| |
| |
| |
De Denker.
No. 402. Den 10 September 1770.
[Wat daar van de oorzaak zy.]
Praeter virtutem nihil immortale tenemus;
Mens manet & Virtus: Coetera mortis erunt.
Owenus.
De Heer Wm. Negotiant Senior, op dat ik heden, volgens myne belofte, eenige aanmerkingen, op zynen Brief, mededeel, is een mensch, zo als 'er duizenden zyn, die zyn zwak kent, en zich, bykans, in de onmogelykheid heeft gebragt, om 'er van geneezen te worden. Hy is niet in staat, volgens zyne bekentenis, behoorlyk op God en zynen pligt, en, daar door, op zyne weezenlyke belangen, zynen aandagt te vestigen. Hy kan, veeltyds, in de Kerk, niet aandagtig zyn. Het gaat nog onder het gehoor van zynen geliefden Leeraars; doch uit de Kerk zynde, zweeven zyne gedagten op andere zaaken; hy denkt niet meer op het geene hy hoorde. Hy begrypt, dat
| |
| |
hy van een hooger Weezen afhangt, ten opzigte van zyn tegen woordig en toekomend geluk; dat hy oorsprongelyk aan het zelve alles is verschuldigd, 't geene hy geniet; dat daar uit sommige pligten voortspruiten, die hy te betragten heeft; dat, overzulks, onder anderen, van hem wordt gevorderd, zyne afhangelykheid van hetzelve, door aandagtige overdenkingen, in zyne eenzaamheid, en door gebeden en smeekingen, in 't openbaar, te belyden; en zyne erkentenis voor genootene weldaaden in zyn gemoed te verlevendigen; zich dezelve geregeld voor den Geest te brengen, en by bekwaame gelegenheden openlyk, met den ingespannensten aandagt, voor heel de waereld te betuigen; doch, hoe wel van deeze zyne verpligtingen overtuigd, is hy echter onbekwaam, daar aan behoorlyk te denken; hy kan niet bidden; hy kan niet danken; kortom, hy is buiten staat, om eenige daaden van Godsdienstigheid, dus eigenlyk genoemd, om eenige verrigtingen, welke onmiddelyk opzigt op God hebben, in onderscheiding van die pligten, die wy onszelven, en den naasten zyn verschuldigd, naar eisch te verrigten.
Wat 's de reden? Waarom volgt deeze Heer de overtuiging zyns verstands niet? Hy kent in deezen zynen pligt; hy doet dien niet; hy leeft hier door in een openbaare verwaarloozing van een aanmerkelyk gedeelte van dat geene, waar toe hy zichzelven verpligt rekent. Wat 's de reden van dit ongelukkig verschynzel? De Heer Wm. Negotiant Senior heeft de goede beginsels, die hem van zyne braave Ouders waaren ingedrukt, uit zyn gemoed verbannen. Door zich dezelve niet steeds te verlevendigen; door zynen aandagt niet by aanhoudenheid, in zyne ledige uuren, op God en zynen pligt te vestigen; door de gelegenheden, welke door de goede Voorzienigheid, hem, daar toe aangeboden worden, te verwaarloozen: hier door zyn de indruksels van Godsdienstigheid, die hy in zyne jeugd verkreegen heeft, verflaauwd, gaande weg verminderd, en, eindelyk, byna geheel, in hem, uitgedoofd. Hy vindt nu geenen lust, in 't geene voor heenen zyn
| |
| |
vermaak was; hem walgt dat geene, waar in hy voor deezen grooten smaak vondt; hy heeft nu eenen anderen smaak, een' smaak, die hem belet, om op andere zaaken, dan die zyne dierlyke aandoeningen streelen, zynen aandagt te vestigen. Rykdom, eer en wellust zyn zyne hoofdbedoelingen. Om deeze genietingen te verkrygen, te behouden, en steeds te vermeerderen, is hy onophoudelyk bezig. Zy gunnen hem geenen tyd, om, ter regeling en bestuuring van zynen zedelyken wandel, zynen redelyken geest met gewigtiger, redelyker, en onze redelyke natuuren, eigenlyk gesprooken, alleen waardige denkbeelden, en beschouwingen, te vervullen en werkzaam te doen zyn Zyn verstand heeft eene plooi gekreegen, om nergens anders zyne gedagten op te vestigen, dan op lighaamelyke en tydelyke genietingen. Het is hem een last, zich met andere zaaken bezig te houden. Hy vindt 'er geen' smaak in. Hy heeft eene Hebbelykheid gekreegen, die niet dan ten uitersten bezwaarlyk, en met zeer groote moeite, kan nagelaaten worden. Dit 's de reden, dat Wm. Negotiant Senior zonder aandagt hoort prediken; uit de Kerk zynde, naauwelyks, en nooit met eenigen smaak, aan 't gehoorde, aan God en zynen pligt, denkt; dit 's de reden, dat hy, zich willende verledigen, om te bidden, en te danken, het zy in zyne binnenkamer, het zy in 't openbaar, in de Godsdienstige byeenkomsten, in weerwil van de overtuiginge zyns verstands, daar in geen smaak kan vinden, noch zulks met eenen ingespannen aandagt verrigten. Dit laat zich ligt betoogen.
De Gewoonte wordt onze tweede natuur. Door dezelfde dingen dikwyls te herhaalen, en geduurig voor den geest te brengen, worden die dingen ons zo eigen, dat het ons ten uitersten bezwaarlyk valt, onzen aandagt, op andere dingen, dan waarmede wy ons, eenen geruimen tyd, bezig hielden, te vestigen - Zo zyn wy gesteld. De Gewoonte veroorzaakt, dat wy de dingen, die wy dikwyls doen, zeer gaarne en greetig verrigten, en hoe langer hoe sterker, naar dezelve haaken, zelfs om geene andere redenen, dan uit
| |
| |
hoofde, dat wy aan dezelve gewend zyn, en ze dagelyks bedryven. Wel is waar, eene langduurige Gewoonte doet ons wel geen grooter genoegen gevoelen, zo wy ons met gewoone dingen bezig houden; integendeel, de geneuchelyke aandoeningen, die ons daar door veroorzaakt worden, neemen zelfs, door den tyd af, en worden, hoe langer, hoe flaauwer; doch zy weet onze lighaamen en geesten, eene gesteldheid by te zetten, die ons verdrietig, droefgeestig en gemelyk doet worden, zo wy ons van de dingen, waaraan wy gewend zyn, eenen geruimen tyd, of, somtyds, maar weinige oogenblikken, onthouden; en deeze lastige en verveelende gesteldheid, die hoe, langer, hoe erger wordt, doet ons op het ontbeeren der dingen, aan welke wy gewend zyn, hoe langer, hoe sterker begeerte tot dezelve krygen, en maakt het, by gevolg, ook zeer bezwaarlyk en moeielyk, ons daar van gelukkiglyk te speenen - Dit byzonder uitwerksel der Gewoonte vertoont zich zo klaar als de dag, in ontelbaare gevallen deezes levens. Het moet nergens anders, dan hier aan worden toegeschreven, dat men zo zeer aan zekeren levenstrein kan gewennen, dat men dien niet kan laaten vaaren, zonder gepynigd en ontrus te worden, door de begeerte, om hem weder aantevangen. By voorbeeld. De Heer Metaphysicus, aan de stilte en eenzaamheid gewend, is het lastig en verveelende groote gezelschappen by te woonen; hy schuwt het gewoel van groote byéénkomsten; terwyl de Broeders Loquaces, gewoon, in gewoel en vermaakelyke gezelschappen, hunnen tyd te verslyten, eene gelyke afkeerigheid, voor eenzaamheid en stilte, hebben; zy kunnen Onmogelyk met vermaak en genoegen eenige uuren in stille eenzaamheid verslyten; zy worden, als van zelve, weder naar hunne geliefkoosde byéénkomsten gedreeven. - Mevrouw Spadille is zo verslingerd op de Kaart, dat zy zich, zonder een geweldig hartzeer, van 't spel, eenen halven dag, naauwlyks kan onthouden; zy zou liever een' geheelen dag vasten, dan zulks te ondergaan; zy is verdrietig en droefgeestig, wanneer zy, op de gewoone uuren, zich daar van onthouden moet. – De Heer Captator is bekend.
| |
| |
Die anderzins braave man, heeft zich aan kyven, knorren en bedillen, zo zeer is gewend, dat hy niet in eenen regt vermaakelyken luim is, of hy moet zich, tot verdriet van zyne huisgenooten, daar mede bezighouden. – Monsieur Bibax is in zyne nugtere buien ten uitersten onvergenoegd, en gevoelt eene allerlastigste aandoening, die hem wederom naar den drank doet haaken. – Op dezelfde wyze is 't gelegen in duizend andere gevallen. Indien wy aan eenige, het zy goede, het zy kwaade, dingen zyn gewend, zy worden ons zo eigen, dat zo ons, ingevalle wy 'er ons van zoeken te ontdoen, eene lastige en verveelende gesteltenis berokkenen; die dan, vervolgens, veroorzaakt, dat wy ze niet, dan met zeer veel moeite, en grooten tegenzin, kunnen vermyden; en zulks, om geene andere redenen, dan om dat het Gewoonten zyn.
Hier komt nog by, dat wy allen zodanig zyn gesteld, dat onze aandoeningen en gevoel, door den tyd, verminderen en al langzaamerhand flaauwer worden, naar mate wy de aandoeningen meerder gevoelen. Zaaken, by voorbeeld, door wier bespiegeling wy eerst, in verwondering, werden opgetoogen, kunnen wy, indien ons dezelve dikwyls voorkomen, eindelyk zonder eene byzondere aandoening beschouwen. De pragtigste gebouwen, en vermaakelykste lusthoven, zullen op verre na zo vermaakelyk niet toeschynen, aan derzelver bezitters, die zich dagelyks in derzelver genot en beschouwing verlustigen, dan aan hen, die dezelve, by geval, beschouwen. Het zelfde heeft plaats in 't pleegen van eenige onbetaamelykheden. Die zich nog niet in dezelve verliepen, komen de zaaken nog in haare natuurlyke en waare gedaante voor. Zy bemerken, in 't eerst, de laagheid en dwaasheid van dezelve. Zy gewennen 'er aan. Zy gevoelen niet meer derzelver steeken. Zy letten niet op de gevolgen hunner dwaasheid. Zy worden daar door beroofd van een der sterkste spooren, om hunne gewoone levenswyze te veranderen. Zy gaan ongevoelig voort. Waar door het des te moeielyker wordt, eene langduurige Gewoonte natelaaten. Immers indien onze aandoeningen levendiger en sterker worden, door dezelve zelden te gevoelen, zo volgt ook onwederspreekelyk, dat het verdriet en
| |
| |
hartzeer, het welk de menschen gewaar worden, om hunne neigingen te bedwingen, allengskens sterker moet worden, naarmate zy hetzelve, door die beteugeling, zelden gevoelen. Wanneer de menschen zich, maar nu en dan eens door hunne driften laaten verleiden, en voor het overige dikwys hunne lusten bestryden, dan is het hartzeer, dat zy daar door gewaar worden, nog niet fel, of treffend; doch hoe meer zy hunne hartstogten den teugel vieren, en hoe minder zy hunne begeerlykheden bedwingen, hoe de tegenstand, die zy daar in ontmoe en, ook sterker zal worden, en hen gevoeliger treffen. Hoe moeielyk en verdrietig moet hun het bestryden van hunne lusten dan niet vallen, wanneer zy zich eens eene langduurige Gewoonte, van hunnen pligt te verzuimen, eigen gemaakt, en geduurende eenen langen tyd, met aandagtig op hunne waare belangen te letten, en dezelve te bevorderen, niet bekommerd hebben.
Daarenboven leert de ondervinding, dat 's menschen vermogens en bekwaamheden, door derzelver gebruik, hoe langer, hoe vlugger, vaerdiger, en kragtiger, worden; doch integendeel ruwer, onbeschaafder, traager en zwakker, naarmate wy dezelve weinig gebruiken. Indien wy ons dagelyks op deeze of geene zaaken uitleggen, on daar van eene gewoonte maaken, zo groeit onze bekwaamheid, om ze op de beste wyze te verrigten, en tot de grootste volmaaktheid te brengen, van dag tot dag aan; terwyl wy, daar toe hoe langer, hoe ongeschikter en onbekwaamer worden, indien wy ons zelden, of nooit daarmede bezig houden. Dus gaat het met alle onze kragten en bekwaamheden, in 't algemeen: dus gaat het met de edele vermogens van onzen redelyken geest in 't byzonder. Indien de menschen eene gewoonte hebben om hunnen aandagt op enkele lighaamelyke genietingen steeds te vestigen, en zich schier nergens anders mede, dan met zinnelyke vermaaken, bezig houden, zo worden zy door het verwaarloozen van hunne redelyke vermogens hoe langer, hoe onbekwaamer, en ongeschikter, om dezelve wel te gebruiken. Niet
| |
| |
gewoon zynde, om over de waare natuur der zaaken, en derzelver wezenlyke en eigenaartige gevolgen, te redekavelen, zo stellen zy zich ook, hoe langer, hoe meerder, buiten het bereik tot zodanige overdenkingen; en geene gewoonte hebbende, om de bekwaamheden van hunnen geest aan te wenden, tot eene verstandige bestuuring van hun gedrag, en eene ernstige overdenking hunner waare en weezenlyke belangen, worden zy daar toe ook hoe langer, hoe ongeschikter, en eindelyk, bykans, tot die allergewigtigste verrigten, ten eenemaal, onbekwaam.
De langduurige Gewoonte derhalven, die de Heer Wm. Negotiant Senior hadde, van zynen aandagt op zinnelyke vermaaken, by aanhoudenheid, te vestigen, en zich niet te verledigen, om steeds eenigen tyd te besteden, in het overdenken, en bevorderen, van zyne eeuwige belangen, heeft veroorzaakt, dat hy buiten staat is, zich in deezen zodanig te gedraagen als het gezond verstand van hem vordert. Hadt hy zich by aanhoudenheid gewend, om God en zynen pligt steeds voor oogen te houden; hadt hy zich verledigd, om dagelyks zich in den Gebede tot God te vervoegen, en derzelver weldaaden en gunst-bewyzen zich voorden Geest te brengen; hadt hy geene geschikte gelegenheid laaten voorbygaan, om de Openbaare Godsdienstige byéénkomsten, tot eer en verheerlyking des Allerhoogsten, by te woonen, en, door dit alles, behoorlyk zorg gedraagen, om op zyne waare belangen, bestendig, te letten, en zynen schuldigen pligt, zo veel in zyn vermogen was, getrouwelyk, natekomen; hadt deeze Heer zulks bestendig in agt genomen, hy zou thans, des ben ik verzekerd, met lust en vermaak God in 't Openbaar, met de saamengevloeide meenigte, door Lofzangen, Aanbiddingen, Smeekingen, en Dankbetuigingen, kunnen verheerlyken hy zou, ten allen tyde, met aandagt kunnen bidden; en met aandoeningen, eener waare dankbaare erkentenis, den goeddoenden Vader des Heelals, looven en danken, voor zyn onophoudelyk weldoen. En deeze verrigtingen zouden
| |
| |
voor hem de aangenaamste en zielverrukkenste zyn, waar mede een redelyk Schepsel, aan deeze zyde der Eeuwigheid, zich kan bezig houden.
De Raad dien ik den Heer Wm. Negotiant Senior, in zyne tegenwoordige omstandigheid, kan geeven, begrypen, vertrouw ik, nu reeds, myne verstandige Leezers. Hy verledige zich dikwyls, zyne voorige dwaasheid te overdenken; hy overweege, by aanhoudenheid, het belang van den Godsdienst, en de noodzaakelykheid om dien, in opregtheid des harten, te beleeven; hy brenge zich, menigmaal, zyne afhangelykheid van God, voor den geest; en erinnere zich, hoe zeer hy het altoos goeddoend Opperweezen, voor deszelfs menigvuldige Gunsten en Zegeninge, verpligt is; hy verledige zich, om alle daagden van Godsdienstigheid, zo goed als hy kan, te betragten; en alle gelegenheden getrouwelyk waarteneemen, die hem tot Deugd en Godsvrugt kunnen wekken. Langs deeze weg, zo ooit, zal hy eerlang kunnen worden, dien hy wenscht te zyn. Niemand is noodzaakelyk Ongodsdienstig; en niemand kan verwagten, Godsdienstig te zullen worden, zonder dat hy, van zynen kant, zyne vermogens, die hy, van God, ontvangen heeft, getrouwelyk, ten goede, zoekt aanteleggen Godsdienstig te leeven is eene kunst, die men door dagelyksche oeffening leert; gelyk men gaande weg ondeugender wordt, door steeds de Ondeugd, greetig, te bedryven.
Deeze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfjen, Arnhem W. Troost, Dordrect A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|