| |
| |
| |
De Denker.
No. 394. Den 16 July 1770.
[Hoe veel winst een Koopman voor zyne Waaren mag neemen, enz.]
Cetera sine insidiis agere, & quoniam vendat, velle quam optime vendere.
Cicero.
Voor eenigen tyd zyn ons twee Vraagen ter beantwoordinge voorgesteld, welken den Koophandel betreffen. Voor eerst, hoe veel winst een Koopman, die eerlyk te werk gaat, voor zyne Waaren neemen mag; en, ten anderen, of een Koopman, indien hy schade lydt aan eenige Waaren, met een goed geweeten die schade herstellen mag door den prys van andere Waaren te verhoogen? Wy moeten bekennen, dat wy ons over deze voorstelling ongemeen verheugd hebben, dewyl wy het voor geen gering teken van een eerlyk gemoed in eenen Handelaar houden, wanneer hy zich over de oplossing van zulke en diergelyke
| |
| |
Vraagen bekommert. Wy zullen derhalve, schoon wy ons, als niet volkomen kundig in 't stuk van den Handel, niet vermeeten, de voorgestelde Vraagen volledig te beantwoorden, eenige bedenkingen in 't midden brengen, welken een' gemoedlyken Koopman behulpzaam kunnen zyn, om zelf de zaak in een helder daglicht te stellen. En, indien dit blad eenige verstandige Handelaaren in handen mogte komen, zullen zy ons verpligten, indien zy onze gedachten willen verbeteren. Het is onloochenbaar, dat deze zaak van een zeer groot gewigt is, aangezien een oneindig getal van menschen 'er by lydt, wanneer de Kooplieden te veel winst neemen. In eenen welgeregelden staat, moet de eene leevensstand zo wel bestaan, als de andere, en men mag hep voor een zeer schadelyk gebrek in een Gemeenebest achten, wanneer de eene stand zich ten koste van den anderen verrykt.
Wy onderstellen, dat een Koopman, voor 't overige, een ordenlyk en goed huishouder zy; want, indien hy een slegt leeven leidt, een Zuiper, Speeler of een Kroeglooper is, en zyne klanten te veel afneemt, om de kosten zyner schandelyke leevenswyze goed te maaken, zo mag hy met regt voor eene dubbele pest in de menschelyke Maatschappye gehouden worden. Hy is, vooreerst, een ellendige slaaf der ondeugd; hy is het, ten anderen, op kosten van andere lieden, zo dat het eene wezenlyke zegen voor 't algemeen is, wanneer zulk een bedrieger en booswigt ten gronde gaat, of, met den tyd, door zyne buitenspoorigheden, tot den bedelstaf gebragt wordt. Een Koopman, daarentegen, die een eerlyk en ordenlyk leeven leidt, is een hoognoodig en nuttig lid der Maatschappye; en 't algemeen heeft zomwylen eene oneindig grootere verpligting aan denzelven, als aan duizend andere lieden, die, naar hunne gedachten, de Handelaaren oneindig verre in rang en aanzien overtreffen. Wy zyn niet voorneemens, den lof des Koophandels op te haalen; doch een ieder redelyk mensch moet met ons bekennen, dat de Handel eenen staat magtig en gelukkig maakt; dat dezelve alle Volken des aardbodems
| |
| |
met elkanderen verbindt en vereenigt; dat de schatten der natuure, die de groote Schepper aller dingen aan dit of dat land in 't byzonder geschonken heeft, daar door algemeen gemaakt, en 't welzyn van het geheele Menschdom daar door bevorderd wordt. Hierom hebben reeds de oudste Volken, ter bevorderinge van eene onderlinge Commercie, allen vlyt aangewend, zo om hun eigen gemak te bevorderen, als om de genegenheid en vriendschap van andere Volken naar zich te trekken, op dat zy daar door het geene, waar aan zy gebrek hadden, uit vreemde landen zouden kunnen bekomen, en daartegen derzelver inwooners de Waaren, van welken zy overvloedig voorzien waren, mededeelen. Ten dien einde werden 'er Schepen gebouwd, waar mede men eerst langs de stranden zeilde, en naderhand den grooten Oceaan overstak. Zo dat thans de geheele waereld een groot Gastmaal schynt geworden te zyn, waarop iedereen aan de verder afzittende gasten de dingen, die voor hem staa, overreikt, en de van hem afstaande, welken hy ontbeert, met uitgestrekte handen ontvangt. Het behoeft ons nu maar eenige schreeden te kosten, om uit Oosten West-Indië, uit Astrakan en Peru, en uit alle de Gewesten des aardbodems, in een uur tyds, alles te bekomen, wat wy tot ons onderhoud, verkwikking, kleeding en wooning van nooden hebben.
Vraagt men nu, hoe veel winst een Koopman, die een goed geweeten wil behouden, neemen moge, zo is het klaar en duidelyk, dat hy zondigt, wanneer hy te veel of te weinig neemt. Neemt hy te veel, dan is hy een bedrieger, die zyne klanten schandelyk opligt; en geen openbaare Dief doet, in een zeker opzicht, zo veel kwaad, als een Koopman, die zich van de onkunde of van den nood der kooperen bedient, om 'er een onmaatig voordeel van te haalen. In tegendeel zondigt een Koopman tegen zich zelven, wanneer hy of in 't geheel geene of te weinig winst neemt. Want hy is, om zynent wille, verpligt, zyn leeven zo gelukkig te maaken als mogelyk is; hy moet voor zyn huisgezin zorgen, ten einde hetzelve van het
| |
| |
noodige en verkwiklyke voorzien worde; indien hy nu in 't geheel niet, of te wemig wint, zo is hy niet in staat, aan deze verpligungen te voldoen, en hy zou eerlang buiten slaat raaken, om zynen handel langer voort te zetten Een kooper moet ook een zeer onbeschaamd mensch weezen, indien hy begeert, dat de Koopman hem de Waaren zonder winst geeve, het geene niet dan in eenen allerverachtelyksten Vrek vallen kan. Leef en laat leeven, is een Zetregel, waardoor de handel en wandel in de menschelyken Maatschappye alleenlyk bestaat, en bestaan kan.
Doch de zwaarigheid is eigenlyk hier in gelegen, hoe groot de Winst weezen moet, die een Koopman mag en kan neemen, zonder zyn gewisse te krenken. 't Is ontwyfelbaar, dat een zekere Winst op den eenen tyd zeer geoorloofd, en, op den anderen tyd, onmaatig en ongeoorloofd zyn kan; voor twee, of drie honderd jaaren, by voorbeeld, zou een Koopman met eenige procenten minder te vrede hebben kunnen zyn, dan nu; maar, na dat 'er meer geld onder de menschen gekomen, de waarde van alle dingen ontzaglyk gereezen, en de hedendaagsche leevenswyze in alle opzichten kostbaarer geworden is, als in voorige tyden, zo kan een gemoedelyk Koopman zich in onze dagen onmogelyk vergenoegen met dien winst, waarmede een Koopman, ten tyde van zynen Overgrootvader, te vrede zyn moest, indien hy op eene eerlyke en geoorloofde wyze handelen wilde.
Maar, ten anderen, houden wy het voor eene ongeoorloofde zaake, indien een Koopman voor alle Waaren evenveel winst vordert. Daar zyn Koopmanschappen, die tot de nooddruft des leevens behooren, en, uit dien hoofde, onontbeerlyk zyn zo voor de ryken, als voor de armen; die, daarenboven, altoos getrokken zyn, en waar van geen voorraad in de winkelen leggen blyst. Daar zyn andere Waaren, welken de behoeftigen kunnen missen; de zodaanigen, die alleenlyk tot vermaak, tot çieraad, tot opschik, enz. dienen; die ook zo sterk niet afgaan, en waar van een Koopman een goed gedeelte kan overhouden. 't Is ze- | |
| |
ker, dat hy van de laatstgemelden grooter winst moge neemen, dan van de eersten, dewyl, anderzins het grootste gedeelte van het menschelyk geslachte gebrek lyden zou, daar iemand, die de Waaren van de laatste soorte niet betaalen kan, echter gelukkig en vergenoegd kan leeven.
Indien derhalve een Koopman zyne negotie, behoudens eene goede conscientie, dryven wil, zo moet hy, vooreerst, het geld, dat hem alle de Koopmanschappen, die hy in zyn winkel of pakhuis heest, by den inkoop kosten, ten anderen de vragt en andere uitgaven. ten derde het geene aan de Waaren buiten zyne schuld verderft, of onverkogt blyft leggen, en ten vierden de renten, die hy van 't geld, dat hem de Waaren gekost hebben, naar de omstandigheden des tyds, als een verstandig rentenier zou hebben kunnen trekken; in eene somme te zamen brengen; deze somme moet hy als een capitaal aanmerken, waar van de geoorloofde interessen, naar de bovengemelde regelen, en evenredig met de verscheidene soorten zyner Waaren, gesteld, de winst zyn, die hy met een gerust geweeten neemen kan. Men kan onmogelyk bepaalen hoe veel ten honderd; maar wy gelooven, dat een Koopman eerlyk handelt, indien hy den gewoonlyken prys, waar voor de Waaren in zyn land verkogt worden, vordert. Want, dewyl de bepaaling van de waarde der dingen, met betrekkinge tot het geld, willekeurig is, zo is 'er, in de menschelyke Maatschappye, onder de Kooplieden, eene zekere dwang ingevoerd, die den Kooperen te stade komt. Wil de eene Koopman te veel winst neemen, zo zyn 'er anderen, welken, om hunne Waaren te beter aan den Man te brengen, en te meer te slyten, zich met een geringer voordeel te vrede houden. Daaren boven kan een Koopman alleenlyk eene onmaatige winst neemen, wanneer hy een' Kooper krygt, die een zot of een kind is, of die onkundig en te goed van vertrouwen is, of die een Vreemdeling is, of die iets hebben moet, het geene hy zo gemakkelyk by een' ander' niet bekomen kan, waar door hy als dan gedwongen wordt, den onredelyken eisch van den Koopman in te willigen. Indien,
| |
| |
derhalve, een Koopman zich niet bedient van de dwaasheid, onkunde, het goede vertrouwen of den nood eens Koopers, maar hem, om dien zelfden prys, even goede Waaren verkoopt als aan andere lieden, behoeft hy zich niet bezwaard te houden, met den gewoonen landsprys te neemen. En daarmede zullen ook alle regtschaapene Verkoopers te vrede zyn, zo wel als de Koopers; zo dat men zeggen kan, dat het Algemeen, by een stilzwygend Verdrag, deze winst den Kooplieden toegestaan hebbe. De ondervinding, derhalve, de handel en wandel zelven bepaalen de winst, naar maate de Waaren of duur, of goedkoop zyn. En om deze reden is 't, dat de Overheid nooit, dan by de uitterste noodzaaklykheid, de waarde van deze of geene Waaren bepaalt, dewyl het onmogelyk is, den Kooplieden in dezen algemeene Wetten voor te schryven, welken zy niet te buiten mogen gaan.
Wy moeten nog aanmerken, dat het ten hoogsten ongeoorloofd is, dat alle Kooplieden, in eene plaatse, welke in dezelfde Waaren handelden, eene afspraak met elkanderen maaken, om dezelven niet minder dan tot zekeren prys te verkoopen. Want, in dat geval, zal zich niemand iets laaten afdingen, en overzulks de bovengemelde heilzaame dwang ophouden, waar door zy, die zich ten koste van hunne Naasten, door onmaatige winsten zoeken te verryken, in toom gehouden worden. Diergelyke Kooplieden zouden hunne medemenschen, om zo te spreeken, onder contributiën stellen en eene zaak verrichten, die men niet anders aanmerken kan dan het bedryf van eene bende dieven, welken met elkander afspreken, hoe zy een eerlyk man besteelen zullen.
Wat de tweede Vraage betreft, wy houden het in alle opzichten geoorloofd, dat een Koopman, die, buiten zyn toedoen, aan zekere Waaren nadeel geleeden heeft, zyne schade weder inhaale, door de verhooginge van den prys van andere Koopmanschappen. 't Is even eens, als wanneer de Landslieden de waarde van het Koorn, in 't voorige jaar ingeoogst, verhoogen, zo dra het gezaaide op de landen, door onweder, of
| |
| |
mis gewas, nadeel lydt, en de hoope van een' aanstaanden goeden Oogst vermindert. En wie zou dit voor onrecht durven houden? Is het zonde, dat, geduurende de sterfte onder de Runderen, het Vee op een hooger prys gesteld worde? De Koopman kan onmogelyk bestaan, indien hy dusdanig nadeel alleen dragen moet. Hy is een Persoon, die oneindig veel moeite en arbeid aanwendt, om het algemeen met Waaren en Noodwendigheden te voorzien. Nu, ieder mensch is, uit hoofde van zyne eigene welvaart, verpligt, het zyne tot den bloei des Koophandels toe te brengen. By gevolg moet het Algemeen zulk eene schade van den Koopman helpen draagen. Als nu de Koopman de schade, op eenig goed geleden, behoorlyk over de waarde van andere dingen slaat, zo wordt dezelve onder zo veele persoonen verdeeld, dat ieder Kooper daar in zeer weinig komt te draagen; en hier door kan de Koopman blyven bestaan.
't Is met dit stuk eveneens gelegen als met de Assurantiën. Wanneer een Koopman, by voorbeeld, zyn Schip verzekeren laat, zo wordt de schade, ingevalle het Schip verongelukt, onder zo veelen verdeeld, dat niemand, die gewoon is voorzichtig te tekenen, daar door ten gronde gaat. Maar als een eenige die schade zou moeten draagen, zou hy gewisselyk ongelukkig worden. Men kan, derhalve, zeggen, dat alle ingezetenen van eenen staat, de winkels, of pakbuizen der Kooplieden, op eene zekere wyze, assureren; waar uit volgt, dat het hun volkomen vry en geoorloofd is, de schaade, op zekere Waaren geleden, te herstellen, door een' hoogeren prys op de anderen te zetten; mits zorg draagende, dat zy zich, in de begrootinge van de geheele massa hunner Koopmanschappen, naar den regel van redelykheid en billikheid rigten.
Indien wy, in deze verhandeling, onze onkunde in 't stuk van Commercie ten toon gesteld hebben, zo verzoeken wy verschooning Wy zouden ons in deeze zaake niet ingelaaten hebben, indien ons de gemelde Vraagen niet ter beantwoordinge waren voorgesteld. Wy
| |
| |
zeggen nog eens, dat het ons een groot vermaak zal zyn, daaromtrent, door verstandige Kooplieden, nader onderregt te mogen worden. Wy wenschen naar meerder licht in dit stuk. Want, gelyk een Koopman kwaalyk doet, als hy zyne klanten te veel afneemt, zo zondigt ook een regelyk Kooper, als hy den Koopman te weinig biedt, of de Waaren te naauw bedingt. Ieder Mensch, en dus ook een Koopman, dient by de middelen, die hy ter hand neemt om te winnen, en zyne bezittingen te vergrooten, wel op te letten, dat zy noch de Deugd beledigen, noch de rust des geweetens verstooren. Laage Gemoederen zyn alleen geschikt tot het pleegen van ongeregtigheden. 't Is ondertusschen te vreezen, dat het geene een zeer wys man reeds omtrent twee duizend Jaaren geleeden, gezegd heeft, niet tot beter zal veranderd zyn: ‘dat, naamelyk, de zonde of schuld tusschen verkoopen en koopen zo naauw en vast steekt, als een nagel of spyker, die tusschen de voegen der steenen ingedreeven is’.
Deeze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|