| |
| |
| |
De Denker.
No. 211.
Den 12 January 1767.
[Het Geld verantwoordt alles.]
Het Geld verantwoordt alles.
DE wyze Koning, van wien ik de bovenstaande spreuk ontleende, was ongetwyffeld een man van opmerking en ondervinding. Naar zyne eigene bekentenis, hadt hy de dingen van den tyd naauwkeurig onderzocht, om uit te vinden, waar in het grootste geluk van den mensch hier op aarde
| |
| |
was gelegen. Echter houd ik my verzekerd, dat hy de wezenlyke waarde van het Geld, en het waare geluk, welk het den mensch aanbrengt, in eigen persoon zoo wel niet kende, als een myner goede vrienden, wiens geval ik thans, met zyne bewilliging, mynen Leezeren zal mededeelen.
Gy denkt mogelyk: Is dan uw Vriend wyzer dan Salomon was? In dit geval ja. Salomon was nooit arm, gelyk hy geweest is, en dus kende Salomon het waare geluk der Ryken zoo wel niet als hy. Die nooit ziek is geweest, schat de gezondheid niet op haaren rechten prys.
Zie hier dan het geval van mynen Vriend; een geval, waar uit elk, die voor overtuiging vatbaar is, zal mogen leeren, dat, wat men ook van Kennis en Deugd mag praaten, het Geld inderdaad het eenigste middel is, waar door men hier op aarde recht gelukkig kan leeven.
Myn Vriend is een man, van wien men niets minder kan zeggen dan dat hy 'er wel uitziet: Neen zeker, hy heeft zyn persoon gansch niet mede. Doch ik zal hem in dit opzicht niet naauwkeuriger beschryven, dewyl het niet noodig is dat hy bekend worde. Hy is van een deudzaamen imborst, heeft een tamelyk goed oordeel, en is niet geheel onkundig in verscheidene nuttige Konsten en Wetenschappen! Echter zyn 'er meer in alle deeze opzichten boven dan beneden hem.
Door zeker ongelukkig toeval, onnoodig hier te melden, werdt hy in zyne vroege jeugd tot de uiterste armoede gebragt, en leefde sedert in een zeer geringen en bekrompen staat, tot dat hy, ruim zesendertig jaaren oud geworden zynde, zyne Heilzon op het onverwachtste zag doorbreeken.
Daar hy niet onedelmoedig van ziel is, wendde hy, voor dien gelukkigen tyd, wel veele poogingen aan, om zich te herstellen, maar al wat hy deedt was vruchteloos. Zyne Deugd kwam in geen aanmerking. En wie zou ook gelooven dat arme Menschen deugdzaam zyn kunnen? Zyn gevoelen werdt niet gevraagd. En zeide hy nu en dan wel eens ongevergd zyne gedachten over deeze en gene zwaarigheden, hoe bondig zyn oordeel ook was, 't werdt echter niet in acht genomen. Zyne kundigheden werden altoos als zeer gemeen, los en oppervlakkig, beschouwd en
| |
| |
afgeschilderd. Met één woord, de py, die zyn lighaam dekte, was veel te grof, dan dat de bekwaamheden van zyne ziel 'er konden doorstraalen, in de oogen van zulken, die hem hadden kunnen voorthelpen. Werdt men somtyds genoodzaakt zyne Deugd of bekwaamheid, als tegen wil en dank, te erkennen, al de lof, al de lof, dien men hem gaf, kwam hier op uit, dat hy niet kwaad, en nog al een tamelyk bekwaam mannetje in zyne soort was. Want wie weet niet, dat, schoon 't gansche menschelyke geslacht uit éénen bloede gemaakt is, 'er echter verscheiden soorten van menschen, en de armen oneindig minder in soort dan de ryken zyn? Zeker de laatsten zyn, buiten tegenspraak, veel uitmuntender, voortreffelyker en verhevener wezens dan de eersten.
Myn Vriend hadt wel eenige aanzienlyke bloedverwanten, maar hy was te arm en te slecht gekleed om van hen erkend te worden. Trouwens, wie rekent het ook voor geene schande geringe menschen onder zyne Familie te tellen? Immers als hy de vryheid gebruikte om, met de grootste beleefdheid van de weereld, Neef en Nicht te zeggen, beduidde men hem dat de vriendschap reeds lang ware afgestorven. Onder anderen hadt hy eene Tante te Amsterdam woonen, die zeer veel gelds bezat, en teffens de deugd van haar fatsoen en schatten te bewaaren. Deeze, als hy eens van zyne woonplaats, die ik ook, om hem niet bekend te doen worden, met stilzwygen zal voorbygaan, na haar toegereisd was, en zich aan haar addresseerde, wendde voor hem niet te kennen. Hy erkende, dat hy in zyne vroege jeugd maar eens de eere hadt gehad om van haar gezien te worden; doch dat hy niet te min de zoon van haare zuster was; en verzocht datze zich daar op geliefde te informeeren. Doch zy repliceerde, datze wel meende te weeten dat de persoon, welke hy zeide te zyn, reeds voor eenige jaaren overleden was: en liet hem, zonder haar verder in eenig gesprek in te laaten, met de grootste verachting en verontwaardiging, heenen gaan. Voorts belastte zy, na zyn vertrek, aan haare bedienden, dien persoon, als hy in 't vervolg weder kwam, niet in te laaten, en maar af te scheepen, met te zeggen dat zy belet was. Zy hadt, zeide ze tegen iemand, die op dien tyd eene visite by haar af- | |
| |
leidde, zulke kaale Vrienden niet; haar geld mogt 'er ook nog beter te pas komen dan het aan dien jakhals te besteeden; men kon niet te zuinig zyn; en 't was beter een stuiver na te laaten dan een duit te kort te komen. Ook nam ze voor, by de eerste gelegenheid te testeeren, en alles aan haare gegoede Vrienden te maaken, om zoo veel mogelyk voor te komen, dat het haar, na haar dood, niet tot schande mogt verstrekken, dat zulk een gering persoon, als de naaste erfgenaam, verre het grootste gedeelte van haar geld en goed in bezit zou krygen. Dan dewyl zy wist dat het Testamentmaaken geld zou kosten; en zy ook nog lang dacht te leeven, werdt dit van tyd tot tyd uitgesteld.
Myn Vriend, mede een mensch, schoon in bekrompene en armoedige omstandigheeden zynde, gevoelde, zoo wel als alle andere Adamskinderen, met het bloeien en rypen zyner jaaren, de reine Huwlyksmin in zynen boezem blaaken. Hy voorzag wel, dat hy ligt aan een Vrouw zou konnen geraaken, indien hy zich met eene, die in dezelfde of nog geringer omstandigheden was dan hy, wilde vergenoegen. Maar dan voorzag hy ook, dat hy door zulk een huwlyk, wel verre van zynen staat te verbeteren, zich in een veel dieper armoede zou ter neder werpen. Hierom zag hy daar van af, en stelde andere maatregels in 't werk. Hy waagde het, en dat verscheiden maalen, by deeze en gene schoone van wat aanzienlyker soort dan hy was, acces te verzoeken: Maar daar zyne wanstalligheid met geen geld bedekt werdt, werden zyne verklaaringen van liefde zoo ras afgeslagen als gehoord. Sommigen waren nog zoo complaisant, van iet anders dan de waare reden haarer weigering voor te wenden, maar anderen verklaarden rond uit, dat men geen gebreken behoefde te koopen; anderen voegden 'er by, datze zich zouden schaamen met hem over straat te gaan; en veelliever verkoozen zich in een Klooster te steeken dan met hem te trouwen. Als hy aan dit tydstip zyns levens gedenkt, konnen hem nog de traanen langs de wangen biggelen. Hy begon by wylen de sottise te krygen van zich met verontwaardiging in zyn spiegel te beschouwen; en zyn lighaam als de oorzaak van zyne te leurstellingen aan te merken. Doch uit die dweepery werdt hy haast gered, ziende met opmerking, dat eenige schoo- | |
| |
nen, die hem hadden afgeslagen, haar woord en hand zeer gretig aan vergulde zotten, ryke Ligtmissen, en zeer gebrekkige mannen gaven, die alleen door hun groot goed boven haar in soort uitmuntten; wordende dus ten vollen overtuigd, dat het geld, in alle opzichten, alles kan verantwoorden en goedmaaken.
Terwyl myn vriend deeze groote waarheid meermaalen overpeinst, beginnen zyne gedachten op de Lotery te vallen. Doch daar hy 'r geld niet te missen hadt, en zich als ongelukkig beschouwde, dorst hy tot deeze onderneeming niet wel besluiten. Bezig zynde met over dit onderwerp te denken, wordt hy van een Jood aangeklampt om een lotje in de Lotery te huuren. Deeze niet aflaatende, en geduurig roepende, neem een Kwartje, of een Agtste; nou dan een Zestiende: neem het doch, je zult doch gelukkig zyn, besluit hy eindelyk het te waagen. En waarlyk met een goed gevolg, daar deeze onderneeming de eerste van allen was die hem gelukte, alzoo het lot kort daar aan met een prys van duizend guldens uitkwam. Voor het getrokken geld huurde hy een half lot, op welk Nommer vier duizend guldens werdt getrokken. Waar op hy vervolgens een geheel lot kogt; doch dit bleef 'er tot de laatste Classe in, en kwam toen met niet uit; 't gene hem wyslyk deedt besluiten zyn geld niet meer in de Lotery te waagen; vreezende dat het hem gaan mogt gelyk den hond in de Fabel. Hy leide zyn gewonnen geld voor zich op de voordeeligste wyze aan, en zag dus zynen staat zoo ras niet een weinig verbeterd, of hy ontving de tyding, dat zyne Tante te Amsterdam zonder Testament was overleden; 't gene hem in 't bezit van een zeer aanmerklyk Kapitaal stelde, en te gelyk, als op één oogenblik, in een mensch van de uitmuntendste soort hervormde.
Door middel van dit geld, smaakt hy thans de grootste gelukzaligheid, die men op aarde kan verwachten. Met de Dochter van een Heer van Fatsoen, eene inderdaad zeer schoone en verstandige Dame, is hy, nu zyne gebreken door het geld onzichtbaar geworden zyn, in den zaligsten Echt verbonden. Zeer voorzichtig heeft hy zich in een vreemde plaats metterwoon begeeven, alwaar hy, benevens zyne Echtgenoote, als andere Goden geëerd worden.
| |
| |
Ik hoor menigmaal met het grootste vermaak, in verscheiden aanzienlyke gezelschappen, zynen lof hemelhoog verheffen. Zyn persoon komt nu niet ongevallig voor. Zyne bruine oogen; en de vriendelyke trekken van zyn wezen, schynen veel zichtbaarder geworden, en houden nu aller aandacht zoo opgetoogen, dat men zyne mismaaktheid niet eens opmerkt. Men verwondert zich nu over zyn verstand. Zyne vrienden besluiten niets zonder zyn oordeel gehoord te hebben; gelyk ook zyn advis, in de Genootschappen, van welken hy een lid is, doorgaans als een onfeilbaar Orakel wordt opgevolgd. De achting die men hem om zyn geld toedraagt brengt te weeg, dat men op zyne gezegdens, schoon ze al niet juist in den haak noch bon sens zyn, niet critiseere, en dat men, ten minste in zyn bywezen, alles wat hy voortbrengt, als gangbaare munt niet alleen, maar zelfs als fraai en geestig aanneemt. Nooit wordt het hem kwalyk geduid, wanneer hy by gelegenheid van zyne eigene kundigheden en bekwaamheden spreekt; noch dat hy eenige aanmerkingen maakt op de schriften van anderen, zelfs van de grootste Letterhelden; noch dat hy zich nu en dan onderwindt anderen te onderrichten: daar dit te vooren als loutere verwaandheid in hem wierd uitgekreeten; schoon hy nu meer gevaar loopt, dan toen, om met dit euvel der beter weeteren besmet te worden. Hy wordt nu als een zeer kundig Heer by de Weereld geroemd. Schoon de Vaarsen, die hy nu maakt, inderdaad veel minder zyn, dan die hy voor deezen maakte, daar hy nu vry veel door zyne uitspanningen wordt afgetrokken, worden ze echter nu altyd gepreezen, en zelfs boven die van grooter Poëten, maar die geen geld hebben, verheven. Men vind zich nu door een Huuwlyksvaars, van hem gemaakt, grootlyks vereerd; daar men die te vooren niet wilde aanneemen; of niet goedvondt dezelven nevens anderen te laaten drukken. Te vooren zag geen mensch naa hem om: nu wordt hy overal geëerd en aangebeden. Op Nieuwjaarsdag, by zyne Verjaaring, of eenige andere plegtige gelegenheid, krielt het aan zyn huis van Gelukwenschers. Overal is hy byna de eerste. Hy komt niet in de Kerk, of hem word aanstonds een der beste zitplaatsen aangeweezen: elk betoont door zyne
| |
| |
buiging zyne diepste hoogachting, daar men hem voorheen naauwlyks een klein plaatsje wilde inruimen. By de onderhouding van 't H. Avondmaal schaamt niemand zich om met hem aan dezelfde Tafel aan te zitten, gelyk hy in zyne laage omftandigheden dikwils met de uiterste verontwaardiging bespeurd heeft. Hem word nu aanstonds plaats gemaakt, om op de Regeering te volgen. De Predikanten geeven hem met een regt broederlyk hart het Brood en den Wyn. Zy koomen, daar hy nooit voorheen een van die Eerwaardige Heeren aan zyn huis heeft mogen zien, hem toespreeken, en maaken veel werks om hem in zyn tedere Godsvrugt te versterken: telkens, en inzonderheid als hy hen eens deftig onthaalt, geeven zy hunne hartgrondigste hoogachting te kennen en betuigen niets vuuriger te verlangen, dan dat zulk een waardig broeder eerlang moge geteld worden onder de Schilden der Aarde en Voedsterheeren der Kerke. De Deugd van mynen Vriend straalt nu ook zonneklaar door. Zyne inschiklykheid, vriendelykheid, en beleefdheid, die hem natuurlyk eigen zyn, maar te vooren over 't hoofd gezien wierden, worden nu van elk opgemerkt, en hy van kleen en groot om dezelve geëerd, bemind, en of 'er geen goedhartiger mensch ware, gepreezen: terwyl zyn geld hem voor de mishandelingen en beledigingen, welke men hem, uit dien hoofde zelfs, te vooren niet ontzag aan te doen, krachtdaadig beschermt. Schoon zyne milddaadigheid inderdaad, naar evenredigheid van zyne middelen, nu zoo groot niet is als te vooren, loopt dezelve nu by elk in het oog. Te vooren gaf hy doorgaans een stuiver in de Schaal, en dan gaf hy, naar evenredigheid, nog meer dan wanneer hy 'er nu acht dukaten inleidde, daar hy het doorgaans met één afziet: en echter is hy nu veel milddaadiger in de oogen der menschen. 't Is te vooren gebeurd dat hy, niet eens maar zeer dikwyls, zyn brood den armen gaf, en zelf voor dien tyd vastte; echter maakte dit geen geruchts: maar nu hy van zynen overvloed, eenige grutten, erwten en boonen, tegen den Winter, den behoeftigen uitdeelt, weet elk van zyne barmhartigheid met den grootsten lof te spreeken. Te vooren waakte hy dikwyls by zieken van zyne soort, en nu wordt zyne menschlievendheid
| |
| |
veel hooger geroemd, wanneer hy maar door zyne Dienstboden naa zulke ongelukkigen laat verneemen, of hun eenige versnaaperingen toezendt. Met één woord, zyn Geld verschaft hem niet alleen alle de gemakken en vermaaken deezes levens, daar ik nu niet eens van spreeken wil, maar ook al het verstand, al de deugd, al de eer en achting, en dus al het genoegen, dat ons noodig is om gelukkig op aarde te leeven. En dus wordt, in zyn voorbeeld, het zeggen van Salomon, in den alleruitgestrektsten zin, beveftigd: Dat het Geld alles verantwoord.
J.G.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Arnhem by W. Troost, Dordrecht A. Blusse, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P. van Thol en E. Boucquet, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Monnikendam T. Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas.
|
|