culpae rei
Redinte gratae ruere per vetitum nefas,
Odisse verum improvidi, & sanctam fidem,
Fraudesque amare & perditas libidines.
Eheu quid ultra est? Tempus est retro pedem
Tulisse, & invocasse vindicem Deum,
Ut parcat irae, tamque foedis noxiis
Ignoscat. O Clementiae flons unice,
Miserere nostri; & lenibus solatiis
Nos erige, atque libera terroribus,
Qui nostra turbant corda noctes & dies:
Ut labe puri criminum, & vitae integri,
Vanis relictis rebus atque inanibus,
Desideremus te, Deus, solum & tua.
D. Hoogstratanus.
Myn Heer Denker!
Ik hoor, dat 'er al wederom een Algemeene Dank- Vast- en Bededag over ons Vaderland uitgeschreeven is door onze Overheden en wel ongemeen vroeg, waar van sommigen, de reden niet kunnende vinden, zeer veel verwondering laaten blyken. Hier zal het
| |
| |
egter, myns agtens, zo zeer niet aankoomen, of zulks zeer vroeg dan wel laat geschiede; onze Overheden zyn daar van aan ons geene verantwoording schuldig. Die 'er zyn hoofd over breeken wil, gelyk onze plaatkundigen in Koffyhuizen en kroegen alles bepeinzen, moet men zich maar laaten vermaaken met deeze en soortgelyke diepe bespiegelingen, die zy doorgaans over alle Plakaaten en Resolutien onzer Regeerders maaken. Ik kon mogelyk hun hier in veel lichts geeven met te zeggen: vroege rampen, in deezen tegenwoordigen winter over Nederland uitgestort en zwaarer onheilen, die voor onze deur schynen te staan, eischen een' vroegen Bededag. Dan deeze eenvoudige reden, die misschien de onwaarschynlykste nog onwaaragtigste is, want eenvoudigheid is niet zelden het naaste by de waarheid, wil ik niet ter baane voeren: Onze diepdenkende Staatkundigen van dat alloi zouden ligtlyk myne eenvoudige oplossing met een glimlach beantwoorden, en zich daarenboven over de armoede van myn bekrompen doorzigt niet weinig ergeren. Om my dan hunne verontwaardiging niet op den hals te haalen, wil ik liever zwygen, hen ongemoeid laaten, en hun het genoegen geeven van meer dan eenen avond, zich, met hunne eigene bespiegelingen en gewigtige debatten over deezen vroegen Bededag, te vermaaken. Eene zaak van dat gewigt vordert gewis, dat zy 'er hun verstand lang op slypen, of het hun gelukte eindelyk de waare reden te vinden: maar U, Myn Heer! wil ik thans over wat anders onderhouden.
De Algemeene Dank- Vast- en Bededag schynt my toe al een zeer extraordinairen Dag te zyn. Ik hoor nooit iets melden van deszelfs uitschryvinge, ik verneem nimmer den bepaalden dag, ik lees nooit den uitschryvings-brief zelven; of myn gemoed wordt getroffen door een zeker gevoel van genoegen, vreugde, en dankbaarheid. Genoegen ryst in myne ziel op, dat alle Inwooners onzer zeven Gewesten en geassocieerde Landtschappen, door de gebiedende stem onzer achtbaare Overheden, die nooit dan met eerbied gehoord moet worden, tot de gewigtige pligten
| |
| |
van dankbaarheid aan God voor de ruim ontvangene zegeningen, van boetvaardigheid over hunne talryke zonden, van verbetering des levens, tot hunner zielen behoudenis en 's Vaderlands heil, opgewekt en geroepen worden. - Vreugde wordt in myn hart gebooren, als ik, in den uitschryvings-brief tot het houden van zulk eenen staatelyken dag, de hooge eerbied onzer Landbestierders voor, en de erkentenis van Hem, die de waereld regeert, duidelyk bespeure; thans zeggen zy: dat onze Republiek haare opkomst en behoudenis aan de goedertierenheden des Allerhoogsten verschuldigd is. Die nederige taal ademt Godsvrugt, zy leidt my tot de herdenking der oude Geschiedenissen des Lands te rug, ik overweeg ze, zy treffen my. Myn hart gloeit dan van liefde voor zulke waardige Mannen, die door dat één woord my tot gevoelige dankbaarheid voor Gods oude weldaaden, waar van de tegenwoordigen zyn voortgevloeid, tragten te verpligten en te ontvonken. - De Dankbaarheid komt dan ook in myn hart boven, wanneer ik uit zulken brief verneem, dat, onder alle de zegeningen myns lieven Vaderlands, de Godsdienst niet blykt de minste te zyn, maar, onder zo veele ruwe aanvallen en hoogmoedige beschimpingen van snoode Vrygeesten, door der Overheden zorge en voorbeeld, het hoofd nog boven houdt. Niet min doen my de algemeene voorbereidzels tot dien plegtigen dag aan. Het opstel des Briefs door eenen of meer onzer Staatsdienaaren gemaakt, en door de Staaten Generaal goedgekeurd, wordt terstond aan de Regeerders der byzondere Provintien medegedeeld, door deezen overgenoomen, en ter drukpersse gebragt: eenige honderde afdrukzels spoedig gezonden zo wel aan alle de Leeraars, om vroegtyds hunne gedagten daar over te laaten gaan, en van den predikstoel den Volke voor te leezen, als aan de Hoofd-Officieren, ten deele om ze aan alle de Leeraars der andere Gezindheden over te geeven, ten deele in het openbaar te laaten afkondigen, op dat groot en klein in 't geheele Vaderland, by tyds, berigt worde, en zich schikke tot het vie- | |
| |
ren van dien plegtigen Verbodsdag. Deeze vroege voorbereidzels worden daarna agtervolgd van anderen. Elk bevlytigt zich, byzonder daags te vooren, dat hy de hindernissen, die anders het godsdienstig werk zouden kunnen stooren wegruimen, en dan blykt het, dat men de zulken in de daad kan wegdoen, welke men voorgeeft op de Zondagen niet te kunnen ter zyde te zetten. De Bededag moet dan in stilte gevierd worden; waarom de onkundigen meestal gelooven, dat dezelve de heiligste dag van 't geheele jaar is, en by hunnes buurmans haard 's avonds zittende, opperen zy niet zelden ten deezen tyde deeze nuttelooze vraag: welke dag is grooter, de Zondag of de Bededag? die ik, daar wel eens tegenwoordig geweest zynde, hoorde beantwoorden op deeze wyze: de Zondag is grooter, want die is van God ingesteld; waar op ik best dagt, zonder my 'er voor of tegen te verklaaren, alleen te antwoorden, om een einde te maaken van een geschil, dat ik op andere tyden lang zag duuren, in deezer voege: indien het de Zondag is, om dat God dien heeft ingesteld, waarom viert gy dan dien dag slegter dan den Bededag, van menschen bevoolen? welk antwoord meermaal den twist afbrak, begrypende zy dat het noodiger ware godsdienstiger te leeven, dan noodelooze vraagen ter oplossinge op te werpen. Dan om hier niet af te weiden en ter zaake te keeren; ik heb over het algemeen altoos opgemerkt; dat de Leeraars als dan allervlytigst zyn (deeze lof behoort hun in waarheid toe) om, op dien dag van afzonderinge, aan het godvrugtig oogmerk der Staaten, naar den eisch te voldoen. De Dorps-Predikanten draagen dan den minsten last niet op hunne schouderen; zy moeten tweemaal prediken, en zyn gehouden, om, in geene noodelooze herhaalingen te vallen, 's morgens de ontvangene zegeningen, die, schoon meest misbruikt, tot dankbaarheid verpligten, af te maalen, en 's namiddags van de reeds drukkende of nog dreigende oordeelen te spreeken, en daar uit de kragtigste beweegredenen tot verbetering des levens af te leiden. Zy
| |
| |
moeten een' grooten tekst neemen, dien breedvoerig verklaaren, en dus lang prediken, of het gemeen is niet te vreden. Dan moet men zich naar eenen wansmaak voegen? eene zeer korte verklaaring met eene uitvoerige toepassing, waar toe men dan stofs genoeg heeft, voldoet ten besten aan 't oogmerk: nu moet 'er meer naar de omstandigheden des tyds gesprooken, dan Bybelwaarheden verklaard worden. Een groot aantal van yverige en werkzaame Leeraars onder allerleie Gezindheden zal, ten bestemden dage, ons herinneren, dat de opkomst en behoudenis der Republik met de levendigste en ootmoedigste dankbaarheid aan den Allerhoogsten moet toegekend worden: zy zullen de onbetaalbaare zegeningen der Vrede, der Burgerlyke en Godsdienstige Vryheden, de dierbaare voorwerpen, die wy by aanhoudenheid genieten, naauwkeurig afmaalen, en van de hoope spreeken, die wy onlangs verkreegen hebben door de geboorte van eene jonge Princes, van een Huis, dat zo lief en zo nodig is voor den Staat en de Kerk, te zien bloeien en vermeerderen: Zy zullen onzen tegenwoordigen toestand vergelyken met dien van zo veele andere Volken, die onder de verderflyke plaagen van Pest, Oorlog en Hongersnood moeten zugten, en alle deeze dingen aanmerken, als zo veele stemmen, die ons toeroepen, dat, zelfs in eenen tyd, dat Gods oordeelen op aarde zyn, Hy aan ons des ontfermings nog gedagtig is.
Zodanig is het naauwkeurig Plan, door de pen onzer Land-Bestierders zelve geschetst, dat alle onze Leeraars zich thans voor zullen leggen, om het uitvoeriger voor hunne Gemeenten te tekenen. Onze Redenaars zullen thans toonen meer dan hunne Godgeleerdheid te verstaan: ik bemin in hen, dat ze den toestand der waereld en hunnes Vaderlands grondig kennen, en beiden met elkanderen wél weeten te vergelyken, om onzen Landgenooten hunne grootere Voorregten regt onder het oog te brengen
Na dit eerste werk zullen zy ons een treuriger toneel vertoonen, en niet min naauwkeurig ontvou- | |
| |
wen, dat wy reeds in verscheiden opzigten Gods slaande hand hebben gevoeld, en nog gevoelen; dat de Wateren thans onze kostbaare Dyken, op veele plaatzen, gelyk in het voorig jaar, en dus zo kort agter een, doorbroken hebben, een groot gedeelte van ons Land, van het elendig en jammerlyk verarmd Gelderland, hebben bedekt, eene menigte van deszelfs ongelukkige Ingezetenen in den uittersten nood en elende gestort, en zulks in een saisoen, welk, wegens de aanhoudende zwaare stormen, reden geeft van te vreezen, dat deszelfs verwoestingen zich verder zullen uitbreiden. Zy moeten ook melding maaken, en onze zielen op 't gevoeligste tragten te treffen door de droevige bedenking, dat de besmettelyke ziekte onder het Rundvee, die by aanhoudenheid onze Velden ontleedigt, zonder dat eenige hulpmiddelen, hoe ook genaamd, of door de schranderste Geneesheeren uitgedagt, tot hier toe in staat zyn geweest om dezelve te stuiten: dat dus een aanzienlyke tak van ons bestaan, onze Koophandel, en zo wel 's Lands gemeene als byzondere inkomsten verminderen: dat de ongemeene duurte van de meest noodige Levensmiddelen, daar uit voortspruitende, vermeerderd door de rampen van meer afgelegen Volken, welker elende onze elende voortbrengt, en de middelen, die de meest Nabuurige in het werk moeten stellen om zich daar tegen te voorzien, zelfs de gegoedste Ingezetenen in 't naauw brengen.
Al zyn onze Herders geen Staatsdienaars, zo min als de onderdaanen geroepen om de geheimen der Vorsten na te spooren, zy zullen egter, op 't geleide en last onzer doorzigtige Vaderen des Vaderlands mogen en moeten spreeken zo van veele duistere Wolken, die zich van buiten vertoonen, als van de groote toebereidzelen en Wapenen ten Oorlog van de voornaamste Mogendheden, die met grond doen vreezen voor eene vredebreuk, die gansch Europa in een' elendigen Oorlog zou kunnen inwikkelen; en dus moeten voorstellen, wat wy reeds geleden hebben, hoe veel wy verminderd zyn, en nog verminderen; alzo de sterfte onder het vee met eene nieuwe woede is uitgeborsten op plaatzen, daar ze nog niet geweest was,
| |
| |
en ingebrooken, waar ze reeds tweemaal heeft gewoed; dat de duurte in byna alle dingen eer toe dan afneemt, en de zwaare oorlogstoebereidzelen, niet tegenstaande alle vredelievende maatregelen ter stuitinge, nog voortgezet worden; dat schoon die ons niet treffen mogten, het algemeen 'er egter door lyden zal, meer dan men kan denken.
By een levendig vertoog van alle deeze onze droevige omstandigheden, zullen onze Predikanten moeten voegen een niet min droevig, voorzeker veel droeviger, overweeging van de vermeerderende zonden en ongeregtigheden van de Inwooners des Lands, die ons de gunst en bescherming van eenen God, die goedertieren maar ook regtvaardig is, zo onwaardig maaken. Hoor, hoogmoedige, ongezeggelyke, dartele en brooddronke Natie! zullen zy uitroepen, hoor de billyke taal uwer Staaten, het regtvaerdig verwyt, dat u met schaamte en smerte vervullen, dat uw hart grieven moet: de weelde en overdaad, die dagelyks onder allerleie soorten van Menschen meer en meer toeneemt, en die nog door vermindering van inkomsten, nog door vrees van 't gevaar, dat wy loopen, nog zelfs door het gevoel van de treffendste ongelukken in toom kan gebouden worden; de algemeene geest van ydelheid en ligtvaardigheid; de schadelyke voortgang van ongodsdienstigheid, en de ondermyning van alle grondbeginzelen van Geloof en Zeden, geeven ons eene regtmaatige bekommering, en meer dan te veel redenen om alle de Inwooners des Lands wederom by een te roepen, om zich op eene plegtige wyze voor den hoogen God te vernederen en te verootmoedigen.
Wy wagten dan, dat deeze drie hoofddeelen van den Bededags-brief, zegeningen, oordeelen en zonden, met eene mannelyke welsprekendheid, heilig yvervuur, en nadrukkelyken ernst den volke zullen voorgedragen worden, en dat voor al het schandelyke en nadeelige der weelde en pragt, der ydelheid en ligtvaerdigheid, der ongodsdienstigheid en ondermyning der grondbeginzels van geloof en zeden, waar over onze Wetgeevers hoe langer hoe meer nadrukkelyk klaagen, uitvoerig zal aangetoond worden, voor al in die plaatzen, waar dit laat- | |
| |
ste kwaad of het meeste schuilt. of op de onbeschaamdste wyze openbaar is geworden: waar op zulke treffende vermaningen tot boetvaardigheid en verbetering des levens zullen volgen, als de stem der gebiedende Magt met zo veel ernst thans van hun vordert.
Dus zie ik alle onze Boetgezanten zich plegtig toebereiden tot het houden van deezen grooten Verbodsdag, om Gode, hunner Overheden, en der zielen, hunner zorge aanbevoolen, getrouw te zyn. De Dag is buitengemeen, ze eischt van hun, en ons buitengemeene pligten. Ik zie ook denzelven daar voor aan, en wil dien als zodanig vieren; maar alle myne Landgenooten beschouwen den zelven of in dat licht niet, of bereiden zich ten minsten niet om daar aan regt te voldoen, gelyk het behoort, enz.
Het Vervolg hier na.
Deeze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra. en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|