| |
| |
| |
De Denker.
No. 223.
Den 6 April 1767.
[De Moffelaars, of Luiden, die zich, tegen de overtuiging van hun geweeten, om tydelyke inzigten, by een zeker Genootschap van Kristenen voegen, gestreept.]
Beproeft alle dingen: behoudt het goede.
Paulus.
DE overweeging, dat het Onderwerp, waar op ik in 't beantwoorden van den volgenden Brief noodwendig moest vallen, nadenken verdient, heeft my overgehaald om denzelven eene plaats in myn Werk te geeven. Hy was van deezen inhoud.
| |
Denker!
IK ben een eenig Zoon van goeden huizen. Beide myne Ouders zyn my op myn dertiende jaar door den dood ontrukt. Sedert ben ik onder het opzigt van myns Vaders eenigen Broeder geweest. Deeze heeft my, het voetspoor myner Ouderen volgende, eene opvoeding gegeeven, waar door ik in staat ben my aangenaam te maaken in de eerste gezelschappen en als een Heer van fatsoen te leeven. Het Frans spreek ik zoo goed als myn Duits. De meeste grappige Romans en verscheidene geestige werkjes over de Galanterie, de Mode, de Conversatie en het Spel heb ik geleezen. Eens en somtyds tweemaal 's weeks, als 'er gespeeld wordt, gaa ik op den Schouburg, en precis alle dagen op het Koffyhuis. Op de Kaart ben ik een eerste Meester. In de Muziek vind ik weinig myns gelyken. Dames van den eersten rang rekenen het tot Eer met my te mogen Dansen. Ik verstaa het Paardryden zoo wel als de beste Pikeur. In 't Schermen ben ik uitgeleerd en op de lagt verwonderen zich de eerste Liefhebbers over myne vaerdigheid. Kortom ik ben hier door als 'er by gelegenheid, eer het Gezelschap zich aan de Speeltafel zet, over Studiezaaken, den Schouburg, Nouvelles, de Kaart, de Muziek of
| |
| |
eenige andere liefhebberyen gesprooken wordt, altoos in staat aangenaame discoursen voortebrengen en myzelven en anderen te vermaaken. - Myn Oom, in zyne jonge jaaren mede een Heer van smaak geweest zynde, verheugt zich in zynen ouden dag dat hy het genoegen heeft van zynen neef zoo ver gebragt te hebben om als een Man van fatsoen met roem in de grote waereld te kunnen verkeeren. Alles doet hy om my te plaisieren. ‘Neefje! dit is gemeenlyks zyn woord, Neefje! diverteer u braaf, ontzie geene kosten; doch draag altoos zorg om reputatie weg te draagen in all' 't geen gy ooit onderneemt. Uw braave Onders Zaligergedagtenis hebben my op hun sterfbed duur bevolen u dit voor alle dingen inteprenten. Neefje! honneur, honneur is de ziel van alles!’ Wonderbaar is de Oude Heer in den schik als ik maar de eerste ben, al is 't eene zaak van geen belang. Toen ik in den voorleden Zomer van Durgerdam als Admiraal de Vloot binnen bragtte was hy wonderlyk in zyne nopjes. Sedert eenigen tyd heeft hy my verzekert dat hy het door zyn geld zoo ver gebragt heeft dat ik, zoo dra ik Lidmaat ben, staat kan maaken op een honorable en profitable bediening. Om met geen Katechizeermeester te doen te hebben is myn Oom met den Wykpredikant, om voor een Anker Oude Rhynsche Wyn my 'er in zes weeken door te helpen, overeengekoomen. Dagelyks ontvang ik sedert les aan zyn huis. Dit heeft reeds agt dagen geduurt. 't Gaat na 't zeggen van den Predikant wel. Hy beloofd het zoo gemakkelyk met my te zullen maaken als met iemand. Borstius heb ik byna half in 't hoofd. Ik zou het, indien het zoo voortgaat, binnen den bestemden tyd kunnen klaaren. - Maar daar doet zich eene zwarigheid op, daar ik uwe gedagten gaarne over wiste. Myn Oom is, gelyk myn Vader is geweest, Gereformeerd, myne beide Tantes, Zusters myner Moeder, zyn, gelyk zy was, Luthers; ook ben ik in de Kerk van myne Moeder gedoopt. Deezen, verneemende dat ik myne Belydenis by de Gereformeerden leer, hebben myn' Oom en my daar over onderhouden en ons zoeken te beduiden dat ik het Gereformeerde, Luthersche en andere Gelooven moet onderzoeken, zelf oordeelen wat best is, en dan het beste kiezen. Myn Oom verwerpt die propositie. ‘Best, best, zegt hy, best komt ten opzigte von Gereformeerd, Lu- | |
| |
thers en andere Protestanten niet te pas - Gereformeerd en Luthers is beide goed. - Beschouw maar het gedrag der Vorsten en Grooten. - In deeze Landen is Gereformeerd, op sommige plaatsen in Duitschland, in Zweeden en Denemarken is Luthers best. - Het bestschap hangt af van 't Land, daar men woont. - Arminiaans is goed in Engeland, maar hier een Arminiaan te willen weezen zou dullemans werk zyn: dat begrypen hunne eerste en aanzienlykste luiden zelf. - Mennist deugt hier nog ergens. - Derhalven myn lieve Neef! wordt maar gerust Gereformeerd. - Luthers, Arminiaans en Mennist zou ook goed zyn was 'er maar iets by deeze broeders te haalen!’ Dit raisonnement van myn' Oom, hoe liefderyk ook, is vry onverschillig. Mag men, dagt ik, zoo over den Godsdienst denken en met denzelven handelen? Ik kon my zelf niet gerust stellen, veel minder, na dat myne Tantes my het belang van den Godsdienst zogten onder het oog te brengen en de noodzaakelykheid, van denzelven naauwkeurig te onderzoeken, aandrongen, op goed geloof blindelings my by de Gereformeerden vervoegen. Ik besloot myne bezwaaren aan myn' Leermeester voortestellen by wyze van een kort vervaal van 't gesprek tusschen myn Oom en Tantes. Zyn Eerwaarde stelde aanstonds myn' Oom in 't ongelyk. Doch voegde 'er in eenen adem by dat niets gemakkelyker is dan de waarheid der Leerstellingen van de Hervormde Kerk zelfs voor de geringste verstanden, in tegenoverstelling der Leeringen van Luther, Menno, Armyn en dergelyke Ruigte, zoo als hy zich geliefde uittedrukken, overtuigbaar en ontegenzeggelyk te bewyzen. Onze afspraak was, dat hy, om my gerust te stellen, my den volgenden dag een idée zou geeven van de zielverderffelyke Leer van Luther. Ik kwam op het gestelde uur aan zyn huis. Zyn bericht wegens deszelfs Dwaalleere kwam hoofdzaakelyk hier op uit. ‘De Lutherschen zyn Godeeters en Afgodendienaars. Godeeters; Kristus is, naar hun zeggen, by, in en met het Brood in 't Avondmaal, en dus op duizenden van plaatsen te gelyk, tegenwoordig: als mensch is dit onmogelyk: Ergo. - Afgodendienaars; Die iets aanbid behalven God is een Afgodendienaar, de Lutherschen met de Mennisten, Arminiaanen, Jesuiten, Sociniaanen en meer andere
| |
| |
vyanden der Kerke bidden den Vryen Wille, waar door zy God van zyne Eer beroven, en den Schepper van het Schepsel afhangelyk maaken, als een Afgod aan: Ergo. - Geen Afgodendienaar, voegde zyn Eerw. 'er by, zal naar Paulus taal het Koningryk der Hemelen beërven; de Lutherschen enz. zyn Afgodendienaars: Ergo.’ Ik was hier over niet weinig aangedaan, inzonderheid toen hy 'er met een brommende en half krytende stem byvoegde, na deeze sluitredenen verscheidene maalen herhaald te hebben, als ik heen zou gaan: Geloof my, geloof my, myn Heer! - Laat u toch om Gods wille, om Jesus wille, om de behoudenis van uwe kostelyke ziel voor Eeuwig door uwe Tantes niet laaten overhaalen om Confessie by de Lutherschen te doen! - 't Is een valsche, een zielverderffelyke, een Duivelsche Leer! - Geloof my, geloof my, myn Heer! Ik vond goed, alles voor myn' Oom verborgen houdende, den volgenden morgen een der Luthersche Predikanten, dien ik verscheidene reizen ann 't huis van myne Tantes had ontmoet, over de Leer der Gereformeerden te onderhouden. Deeze sprak vry bescheiden. Hy wilde niemand, zeide hy, liefst veroordeelen. Ondertusschen gaf hy niet onduidelyk te kennen, dat de Hervormden, zyns oordeels, zeer gevaarlyk doolen. 's Avonds verhaalde ik een en 't ander mynen Oom. Hy lachte my uit en hieldt den ouden dreun. ‘Myn lieve Neef! voegde hy my toe, mag ik u bidden, stoor u aan die uitdrukkingen niet. Elk heeft gaarn aanhang. De geschillen die te Protestanten verdeeld houden zyn maar wissewasjes. Als Myn Heer de Prins kon goedvinden van daag op de hoogste indignatie dat schelden en veroordeelen te verbieden, morgen waaren die woelwaters zoo stil als lammeren, en overmorgen zouden zy, om niet in een kwaad blaatje te koomen, gelyk onlangs in een nabuurige Provincie is gebeurt, een dankadres aan den Vorst presenteeren over 't geen zy anderzins naar hun voorgeeven Conscientieshalve niet vermoogen natelaaten. Gaa uw gang maar. Waaragtig, Neef! 't zyn zaaken, daar een fatsoenlyk man zich niet mede behoort optehouden, veel minder past het hem zich aan die malle praat te stooren.’ Myne Tantes blyven op het onderzoeken van den Godsdienst aandringen, eer ik ergens Belydenis doe. Ik begryp dat ik vry wat tyds nodig zal hebben om een verstandige keuze te kunnen doen. Ik
| |
| |
geloof den Kristelyken Godsdienst by toeval enkel door navolging. Geen vyftig reizen heb ik met eenige aandagt en oplettenheid in den Bybel geleezen. Op zyn hoogst kom ik om de zes weeken eens te Kerk. Borstius is het eenigste Theologiesch werkje dat ik ooit heb geleezen, behalven den Catechismus, dien ik op het Fransche School heb moeten opzeggen, en een Luthersch Avondmaals-Boekje by 't leven van myne Moeder als zy te Paasch Hoogtyd dagte te houden. 't Spyt my dat ik niet meer weet! Doch dit is zoo. Wat raad, Denker! Gy zyt een' man voor zoo veel ik uwe Schriften heb geleezen, op wien men af kan, om dat gy altoos uw zeggen met duidelyke bewyzen zoekt te staaven. Zal ik den raad van myn' Oom of dien van myne Tantes volgen? Schryf my ten eersten. Vindt gy het goed deezen Brief met uw Antwoord eene plaats in uw werk te geeven, het zal buiten twyffel aan uwe meeste Leezers niet onaangenaam en mogelyk voor sommigen van nut zyn. Myn geval is zo vreemd niet of daar zyn meer soortgelyken.
Ik ben
U.E.D. v. Dr. en Vr.
N.N.
Amsterdam 1 April.
1767.
Lieve God, dagt ik op het leezen van deezen Brief, wat moeten sommige menschen van God en hunnen pligt toch denken! Is figuur te slaan in de groote Waereld het oogmerk der Scheppinge? Is nu en dan een grappige Roman en soortgelyke Schriften te leezen en alle dagen eenige uuren op 't Koffyhuis en den overige tyd te vermoorden op de Kaart, in de Muziek, op Danspartyen, in allerleie vrolyke gezelschappen en plaisierpartytjes all' het geen luiden van geld, rang en geboorte te doen hebben? Kwyten de Ouders en Voogden zich genoegzaam van hunnen pligt, indien zy hunne Kinderen en Pupillen in staat stellen op deeze wyze den tyd te kunnen passeeren? Zoo schynen de Ouders van deezen jongen Heer gedagt te hebben. Op deeze wyze denkt althans deszelfs Oom. Diverteer, diverteer u braaf! honneur, honneur is de ziel van alles! zyn daarom de fraaie lessen en onderrichtingen die hy zynen Neef geeft; en een punt van Conscientie te stellen in het belyden van Godsdienstige Waarheden, die men niet gelooft, indien men anders zyn Waereldsche Oogmerken niet kan bevoderen, is by hem belagchelyk. De Heer N.N. kon bezwaarlyk in
| |
| |
slegter handen gekoomen zyn. 't Is waar hy heeft eene Opvoeding a la mode gehad. 't Is niet te mispryzen. Men kan niet altyd op ernstige zaaken denken. Een mensch mag en moet somtyds uitspanningen hebben om zynen geest te vervrolyken. De gemelde divertissementen, indien 'er een behoorlyke maat in gehouden wordt en alleen tot uitspanningen dienen, zal een Misanthrope of de een of de ander Dweeper alleen kwaadkeuren. Doch het voornaamste, 't welk tot een goede opvoeding vereischt wordt, heeft de Oude Heer op een onverantwoordelyke wyze verzuimt, en zyn raisonnement over den Godsdienst, hoe gemeen ook, is verfoeilyk.
Hy hadt zynen Neef behooren onder het oog te brengen dat wy tot verhevener einden zyn geschaapen; dat wy een redelyke Ziel bezitten en der zelver vermogens hebben aanteleggen in naauwkeurig nategaan hoe wy ons gedraagen moeten om nuttig voor anderen te leeven en daardoor aan de Oogmerken van onzen wyzen en goeden Maaker te beantwoorden. Hy hadt op dezelver noodzaaklykheid behooren aan te dringen door de bedenking hoe ongelukkig 't menschdom zou weezen, indien persoonen van middelen, rang en geboorte dit in 't algemeen verzuimen en wat men van die Heertjes derhalven te denken heeft, die niets anders uitvoeren als zyn Neef tot nog toe deede; hoe ongelukkig het is, als men met dergelyke Regenten is opgescheept; hoe weining verwagting 'er is dat door dezulken het Heilig Regt gehandhaafd en de waare belangen eens Volks zullen bevorderderd worden; en hoe hatelyk zy met al hun fatsoen en welgemanierdheid zyn zullen in de Oogen van Hem die alleen in Regt en het Geluk zyner Schepzelen vermaak en genoegen schept. Hy hadt dit verder behooren aantevoeren door bedenkingen van den Kristelyken Godsdienst, dien hy belydt te gelooven, ontleend. Hoe het volgens deszelfs eerste en onbetwistbaare beginselen zeker is dat ons bestaan altoos zal duuren; dat wy eens rekenschap van ons gedrag, gehouden in dit leven, zullen moeten geeven; en dat alle hoop van geluk in de andere Waereld dezulken volstrekt ontzegt zal worden die niets anders gedaan hebben dan zoogenoemde geestige Romans en werkjes van smaak te leezen, dan op 't Koffyhuis, in den Schouburg, op Concerten en Assemblees te gaan, dan Speelen, Rossen, Jagen en alle plaîsierpartytjes by te woonen, zonder meer. Hy hadt deeze eerste beginselen van Reden en Openbaaring zynen Neef van jongs afbehooren in te prenten, daar in zelf te onderwyzen of van anderen laaten onderregten. Dan zou de Heer N.N. nu in staat geweest zyn om niet slegs als een Heer van fatsoen maar
| |
| |
ook als Mensch en Kristen te kunnen leeven. Dan dewyl onze Jonge Heer, door eene verwaarloosde Opvoeding, een Vremdeling is in deeze nuttige en noodige kundigheden, zou ik hem raaden zich daar in te oefenen en te wagten met het doen der Belydenis tot dat hy wel overtuigd is van de Waarheid van onzen Godsdienst, dien men niet by toeval en door navolging, zoo als hy doet, maar door overtuiging zyns verstands moet gelooven; en kennis heeft van die Waarheden, waar in de Protestanten in 't algemeen met elkander overeenstemmen. Verder ben ik van gedagten, dat het best zal weezen, zoo de Predikant hem aan 't Kontrakt houdt, dat wel te denken is, hem het anker wyn maar te geeven, om van hem af te zyn en den knaap voor altoos te laaten loopen; en zich met geen driftige Geestelyken, van welke party, ooit op te houden; maar het gezond verstand en Gods Woord in 't eerst alleen en vervolgens kundige, Vreedelievende en Godvrugtige Godgeleerden van onderscheidene begrippen en derzelver schriften raad te pleegen. Dit is de eenige Weg om echte begrippen van den Godsdienst te verkrygen en te kunnen oordeelen of alle de Geschillen, die de Protestanten verdeeld houden, op Wisjewasjes uitloopen, zoo als de Oude Heer op een lugtigen trant 'er overpraat.
Vervolgens moet de Jonge Heer zeer omzigtig zyn in het beoordeelen van dat, myns inziens, zeer gewigtig punt of de wetten van 't gezond verstand en van den Kristelyken Godsdienst ons veroorloven belydenis te doen by een Genoodschap 't welk, onzes oordeels, strydige leeringen met Gods Woord voorstaat, handhaaft, leert en van ons vordert te gelooven te verdedigen en voortestaan; schoon de Oude Heer 'er over lachten, dat het by veelen uit de mode is hieromtrent een punt van Conscientie te maaken; om, door tydelyk belang verblind, niet mede te slenteren. Laaten de Geschillen zoo weinig om 't lyf hebben, als veelen ons willen beduiden. Een eerlyk mensch mag niets voor waarheid aanneemen 't welk hy gelooft valsch te zyn. Dit strydt tegen de Opregtheid. Volgens welker voorschriften men nimmer anders mag spreeken als men denkt nog zich anders vertoonen als men is. Deugen dan de begrippen niet, die men over den Godsdienst heeft in het Land, daar men is, men vergenoege zich met die Waarheden in opregtheid te beleven, daar men in zyn gemoed van overtuigd is. Zoo deeden de eerste Kristenen, toen zy van alle tydelyke voordeelen uitgeslooten waaren. Zoo deeden de Protestanten ten tyde der Reformatie, eer zy het bewind van zaaken op sommige plaatsen in handen kreegen. zoo deeden veelen naderhand en is het Karakter van alle eer- | |
| |
lyke en Oprechte Kristenen. Onopregtheid, anders te spreeken, als men gevoelt en zich anders te vertoonen als men waarlyk is, is altoos haatelyk en verfoeilyk, maar allerhaatelykst en allersnoodst in zaaken die den Godsdienst betreffen. Die de de begrippen der Hervormde waarlyk gelooft hy voege zich by die Gezindheid. Die van de deugdelykheid der Augsburgsche Belydenis overtuigd is hy koome 'er opentlyk voor uit al woont hy niet in Zweeden. Is hy in 't gevoelen der Doopsgezinden of der Remonstranten hy hebbe eerlykheids en opregtheids genoeg, al deugen de eersten nergens en al zyn de laatsten van geen goeden reuk in Holland, om zich by hen te begeeven. Kan hy by geen Genoodschap met zyne begrippen te regt koomen hy ga naa Rhynsburg of by die Kristenen aan 't Avondmaal die niemand van een goed gedrag uitsluiten. Laaten anderen moffelen, hun Geweeten verkragten, de Opregtheid verzaaken om een weinig eers, aanziens en voordeels; de jonge Heer N.N. indien myn raad hem behaagt en hy denzelven getrouwelyk opvolgt, zal niet in staat zyn des ben ik verzekert hun voorbeeld te volgen, maar die begrippen handhaven, voorstaan en belyden, daar hy in zyn gemoed ten vollen van overtuigd is, al deugen zy hier nog ergens.
D.F.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Arnhem by W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P. van Thol en E. Boucquet, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Monnikendam T. Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas.
|
|