| |
| |
| |
De Denker.
No. 387. Den 28 May 1770.
[Scriverius Antiquarius onderzoekt naar den Oorsprong der Barbiersstokken.]
(Het Vervolg van No. 386.)
Omnibus et lippis notum et tonsoribus.
Horatius.
De negende, terwyl de anderen als vinken toeluisterden, begon aldus: Myn Heer! het stuk, waar over reeds zo veel gezegd is, en nog meer kan en moet gezegd worden, verdient gewis uwe schrandere navorsching, en onze geleerde uitlegging. Myne Confraters zoeken den knoop in het Historiele, doch met hun verlof, ik dwaal zo ver niet af. Myn Paradox is altyd by de zaak zelve te blyven, en dan tast
| |
| |
men nooit mis. Het baardscheeren, myn Heer! is onze hoofdkonst niet, maar wel het aderlaaten, of de spiritusse animalis uit de vena aftetappen, en ware het nog in de mode, kalver broed 'er weer in te spuiten. Nu dan, dit vastgehouden, aderlaaten is onze hoofdkonst, en dat zo zynde, zo kan dan de stok, waar over men disputeert, niets anders afbeelden, dan ons Lancet. Ik beken, in den eersten opslag, schynt dit niet te strooken; maar laat ik uitspreeken. De Lancetten der Ouden waren even eens als onze tegenwoordige stokken, doch gelyk 'er in alle dingen modens zyn, zo zyn ze ook met 'er tyd veranderd, en men gebruikt nu spitse in plaats van stompe met eenen knop. Wanneer men de oude Lancetten met een Microscoop beziet, vertoonen ze volmaakt onze tegenwoordige stokken, en derhalven dit aangenomen zynde, het geen ik u allen dag kan laaten zien, zyn onze stokken niet anders dan Afbeeldzels van dat Instrument, dat wy in onze Hoofdkonst gebruiken, en uit dien hoofde is het in de gewoonte geraakt een stok uit te steeken. Myn gezegde zal klaarder voor uw verstand worden, als ik alle de zinnebeeldige deelen van dezelven u verklaare. De roode kleur der stokken, waar mede meest allen ten deele of in het geheel geverwd zyn, betekent de roode kleur van het bloed, welk het Lancet uit de ader doet loopen. Sommige stokken zyn ten deele wit, en dat moet men thuis brengen op 't serum, de weg, die men by het bloed verneemt, wanneer het zelve in een bekken gestold is. Veelen zyn geschilderd met eene blaauwe kleur, en zulks heeft uitzigt op de blaauwe korst, die men op het bloed vindt, wanneer 'er eene inflammatie op is. Oy hebt zeer wel opgemerkt, dat sommige knoppen der stokken verguld zyn, 't geen ik niet wel duisel kan op de gouden ducaaten of rijers, die met eene aderlaating gewonnen worden, want dat gebeurt nu zeer zelden, en is een witte valk, maar even gelyk het voorige, breng ik dit dus over. Veele Alcoymisten beweeren zo vast als tweemaal twee vier is, dat zy uit 's menschen bloed goud kunnen puuren,
| |
| |
en dus kan het dunne verguldzel der stokken niet anders dan de dunne goude deeltjes, in het sanguis verspreid, uitbeelden.
Dat gevoelen, zeide ik, is zeer aardig voorgesteld, en behaagt my by uitneemenheid: daar is veel geest en oordeel in; maar laat ons nog den laatsten Confrater hooren. Deeze laatste haalde de schouders op, en voerde my toe: myn Heer Antiquarius! ik ben zo geleerd niet als myne Confraters, en dus kan ik niets diergelyks voor den dag brengen, slaâ my maar over. Neen, dat vooral niet, riepen de anderen, gy moet ook met uwe klompen op het ys komen, sa lustig, spreek op. Wel, zeide hy, als het niet anders kan, en zo wezen moet; ik zeg nochmaals, ik ben niet geleerd, en kan dus over de reeds voorgedraagen verschillende gedagten geen vonnis vellen; maar heb altoos eenvoudig gemeend, dat de Barbiers stokken uitstaken, geschilderd zo elk geluste, of zo als de verwer goed vondt, op dat wanneer men in den duisteren nagt eenen Barbier schielyk moest haalen, men maar naar booven hadt te kyken, om dergelyken stok te ontdekken, en zyn huis te vinden. Dat is zo plat gedagt, als 'er gedagt kan worden, riepen zy allen daar over uit, maar wie heeft van zyn leven dat gehoord? dat gaat niet door, dat gelooven we niet, dat onteert ook ons mitié. Hoor, zeide ik, om het ryzend ongenoegen in de geboorte te smooren: Meesters! wy hebben deezen avond nuttig doorgebragt in de navorsching der Antiquiteiten; wy hebben elkanderen gestigt, en hebben zoetelyk gepraat, waaruit de geleerde waereld met 'er tyd nut kan trekken: maar nu moesten we dit niet verbrodden. Wy hebben deeze duistere zaak al heel ver gebragt, verder dan ik wel gedagt hadt, nu eischt onze pligt, dat wy 'er de laatste hand aan leggen. Was het niet goed, dat gy allen uwe gevoelens, doch zonder het laatste, door my in schrift liet stellen, en dat ik dat Werk, met myne Notae Criticae daar onder, in de waereld zond, op dat de Geleerden onze verschillende gedagten op hun gemak overweegen, en daar
| |
| |
uit kippen die gedagte, die hun meest behaagt: en misschien zullen wy onder het beschaaven des Werks nog meer lichts 'er in krygen, en voor vast kunnen bepaalen, welk gevoelen alleen aanneemlyk is. Niemand hadt hier iets tegen, en wy beslooten voorts het Werk by intekening te laaten drukken, waar van wy de Conditie nog dien avond ontwierpen, van inhoed zynde als volgt:
De yverige návorsching van eenige oudheidkundigen onzes Vaderlands in nog onbekende Oudheden, en de loflyke aanpryzing, vriendelyke goedkeuring, en gunstige deelneeming van andere Geleerden, die derzelver pogingen van tyd tot tyd hebben willen begunstigen, zyn eindelyk oorzaak, dat de ondergeschreevene beslooten hebben aan de Geleerde Oudheidkundige Waereld mede te deelen een gansch onwaardeerlyk Werk, nooit te vooren gedrukt, en dus geheel nieuw, ten Tytel voerende: ‘Historische, Geographische, Natuurkundige, en Oudheidkundige Verhandelingen over den oorsprong, opkomst, lotgevallen, en geheimzinnige beduidenis der stokken, welke de oude en hedendaagsche Barbiers uit hunne huizen steeken,’ in hoope en vertrouwen, dat alle Lief hebbers der Antiquiteiten, Konsten en Wetenschappen, die zich hier of in endere Landen bevinden, deeze groote onderneeming, en de daar toe noodige kosten zullen goedkeuren, en dit Werk dus ook met hunne ED. Naamen, als Intekenaars gelieven te verèeren, en de goedheid hebben van het voorsz. Werk door hunne ED. gunstige recommandatie verder bevorderlyk te zyn, zullende geene moeite noch kosten ontzien worden om het zelve pragtig en sierlyk te drukken, en den Heeren en Vrouwen Intekenaars en Intekenaressen alle genoegen te geeven, en 'er zelve eere by in te leggen.
Men zal het zelve Werk drukken op groot Folio-Formaat, en best mediaan papier daar toe gebruiken, met nieuwe gegooten Letters, van dezelfde soort als waar mede alle Haane-Boeken gedrukt worden.
Men denkt, dat het Werk tot twee dikke Deeden zal uitloopen, waar van men staat maakt het eene te zullen kun- | |
| |
nen afleeveren voor den 30 December 1776. en het tweede den 20 February 1780. of uiterlyk den 30 July 1781.
Men zal voor af by de Intekening op Quitantie betaalen vyf gulden, en by de aflevering zo veel per blad neemen, als de prys van het papier ten dien tyde op de Amsterdamsche Beurs zal zyn.
En om blyken van agtinge te geeven aan alle Barbiers, als Mannen der Konste, die het hoogste intrest in dit important Werk hehben, zullen zy by de Intekening niet meer betaalen dan vier gulden en negentien stuivers.
Doch alzo wy wel onderrigt zyn, dat op veele Dorpen eenige baatzugtige Vrouwen zich hebben aangematigd de edele Konst te oeffenen, en der Boeren baarden te scheeren, en dus heimelyk in ons Gild zich ingedrongen: zo zullen deeze, schoon onwaardig om dit Werk te bezitten, des niettegenstaande ter intekening worden toegelaaten, mids betaalende tien gulden by de Intekening, doch haare Naamen zullen geenzins op de Lyst der Intekenaars gezet, maar alleen door een N. met een sterretje uitgebeeld worden.
Wy belooven plegtiglyk, dat men boven het getal der Intekenaars en Intekenaressen geen meer dan driemaal honderd duizend Exemplaaren zal overdrukken; doch voor deeze zal 50 per Cento meer betaald worden, en wy behouden het aan ons, deeze prys te verhoogen, indien de helft van deeze Exemplaaren in de drie eerste Maanden na de uitgaaf mogten verkogt zyn.
Om alle baatzugtige Boekverkoopers eenen duim op de keel te zetten, en het nadrukken voor te koomen, zal men Octroy verzoeken by den Turkschen Keizer voor een half millioen jaaren, en daar voor aan zyne Keizerlyke Hoogheid en den Primo Vizier aanbieden zes Exemplaaren, op witte zyde gedrukt.
De Plaaten, die in het Werk zullen voorkoomen, zullen door Hans Gele, een Groenlander, beroemd in de Konst van Robben te schieten, gesneeden worden, en by tyds by den Drukker van den Denker voor alle Lief hebbers te zien zyn.
Wy belooven by onze eere ons stiptelyk aan de gemelde Conditie te zullen houden, verbindende ten dien einde onze persoonen, goederen enz. als naar regten.
Schriverius Antiquarius. |
Fredrik Alexandrinus. |
| |
| |
Jan Lancet. |
Hendrik Snymes. |
Goose Willegeboom. |
Gerrit Fustis. |
Arie Roodband. |
Steve Kronyk. |
Jurrie Weetniet. |
Klaas Ontsteeking. |
Dirk Duisternis. |
Zo verre bragten wy het dien avond; en raadpleegden verder of men niet deeze Conditie ten eersten zou laaten drukken en verzenden. Het besluit was niet alleen dat te doen; maar Steve Kronyk voegde 'er by, dat men aanstonds eene Bekendmaaking van ons Werk in de Courant moest laaten zetten, of dat men anders te dugten hadt, dat ons allergegrondst Regt mogt betwist worden, en de Mexicaanen somtyds in den zin krygen, een ander Werk over dezelfde stof in hunne Landtaale op de pers te brengen, dat een ysselyke verwarring zou geeven, onze Intekenaars verleiden, en ons zelfs in een Proces somtyds brengen. Hy gaf verder in consideratie, of men niet al mede de nieuwe Praktyk zou volgen, naamelyk eenige honderd Conditien rondzenden aan alle de Predikanten van ons Vaderland, en de Vroedschappen van alle steden, doch die voorzichtigheid daar by in agt neemen, dat men 'er ieder geen port voor liet betaalen, maar gelyk met vrugt onlangs gepractiseerd was, aan eenen bekenden Predikant en Vroedschap, in elke Stad zo veel ingeslooten Conditien zenden, als 'er Leden tot de Classis of Heeren tot de Regeering behooren, met vriendelyk
| |
| |
verzoek aan de eersten, om dezelve ten tyde, dat de Classis vergadert, en alle buiten Leden in de Stad zyn, uit te deelen, en aan den tweeden, om ze met zyne meid aan de huizen der Leden van de Vroedschap rond te zenden: waar door de Intekening kragtig zou begunstigd worden. Ook meende Jan Lancet, dat men de Adressen der Brieven volgens de nieuwste uitvinding, onlangs bedagt, behoorde te drukken, en dan de naamen der Eerwaarde en Groot Agtbaare Heeren met de pen maar invullen. Dat, zeide hy, maakte eene grootsche vertooning, en deedt de Brievenbesteller zeggen, dat is wat nieuws, die brief moet wat zonderlings behelzen. Goosse Willigeboom vraagde nog, of men niet vergeeten hadt onder de Conditie te laaten drukken, waar de inschryving, zo binnen als buiten 's lands zou geschieden? Wy zeiden ja, en na de advisen van Steve Kronyk en Jan Lancet goed gekeurd, en voor deeze singuliere attentie bedankt te hebben, bepaalden wy de inschryving te zullen geschieden.
Te Molkwerum |
in Friesland |
by Wiebe Koster. |
Te Wedde |
in Groningen |
by Andries Matrys. |
Te Elp |
in Drenthe |
by Michiel Garmont. |
Te Glint |
in Gelderland |
by Gerrit Robyn. |
Te Scesvelt |
in Overyssel |
by Joris Dessendiaan. |
Te Neatwis |
in Utrecht |
by Klaas Kursyf. |
Te Texel |
in Holland |
by Teunis Augustyn. |
Te Yrseke |
in Zeeland |
by Jan Paragon. |
Te Alcanterilla |
in Spanje |
by Don Pedro Ysnallos. |
Te Chailar |
in Frankryk |
by Jean Sommiere. |
Te Chagsorde |
in Engeland |
by.John Ingerley. |
Te Curigliano |
in Italie |
by Pedro Capaccio. |
Te Zerpinski |
in Moscovie |
by Achiri Gliaski. |
Te Tiencheou |
in China |
by Nu-piu-Yaongan. |
Te Outaouacs |
in America |
by Alli Nemisko. |
En voorts in alle Gehugten by de voornaamste Boek-verkoopers.
| |
| |
Na zo veel werks op een en avond afgedaan te hebben, dronken wy een vol bokkaaltje op het goed succes, en scheidden vergenoegd van een, myne Gasten uitlaatende verzocht men my nog U, Heer Denker! allereerst tot de uitschryving te noodigen, en te verzekeren, dar het Werk zonder wettelyke verhindering zekerlyk voortgaang zal hebben. Van deezen pligt my nu kwytende blyve ik
UED. gehoorzaame Dienaar
Scriverius Antiquarius.
S... 23 Maart 1770.
Deeze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thirry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra. en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|