De Denker. Deel 5 (1767)
(1768)– [tijdschrift] Denker, De– AuteursrechtvrijDe Denker. Deel 5. De erven van F. Houttuyn, Amsterdam 1768
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1207 D 11
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het vijfde deel van De Denker, met de nummers 210 tot 261 (januari tot december 1767), uitgegeven in 1768.
redactionele ingrepen
p.2: punt toegevoegd: ‘zonder gezien te konnen worden. Hier toe heb ik...,
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (fol. *1v) is niet opgenomen in de lopende tekst.
De ‘Drukfouten’ van p. 40 en 360 zijn in de lopende tekst verbeterd.
[fol. *1r]
De Denker.
VYFDE DEEL.
TE AMSTELDAM,
By de Erven van F. HOUTTUYN.
MDCCLXVIII.
[fol. *2r]
KORTE INHOUD der VERTOOGEN van het VYFDE DEEL.
No. 210. | VErhandeling over 't Wenschen in 't Algemeen en 't Nieuwjaarwenschen in 't Byzonder. | Bladz. 1 |
211. | Het Geld verantwoordt alles. | 9 |
212. | Brief van O.J. of gesprek, over de Godsdienstige Afzondering, met zynen Vriend Religiosus. | 17 |
213. | Droom over de Nieuwsgierigheid. | 25 |
214. | Winterzang; Dichtstuk. | 33 |
215. | Klagt van Ernestus Phileusebius over de Ongodsdienstigheid van zynen Zwager; en Raad van den Denker om hem te regt te brengen. | 41 |
216. | Brief over de zonderlinge uitwerking van een' Hollen Spiegel, en eenige Proeven met denzelven genoomen. | 49 |
217. | John Whiterspoon gegispt; en De Klaagende Zedekunde; Dichtstukje. | 57 |
218. | Brief van Peripateticus over de gewoone Levenswyze der bedendaagsche Peripatetici. | 65 |
[fol. *2v]
No. 219. | Verhandeling over het Denken, ten aanzien van de verscheidene wyzen, op welken het zelve gewoonlyk geschiedt. | Bladz. 73 |
220. | Brief, waar in onder anderen de Vraag, wat is een Eerwaardig Man? overwoogen wordt; en eenige bedenkingen over denzelven. | 81 |
221. | Het Huwelyk van den Heer T. een' Vrygeest, met Juffrouw Sophia, door het ernstig schryven van den Heer M., voorgekoomen, met eenige aanmerkingen over Huwelyken van persoonen, die van verschillende begrippen zyn omtrent den Godsdienst. | 89 |
222. | Brief van O.J. waar in, ter opheldering van No. 212 en 215, de Afkomst en het Karakter van Religiosus nader beschreeven wordt. | 97 |
223. | De Moffelaars, of Luiden, die zich, tegen de overtuiging van hun geweeten, om tydelyke inzigten, by een zeker Genootschap van Kristenen voegen, gestreept. | 105 |
224. | De snoodheid van alle Moffelary in 't Godsdienstige nader aangetoond. | 113 |
225. | Lykklagt van den Herder Probus; Dichtstuk. | 121 |
226. | Onderzoek, waarom de menschen doorgaans zoo gaarne van Steelen, Moorden en Yzelyke Gebeurtenissen hooren vertellen, in een' Brief van den Heer J.S.; en de Schipbreuklydende Zeeman; Dichtstukje. | 129 |
227. | Brief, waar in berigt wordt gegeeven van het drollig Leerstelzel van een' Filozoof, die beweert dat wy bloote Machines of Marionetten zyn; met eenige aanmerkingen tegen hetzelve. | 137 |
[fol. *3r]
No. 228. | Jan Toneelvriend's Klagt over zyn' Oom, en des Denkers oordeel over de geoorloofdheid van het Toonel en 't gaan in den Schouwburg. | Bladz. 145 |
229. | Dat de Waereld van tyd tot tyd Erger zou worden, wordt ontkend. | 153 |
230. | Brief van Willem de Vryer, wegens de geduurige dispuuten van zyne Zusters over beuzelingen; en des Schryvers oordeel, hoe dezelven best zyn voortekoomen. | 161 |
231. | Brief van den Predikant Eerlyk Junior, om het Moffelen in 't Godsdienstige wiskonstig te beletten; by gelegenheid van het uitgeeven van No. 223. en 224. | 169 |
232. | Pieter Pasop, Heerenknegt, schryft aan den Denker, over de Titels van Baron, Graaf, Edelman, &c. | 177 |
233. | De Redenen, waarom de menschen meest verbitterd worden tegen hen, die hunne gebreken aantoonen, onderzogt. | 185 |
234. | Eene kwaalyk bestuurde Eigenliefde, in haare bespottelyke en ongelukkige gevolgen vertoond. | 193 |
235. | Brief van Kerkminnaar, waar in wordt aangemerkt, dat het Leerstuk van Vader, Zoon en Geest, zoo als het somtyds omschreeven wordt, en sommige andere Leeringen, voedzel geeven voor het Ongeloof. | 201 |
[fol. *3v]
No. 228. | Jan Toneelvriend's Klagt over zyn' Oom, en des Denkers oordeel over de geoorloofdheid van het Toonel en 't gaan in den Schouwburg. | Bladz. 145 |
229. | Dat de Waereld van tyd tot tyd Erger zou worden, wordt ontkend. | 153 |
230. | Brief van Willem de Vryer, wegens de geduurige dispuuten van zyne Zusters over beuzelingen; en des Schryvers oordeel, hoe dezelven best zyn voortekoomen. | 161 |
231. | Brief van den Predikant Eerlyk Junior, om het Moffelen in 't Godsdienstige wiskonstig te beletten; by gelegenheid van het uitgeeven van No. 223. en 224. | 169 |
232. | Pieter Pasop, Heerenknegt, schryft aan den Denker, over de Titels van Baron, Graaf, Edelman, &c. | 177 |
233. | De Redenen, waarom de menschen meest verbitterd worden tegen hen, die hunne gebreken aantoonen, onderzogt. | 185 |
234. | Eene kwaalyk bestuurde Eigenliefde, in haare bespottelyke en ongelukkige gevolgen vertoond. | 193 |
235. | Brief van Kerkminnaar, waar in wordt aangemerkt, dat het Leerstuk van Vader, Zoon en Geest, zoo als het somtyds omschreeven wordt, en sommige andere Leeringen, voedzel geeven voor het Ongeloof. | 201 |
[fol. *4r]
No. 244. | Brief van Jacobus, Mr. Kopersmid, over de verregaande Liefdeloosheid &c. van sommige Geestelyken; en antwoord op den zelven. | Bladz. 273 |
245. | Een Brief uit Friesland, over een' binnenlandschen Oorlog ontstaan uit vreemde ingevoerde Medicamenten; en over het Kolven, om een' Silveren Bal, door eene Dame gewonnen. | 281 |
246. | Brief uit Utrecht, waarin de verbaazende Geleerdheid in ons Land, onder alle standen, van de beide Sexen, door Voorbeelden, tot eer van onze Natie, beweezen wordt. | 289 |
247. | Over de Hartstogt van Medelyden en het welbestuuren van dezelve in 't geeven van Aalmoesen. | 297 |
248. | De zoogenoemde Waarheidzeggers, over hunne overdraaglyke Heerschzugt, gegispt. | 305 |
249. | Dat wy, wakker zynde, echter meestal droomen, wordt, in navolging van sommige Filosoofen, door Voorbeelden bevestigd. | 313 |
250. | Tweede Brief uit Utrecht, waar in de groote en verbaazende Geleerdheid, in ons Land, Wiskunstig betoogd wordt; of vervolg op No. 246. | 321 |
251. | Aanmerkingen over de Plegtigheid des Doops by de Doops by de Doopsgezinden; oneerbiedige houding van sommigen by die H. Verrigting, enz. | 329 |
252. | Over de Nydigheid en derzelver Gevolgen. | 337 |
253. | Waarin de waare Glorie, Lof, Roem en Agting, moet gezogt, en waar door dezelve alleen kan verkreegen worden. | 345 |
[fol. *4v]
No. 254. | De Fynen verdedigd. | Bladz. 353 |
255. | Aan wien Ryken, die geene kinderen hebben, hunne goederen behoooren te maaken. | 361 |
256. | Weinige menschen zyn, waarlyk, in alle opzigten, Menschlievend. | 369 |
257. | Brief van Batavia over de geringe verandering, die 'er by die Oostindievaarders, ten goede, bespeurd wordt. | 377 |
258. | Over de Knorrigheid, 't Pruttelen, &c. | 385 |
259. | Droom, over 't Land des Vermaaks en den Tempel der Deugd. | 393 |
260. | Ernstige Beschouwing van Gods Alomtegenwoordigheid. | 401 |
261. | Vervolg en slot des Drooms, van No. 259, met eenige bygevoegde aanmerkingen. | 409 |
[p. 40]
Drukfouten.
In 't Vertoog No. 212. Bladz. 24. regel 10 van onderen staat behoeven lees behooren; en in No. 213, Bladz. 27. regel 13 staat volgt lees vogt.
[p. 360]
Bladz. 341, regel 3 staat B, lees G, en in het voorgaande Vertoog No. 253, bladz. 348, regel 18, staat n'avaient que, lees n'avaient fait que; en regel 32 staat faaie lees fraaïe, en bladz. 349, regel 1 van ondere staat hunnen, lees haaren.