| |
| |
| |
De Denker.
No. 216.
Den 16 February 1767.
[Brief over de zonderlinge uitwerking van een' Hollen Spiegel, en eenige Proeven met denzelven genoomen.]
Inspicere, tanquam in speculum, in vitas omnium
Iubeo, atque ex aliis sumere exemplam sibi.
IK bedank den Zender van den volgenden Brief. Mogelyk kom ik zelf by hem om Experimenten met zynen Spiegel te doen. Gaarne ondertusschen had ik zyne Proeve, die hy met een Geestelyken genoomen heeft; welke ik verneem dat fraai is, om 'er myne Leezers met ten eersten op te onthaalen.
| |
Myn Heer!
IK ben Erfgenaam geworden van een Oom, wiens Liefhebbery zo byzonder was, dat wy 'er nooit denkbeeld van konden maaken. Hy hieldt alles voor en
| |
| |
leefde altoos by zich zelven, zonder eenige verkeering, en was zo byzonder in al zyn doen, dat wy 'er ons dikwyls over verwonderd hebben. Maar, was onze verwondering groot in zyn leven, niet minder was dezelve na zyn overlyden, wanneer zyne Liefhebberyen in myne handen kwamen. Onder anderen heb ik gevonden een hollen Spiegel, die, wanneer men zich binnen deszelfs brandpunt plaatst, de uiterlyke figuur der voorwerpen niet alleen vergroot, en bygevolg alle gebreken, die daar in zyn, duidelyker vertoont, maar die de inwendige gebreken, ja zelfs de gevolgen der zedelyke gebreken te voorschyn doet komen En wanneer men zich buiten deszelfs brandpunt stelt, werkt hy, gelyk alle holle Spiegels, andersom. Hy vertoont dan, namelyk, juist het tegenbeeld van hem die 'er voorstaat. Ik zal thans niet aanpryzen hoe nuttig zulk een Spiegel voor veelen zou wezen, die of zich zelven niet kennen, noch weeten, wat gebreken by hen huisvesten, of die, schoon daar van kundig, dezelven zo zwaar niet weegen, als zy inderdaad behoorden te doen: want ik weet geen tweeden Spiegel van die hoedanigheid te bezorgen, en heb lust nog tyd om allen, die zich zelven niet kennen, door myn Spiegel aan zich zelven te vertoonen. Zoo gy egter van den Spiegel, nu en dan, eens gelieft gebruik te maaken, om zulke karakters, die diep verborgen liggen onder schyndeugd, het momaanzigt afterukken, en in uwe hoedanigheid, als Denker, aan de Waereld ten toon te stellen, dan wil ik u zeer gaarne het gebruik van denzelven toestaan.
De gelegenheid, waar by ik de byzondere uitwerksels van deezen Spiegel ontdekte, was, dat ik eenige goede vrienden en kennissen by my ten maaltyde had, die, na het eindigen van denzelven, my zeer plaagden om de nagelaatene Liefhebbery van mynen Oom te zien. Zy vatten, onder anderen, ook deezen Spiegel aan, waar in wy de wonderlyke werking van zo veele beeltenissen zagen; en by naauwkeurig onderzoek bevonden wy dat al wat zich vertoonde zinnebeeldig was, en alles, by elkander gevoegd, juist toepasselyke op 't
| |
| |
voorwerp dat zich voor den Spiegel stelde. Zie hier eenige Persoonen, en de Zinnebeelden, die zich met dezelven in den Spiegel vertoonden.
De eerste, die 'er in zag, was een Koopman, die niet weinig stond te kyken, eenen persoon nevens zich in den Spiegel te zien, en wel zulk eenen, die hem zeer wel bekend was, te weeten den Fiscaal, welke niet alleen op hem stond te loeren, maar reeds dadelyk de hand in zyn beurs hadt, terwyl het voor ons aanschouweren een geheim bleef, hoe veel 'er uitgehaald wierdt. Ieder begon te lagchen over de postige figuuren, die deeze beide beelden in den Spiegel maakten; de een om de beurs wel te bewaaren, en de andere om die geheel, of ten grooten deele, magtig te worden. Door dit lagchen zoo wel als door deeze grappige vertooning, wierdt onze Koopman aangemoedigd om mede te lagchen, en begon, schoon eerst wat beschaamd, met het stuk te railleeren. Hier door kreegen wy gelegenheid om den man van plaats te doen veranderen, en dus vertoonden zich zo wel eenige beelden, die eerst in den Spiegel in 't duister waren, als die, welke niet voor ons gezigt konden komen, ten zy hy zich buiten het brandpunt van den Spiegel stelde. In 't eerste geval, wierden ons hier door vertoond de omstandigheeden, die het verkorten van s'lands regten natuurlyk verzellen, en in het andere geval de omstandigheden, die een eerlyke handel noodzaakelyk zoude moeten uitwerken. Te weeten, wy zagen de Geregtigheid haar weegschaal ontwringen, s'lands Wetten met voeten treeden, en een nyveren en braaven Koopman, kwynende door gebrek aan eerlyken winst, voor zich zelven en zyn gezin het nodigen ontbeeren. Het tegenbeeld schetste voor ons gezigt, een bloeienden handel, Geregtigheid en Trouw ten troon verheven, s'Landsvaderen bezig met het verminderen der lasten, terwyl des niettegenstaande s'Lands schatkist overvloeide, en zy hier door in staat gesteld wierden, om de krygsmagt des Vaderlands, en de verdere noodwendigheden, rykelyk en overvloedig uit dezelve te kunnen voldoen.
| |
| |
Dit afgedaan zynde, kwam een man, die vry groote gevoelens van zich zelven hadt, en zeer laage gedagten van anderen, voor den Spiegel. Deeze, met een brandende begeerte aangedaan om zyn gemoed gestreeld te vinden in de vertooning van den Spiegel, en met eene houding, die duidelyk te kennen gaf dat hy iets fraais verwagtte, wierd hier in merkelyk te leur gesteld: want alle de kundigheden, die hy bezat, wierden vertoond door een blaas met wind, die met het inprikken van een speld geheel ledig wierdt. Hy zag verscheide kennissen, wier brein met het zyne wierdt vergeleeken, en waar voor hy de vlag moest stryken; en onder deezen vertoonden zich zulken, die hy merkelyk minder keurde dan zich zelven, ja onwaardig oordeelde om met hem te verkeeren, dewyl zy naar zyne gedagten zeer weinig verstand hadden. Doch 't onoverkomelykste voor hem was, dat, terwyl ieder beeld in den Spiegel of onderwees of onderweezen wierdt, by ongeluk zyn persoon gesteld wierdt onder die genen die onderweezen wierden, en wel van zulken, waar van hy de laagste gedagten hadt.
Een paar egte lieden, die dikwyls in oneenigheid leefden, en ieder van welken zich zelven, zo wel als anderen, wilde wys maaken dat die oneenigheid niet hem maar den anderen was te wyten, de wonderlyke uitwerksel van den Spiegel hoorende, kwamen overeen om zich voor denzelven te stellen, en te onderzoeken, of zy ook konden ontdekken, wie, en wat de schuld ware van hunnen geduurigen twist; daar zy, gelyk zy elk om 't zeerst betuigen, ten uitersten begeerig waren om deeze verdeeldheid voor eeuwig verbannen te zien, en ieder uit al zyn vermogen hen zyne hier toe wilde aanbrengen. In de eerste vertooning, die zich op deedt, waren allerleye beuzelaryen, die voorgesteld wierden, over en weer oorzaak tot ongenoegen te geeven. Deeze kibbelaryen wierden gevolgt van Drift en Gekyf, en deeze wederom van Berouw; en dus volgden deeze vertooningen verscheidene reizen in dezelfde orderen elkander op, waaruit wy
| |
| |
beslooten, dat hun twist nooit anders dan beuzelingen ten onderwerpe hadt, dat hunne drift deeze kibbelaryen tot hevige twisten maakte, en dat hun leven een aaneenschakeling van Gekyf, Berouw, en Verzoening was, die zich altoos de een na de andere zonder missen vertoonden. Zy erkenden dit, zoodra zy het gezien hadden, en namen voor nooit over beuzelingen meer te twisten, of hunne drift te doen gaande worden; maar beiden uit al hun vermogen deeze kleine verschillen, zoo wel als de grooten, met ernst te vermyden. Indien dit voorneemen van een goede uitwerking is, zal ik zeer blyde wezen, dat myn Spiegel tot dit einde mede gewerkt heeft.
Wy hadden nog in ons gezelschap een Doctor, die en groote Windbuil is, en veel op zyne kunst snoefde. Deeze, ook eens in den Spiegel willende zien, wierd niet weinig uitgelagchen, om dat, juist zoo als hy zich voor denzelven vertoonde, 'er een volmaakt Kwakzalvers Theater, met zyne Hansworsten, in den Spiegel zich opdeedt. 't Was behangen met een dispuut en bul, waar op, met groote letteren, 't woord Harderwyk te leezen stondt, en waar by de Quitanties hingen, tot een bewys van wien en waar die gemaakt waren, en behoorlyk betaald. Verwaandheid veilde de Medicynen uit, die door Onkunde wierden toebereid. Daar was nog veel optemerken, maar de Doctor wierdt zo kwaad, dat hy den Spiegel haast in stukken hadt gebroken, terwyl wy bevestigd wierden in 't gevoelen, dat waare kennis noch ondervinding by Zwetsers te vinden zyn.
Deeze 't zyne van den Spiegel gehad hebbende, kwam een lugtige kwant voor denzelven, die even te vooren beweerd had, dat het Huwelyk een ondraagelyke slaverny was, maar om vermaak te hebben in de waereld moest men ongehuwd leeven, en trouwen by de week. 't Gewoel, dat zich met deezen in den Spiegel vertoonde, was verbaazend. Wy zagen de woeste Dronkenschap allerlei moedwil pleegen; en om kiesche ooren niet te kwetzen met een verhaal van alles wat wy zagen, zal ik alleen twee voorwerpen be- | |
| |
schryven, die zich op den voorgrond vertoonden; 't eerste, wanneer hy zich binnen 't brandpunt van den Spiegel stelde, en zich dus een schets van zyn eige karakter opdeed, en het andere als hy zich buiten 't zelve plaatste, en dus een schets van zyn tegenbeeld gezien wierd. Eerst vertoonde zich onze persoon in alle vrolykheid en dartelheid; daar na kwam hy te voorschyn merkelyk verminderd in kragten; en eindelyk vertoonde hy zich beroofd van gezondheid en geld, verstooten van zyne voorige vrienden, oud voor zyn tyd, en creveerende van pyn en chagryn. Buiten het brandpunt gesteld zynde, schetste ons zyn tegenbeeld af een man, die in bedaardheid en vergenoegdheid zyne huizelyke bezigheden waarnam, minzaam en tederlyk met zyne huisvrouw en kinderen verkeerde, en zo zeer door dezelven aangehangen en geliefkoosd wierd, als zyn zorg en toevoorzigt naauw over dezelven ging; welke wederkeerige minzaamheden de grootste vergenoegdheid in hunne weezenstrekken vertoonden. Deeze lieftalligheid en vergenoegdheid zagen wy in die drie standen, waar in 't geluk van onzen kwant geheel te niet ging, niet alleen duurzaam zyn, maar door den tyd vermeerderen, en eindelyk bekroond met een gezonden en in overvloed gezegenden ouderdom, vervrolykende zich in de verkeering met die kinderen, in hunne manlyke jaaren, die 't vergenoegen en de vrolykheid der Ouderen vermeerderd hadden, wanneer zy door dezelven wierden opgevoed. ‘Zie daar’, riepen wy allen uit, ‘wat te kiezen is, een ongehuwd en losbandig leven, of een gezeegende Egt!’
Myne vrienden vertrokken zynde, bekroop my de lust om my zelven eens zeer naauwkeurig in den Spiegel te onderzoeken; maar eer ik dit deed, vond ik goed myn eigen karakter eens by my zelven op te maaken, en dan in den Spiegel te zien, in hoe verre dit overéénkwam met de waarheid der zaaken. Zie hier hoe dit uitviel. My zelven dagt ik te zyn een braaf man, die over alles vry wel redeneert, altoos zich toelegt op 't betragten van zynen pligt, en in
| |
| |
gevallen, waar in hy eenigzins te kort schiet, zich ten spoedigste verbetert. Ik oordeelde my zelven te wezen Eerlyk, Liefdaadig, Minzaam, en om alles in eens te noemen, 't kwam my voor dat 'er geene dan zeer geringe gebreken in my plaats hadden, die ik dagelyks tragtte te verbeteren, en geene oplettendheid verdienden. Dit karakter dus opgemaakt hebbende, stelde ik my voor den Spiegel. 't Eerste, dat zich vertoonde, was Toorn met de allerysselykste gevolgen. Deezen vertoonden zich waarschynlyk het eerst, om dat ik my even te vooren vry toornig had gemaakt op een van myne vrienden, die war ruw met den Spiegel gehandeld hadt. 't Is waar, de gevolgen, die de Spiegel voor myn gezigt vertoonde, had ik nooit ondervonden; maar ik begreep egter duidelyk, dat dezelven zeer ligt uit Toorn kunnen voortkomen, dewyl het weinig gescheeld had, of ik had den Vriend, in myn drift, een goeden oorvyg gegeeven. Vervolgens vertoonde zich de Koophandel, die voor myn gezigt bragt eenige streeken, die ik in myne zaaken wel gebruik, en die my nu vertoond wierden op eene wyze, waar uit ik ligtelyk kon begrypen, dat dezelve niet overeen kwamen met strikte Eerlykheid. De Godsdienst vertoonde zich zeer ver in 't verschiet, terwyl men voor haar geplaatst zag allerlei soort van Uitspanningen. Ik meende in 't eerst, dat dit toeteschryven was aan de plaats, die ik voor den Spiegel genomen had, en wilde, door van plaats te veranderen, deeze beelden ook doen veranderen; doch te vergeefs. Ik begreep dus, dat my hier optemerken stondt, dat de Godsdienst by my wel in aanmerking komt, doch merkelyk na Uitspanningen en andere bezigheden. Uit deeze en andere vertooningen, die my nevens dezelven wierden voorgesteld, bespeurde ik zeer ligt, dat ik my merkelyk bedroogen had in myn karakter; dat 'er veel meer te verbeteren was dan ik dagt; en ik maakte dit besluit, dat veele menschen, die in hunne eige oogen goed zyn, wonderlyk zouden opzien, als zy eens in een' Spiegel als de myne hun eigen karakter zoo duidelyk
| |
| |
en naar waarheid zagen afgemaald. Ik ben intusschen voorneemens my zelven dikwyls te gaan spiegelen, en my van alle die fouten te zuiveren, die ik ondervinden zal in my plaats te hebben.
Zie daar, Heer Denker, eenige vertooningen van myn' Spiegel. Zoo gy het goedvindt, laaten uwe Leezers eens zien of zy in de eene of andere vertooning geene trekken van hun eigen karakter ontdekken. Misschien zend ik u nog meer Experimenten, zoo my nog eenigen, die ik nuttig oordeel, voorkomen. Ondertusschen blyve ik,
Myn Heer,
Uw D.W. Dienaar,
F.G.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen; en, wyders, te Arnhem by W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d Smout, 's Gravenhage P. van Thol en E. Boucquet, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Monnikendam T. Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas.
|
|