De Denker. Deel 5 (1767)
(1768)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 289]
| |
Myn Heer!MEn heeft veelal zeer verkeerde gedagten van 't Menschdom wegens hunne kundigheden in Goddelyke en Menschelyke Wetenschappen. Men schildert hetzelve af als een hoop Domooren, die van de meeste takken der Geleerdheid nietmetal weeten en van maar eenige weinige stukken slegts eene zeer oppervlakkige kennis hebben. Neen, Myn Heer! 't is regt anders om. De meesten, die voor Geleerden gaan, zyn het inderdaad. 'Er wordt zelfs onder 't Gemeen; onder Koopluiden; Winkeliers; Ambagtslieden; en Dames van den eersten rang tot Mutzezetsters toe, een schat van Kennis gevonden. 't Verwondert my, Heer Denker! dat gy dit niet van overlang, tot eer van onze Natie, hebt aangetoond. Dan zou dat regtmatig vooroordeel, dat men tegen u heeft, ophouden, als of Geleerden en Leeken uwe onderregtingen nodig hebben. Doch dat zou met uw belang niet overeenkoomen. Gy zoudt dan geene stoffe hebben, Vriend! om Weekelyks een half vel Papier te bekladden en daardoor aan een stuk Brood te koomen. Dit is, denk ik, de reden van dit schandelyk verzuim. En daarom hebben wy naastdenkelyk over dat onderwerp niets van u te wagten. - Ik zal het dan voor u doen. En zoo gy weigert, deezen Brief ten eersten in uw | |
[pagina 290]
| |
Werk te plaatzen, beloof ik u een Geschrift in 't ligt te geeven, daar gy maar half zin in zult hebben. Ik weet wel een middel u dat Hekelen te verleeren. Ik kan zoo wel iets opstellen als gy. De waarheid is voor my. Ons Land bestaat niet uit eenen hoop Zotskappen en Weetnieten, maar uit eene verbaazende meenigte van Geleerden, van allerleien rang, onder beide de Sexen. Dit zal ik bewyzen, eerst door Voorbeelden, en dan uit de Natuur der zaake. Onder de Heeren Predikanten, (die ik ten voorsten noem, om dat deezen dikwyls het onderwerp zyn van uwe bespotting, en zulks minst verdienen,) wordt niemand; uitgezonderd eenige weinige Blokkers, die eenige dagen nodig hebben om eene Predikatie optestellen en behoorlyk uittespreeken; gevonden, die niet een' schat van Geleerdheid bezit. Gaa maar te Kerk, al is 't op een kleen onnozel Dorpje, zelfs by een' Proponent, die slegts maar twee jaaren op de Akademie is geweest, ik staa u borg, gy zult u verwonderen, waar de Man all' het Latyn, Grieksch, Hebreeuwsch en Arabisch van daan haalt: in welk een ligt hy de duisterste Profetien, daar de grootste Blokkers geenen raad mede weeten; en waar over zy geheele Folianten hebben geschreeven, weet te plaatsen; en hoe kunstig hy de Boeren weet te beduiden dat 'er niets van eenigen aanbelang in de Kerk gebeurd is en in 't vervolg zal gebeuren, of men kan het duidelyk leezen in de Profetien en de meeste Psalmen, als waar in, (om bekende dingen, by voorbeeld, de Lotgevallen van Luther, Kalvyn, zelfs die van Menno en Socyn, het gebeurde tusschen de Remonstranten en Kontraremonstranten in de voorige eeuw, waar van op verscheidene plaatsen gewag gemaakt wordt, niet te noemen,) duidelyk voorkomt de Verwoesting van | |
[pagina 291]
| |
Lissabon, de laatste Oorlog, inzonderheid het Karakter van FREDERIK den Grooten, en op het allerduidelykste het voorgevallene met de Jesuiten in onze dagen en hoe het met die Knaapen af zal loopen. Of zoo het u te veel moeite is, of zoo gy geene gelegenheid moogt hebben, dikwyls te Kerk te gaan, lees dan maar de uittreksels van hunne vernuftige Werken. Gy zult over de groote Geleerdheid van onze Godgeleerden verstomd moeten staan, zoo wegens de zuiverheid van Taal, als bondigheid van Redekaveling en het gewigt der Onderwerpen, die zy verhandelen. Of lees anders maar het Kerknieuws in de Boekzaal. Onder de tien sterft 'er geen een, die niet een' schat van Geleerdheid van de Akademie heeft medegebragt, en uit dien grooten voorraad oude en nieuwe dingen kunstig wiste voorttebrengen. De meesten van die geenen zelfs, die men voor Beulingen en bedroefde Haspelaars begroette, zouden met roem Professor hebben kunnen zyn. - Het mangelt aan geene kundige mannen by ons, om dien stoel der Eere en Geleerdheid, met alle de vereischte hoedanigheden, te bekleeden. Jongelingen, die maar eenige reizen een Cadaver hebben zien anatomizeeren, geeven, als Professor, de charmantste lessen. Anderen, die naauwelyks de Kinderschoenen hebben uitgetrokken, weeten niet alleen all' 't geen 'er ooit in de Waereld omging, maar zyn ook volkoomen in staat om een juist oordeel te vellen over alle gevallen en derzelver beweegöorzaaken, en wie dezelven best en naauwkeurigst in 't Grieksch, Latyn, Fransch, Engelsch, Hoogduitsch, Italiaansch en in onze Taal hebben te boek gesteld. Men zou zeggen dat het onmogelyk is alle die Taalen, in dat bestek van jaaren, te kennen, en zoo veel boeken doorteleezen en naauwkeurig te beoordeelen. Doch het is zoo. | |
[pagina 292]
| |
Omnia jam fiunt, fieri quae posse negabam. Eene Oratie in maar weinige dagen, over een der gewigtigste onderwerpen, optestellen en uittespreeken, is voor onze Professoren nietmetal. Was het maar eene navolging, of eene versameling van eenige brokken van anderen by elkander, die niet samenhangen, 't was te begrypen; maar zelf het stuk uit den grond optehaalen en kunstig uittevoeren, in zulk een kort bestek des tyds, is Karelswerk. Daar moeten de Blokkers den Vlag voor stryken! - In de meeste Steden van ons Land krielt het van kundige Rechtsgeleerden. Onder de hondert Advokaaten is 'er pas een, die het Corpus Juris, of het Wetboek van Justinianus, en de Wetten van ons Land niet op zyn duim heeft. Hoor hen maar, als de Party uit is, aan de Speeltafel; of op het Koffiehuis aan de Billard; of in de Kolfbaan. Men moet verwonderd staan hoe knaphandig zy over de moeilykste en alleringewikkelste geschillen uitspraak weeten te doen en te zeggen, volgens die en die Wet heeft die Party gelyk en die ongelyk. Waaragtig! 't is Zonde dat die Heeren zich niet op de Praktyk toeleggen. Trouwens hun rang en geboorte laaten zulks niet toe. - Gelukkig ondertusschen dat het hier door in de Geregtshoven nooit aan bekwaame Regters ontbreekt, die by gebrek van kundigheid gevaar zouden loopen, om eene onregtvaerdige uitspraak te doen, en de vroome Onnozelheid te onderdrukken. Gelukkig tevens dat daar door altoos Mannen aan 't roer van Staat zitten, die wegens hunne kundigheid volkoomen in staat zyn, deszelfs belang te bevorderen, en men niet genoodzaakt is deszelfs bestuur toetevertrouwen aan eenige weinige Blokkers, die een jaar gewormd hebben om zelf eene Dissertatie by hunne Promotie te schryven, en | |
[pagina 293]
| |
de Zotheid zedert hadden niet slegts de Titels en Uittreksels van de voornaamste Schriften, maar de Werken zelve, van het begin tot het einde, te leezen. - Onder de Heeren Doctoren is wel de Geleerdheid zoo algemeen niet, als onder de Advokaaten; doch wy hebben echter geene reden om te klaagen. De meesten kan men duidelyk merken dat luiden van letteren zyn. Als men ze maar by de Patienten voor 't bed hoort spreeken, 't is all' geleerdheid wat 'er uitkomt. Galenus, Hippokrates, en die en die noemden de ziekte, daar gy aan laboreert, zoo en zoo. Zy en verscheidene hedendaagse Dokters en Professors, die hen volgen, schreeven dat en dat voor; maar ik heb 'er iets op uitgevonden, dat probatum is. Stuuren zy eens iemand naa de andere Waereld, 't geschiedt niet uit onkunde, maar om de kragt van sommige kruiden en planten, tot nut van 't Menschdom, nader te leeren kennen. Langs dien weg komt men agter veele zaaken, zonder de Ouden en eenige laatere Blokkers raad te pleegen. Dat spilt te veel tyds. Men zou anders geenen tyd vinden om zelf te denken. Men moet Origineel zyn. Zulke Origineelen zyn 'er in eene groote menigte. Sommigen zelfs zyn zoo Origineel, dat ze nooit eenige Werken van Geleerdheid over de Geneeskunde hebben geleezen, en nimmer een Lighaam mede hebben helpen anatomizecren. Zy hebben het, zonder hunne harssens met het leeren van Latyn en Grieksch, (zonder welker kennis men wel, is men maar Origineel, aan eene Bulle kan koomen,) te pynigen, en met die morzeryen zich optehouden, (dat Ezels werk is, en maar tyd vermoorden,) inderdaad, door kragt van Denken, zoo ver gebragt dat zy zelfs voor zulke Ziekten en Kwaalen raad weeten, daar die groote Blokker Boerhave, leefde hy nog, mede verlegen zou zyn. | |
[pagina 294]
| |
Ubi rerum testimonia adsunt, non opus est verbis. De voorbeelden zyn overal te vinden, en daarom onnodig by te brengen. - Ik spreek met voordagt niet van het Physique, de Historia Naturalis, en andere takken van soortgelyke Liefhebberyen en Geleerdheid. De Kabinetten van Hoorens, Schulpen en allerhande Mineralia; de Verzamelingen van Vogels, Kapellen, Schilderyen, Mathematische, Mechanische en Natuurkundige Instrumenten, die overal in eene verbaazende menigte gevonden worden, bewyzen ten klaarsten dat de meesten in ons Land, die geld hebben, luiden van verstand en geleerdheid zyn. En de ongelooflyke menigte van Werken, die over deeze takken der Geleerdheid handelen, en dagelyks, uit het Fransch en 't Engelsch vertaald, uitkoomen, gevoegd by de verzekeringen, die de Boekverkoopers, welken meestal luiden van kennis zyn, en op wier woord men in 't algemeen staat kan maaken, of de berigten, die de Vertaalers doen, wegens de groote vorderingen onzer Landgenooten in deeze deelen der Geleerdheid, beneemen ons dit aangaande alle twyffeling; schoon 'er tot nog toe zeer weinig over die stukken onder ons geschreven is. Een onweerlegbaar bewys dat 'er in deeze takken van Kundigheid niet veele Blokkers, dat toch maar regte Domooren zyn, gevonden worden! - Geleerden en Leeken vellen op het inzien van eenige Regels van uwen Denker, en andere soortgelyke Werkjes; over eene Predikatie, schoon zy de halve preek door sluimerden of sliepen; over het een en 't ander werk van eenen Blokker, al hebben zy 'er geen derde gedeelte van geleezen, over wat onderwerp het ook mag zyn, aanstonds een oordeel. Tot een duidelyk bewys dat de Geleerdheid tot eene verbaazende hoogte onder ons gesteigerd is. - 't Is een lak, die men sommige Dames wel eens heeft zoeken | |
[pagina 295]
| |
aantewryven, als of zy van deezen of geenen Predikant of Professor gebruikt wierden, om derzelver Geleerdheid uittetrompetten, en men haar uit dien hoofde voor Echo's van den lof dier Heeren had aante zien. Neen! de smaak, dien zy hebben, en de uitdrukkingen, die zy bezigen, verbieden ons zulks te denken van de schoone Sexe. Sommigen hebben smaak in de Fransche Romans, en in Werkjes, die over de Mode en het Spel geschreeven zyn. Deezen bemoeien zich niet met de Predikanten, maar vallen alleen op deeze tak van Geleerdheid. Non omnia possumus omnes. Anderen vallen op het verhevene, op afgetrokkene beschouwingen, die de schranderste Filosoof voor het verstand der vernuftigsten naauwelyks weet te brengen. Deezen verstaan de afgetrokkenste redeneering. En ten blyke dat zy die verstaan, gebruiken zy deeze of dergelyke veel betekenende woorden. ‘Die Verhandeling of Predikatie is divin; charmant; superbe; capitaal. Dat is een stuk. Die en die is 'er maar een bloed, een beuling by. Die schryft of predikt al te oppervlakkig. 't Is laf. Ik voor my heb 'er een walg van. 't Is goed voor eenvoudige luidjes. Ik lees zulke prullen niet. Eer ik zulke armzalige preeken hoor, lees ik liever een Vertoog van Steele of Addison, of eene Verhandeling uit de Stolpiana, of de Werken van Leibnitz, Wolff en dergelyke vernuftige Schryvers’. - Die zoo ver nog niet gevorderd zyn onder de fraaije Sexe, en wegens haare dagelyksche bezigheden zich met geene andere zaaken van studie, dan Kerkgaan, kunnen bezig houden, zyn in haar soort niet minder geleerd. Zy spreeken, als zy uit de Kerk koomen, sententien. 't Is my te Voetiaans! 't Is al te groen Gecoccejaanizeerd, hoe gaarn ik anders over eene Profetie hoor prediken, om dat ik dan somtyds iets hoor, daar ik te vooren zoo bepaald | |
[pagina 296]
| |
niet om gedagt had! Daar was niet veel Ziel in die preek! zy zou goed zyn voor een' Mennisten Vermaaner! Van daag hebben de Lutherschen en Arminiaanen schoon gehad! Wel dat Proponentje is een Karel! hoe geleerd heeft hy over de Perioden gepredikt! Dat was gister avond een Kabinetstukje! - Alle deeze voorbeelden te saamen genoomen bewyzen ontegenzeggelyk dat 'er onder Geleerden en Leeken een verbaazende schat van Kennis en Geleerdheid wordt gevonden. Q.E.D. Dit is niet minder klaar en duidelyk uit de beschouwing van de Natuur der zaake optemaaken. Doch myn Brief is reeds zoo lang geworden dat ik genoodzaakt ben, zal dezelve in een uwer Vertoogen, geplaatst worden, hier af te breeken. Dat bewys zal ik, tot eer van onze Natie, by u, eene volgende gelegenheid, laaten toekoomen, zoo gy deezen ten eersten plaatst. Ik ben Myn Heer!
U Ed. Dw. Vriend.
N.N. Utrecht den 7 September 1767.
***
Ik maak deezen Brief op verzoek van den Heere N.N. om iets ergers voortekoomen, aanstonds gemeen, en zal zyn tweede Bewys voor de verbaazende Geleerdheid, die 'er onder ons gevonden wordt, afwagten; en dan het Gemeen misschien myn oordeel over zyne stelling en wyze van betoogen mededeelen.
D.F. |
|