| |
| |
| |
De Denker.
No. 143.
Den 23. September 1765.
[Over de Voordeelen van een gelukkig Huwelyk boven eene ongebonde Levenswyze.]
Quos irrupta tenet copula. -
IK heb, op 't einde van voorleeden Jaar, by gelegenheid eens Briefs van een ongelukkigen ouden Vryer, beloofd, dat schadelyk vooroordeel, 't welk by zo veele Bons - Vivants en ongebonde Ligtmissen heerscht, eens te keer te zullen gaan; ‘Als of men namelyk, om regt zyn wil te hebben van de wereld, ongetrouwd moest blyven, en als of verdrietelykheeden en kwellingen byzonderlyk voor de gehuwde lieden waren weg gelegd’. Men kan een zaak, waar in zo oneindig veele byzonderheden beschouwd en gewoogen moeten worden, ligtelyk van een verkeerd oogpunt betragten, en zy, wier verbasterde aart of bedorve verbeelding hen raadt het Huwelyk te schuuwen, kunnen ras de nadeelen uitkippen en vergrooten, en geneugtens, daar hunne ongelukkige gestellen moogelyk reeds ongevoelig voor geworden zyn, over 't hoofd zien, of verdonkeren; Vryheid, onbekommerd vermaak, voor zig zelven alleen te werken, zyn weidsche woorden, welke tegen Huwelyksdwang, lastige zorgen, en een drukkend onderhoud van vrouw en kinderen overgesteld, hen de oogen ligtelyk verblinden, en in den waan brengen, dat zy, om regt wil te hebben van de wereld, ongetrouwd moeten blyven. Een ongelukkig vooroordeel, en, als ik het zeggen mag, een onnatuurlyk, een gedrogtelyk wanbegrip, zo valsch als schadelyk; een denkbeeld, eindelyk, 't welk, schoon men het zomtyds by lieden van een goed gedrag aantreft, meestal egter het ongelukkig gevolg is eener ongebonde levenswyze, en verbasterde manier van denken. Dog wat 'er wegens de oorzaak van dit ongunstig vooroordeel tegen het Huwelyk wezen moge, 't is zeker, dat Menschen, die op deze wyze redeneeren, niet agter het fyne van de zaak, en niet in staat zyn om vermaak en ongeneugte in de juiste schaal van een zuiver gevoel te weegen. Ik laat alle andere bedenkingen voor het Huwelyk blyven; Ik zal niets, dat naar pligt gelykt, in aanmer- | |
| |
king neemen; Ik bemoei my niet met de oogmerken van mynen Schepper; Ik wil geen agt geeven op de stemme der Natuur, die zig, in alle Menschen, zo dra de vereischte ouderdom aankoomt, zo duidelyk laat hooren; Ik bekreun my der Maatschappye niet, ja myne ooren zyn zelfs doof voor de billyke verwyten, welke my de verleide Onnozelheid, door myne lusten ten val gebragt, met zo veele reden doet, en voor het jammerlyk geschrei dier Ongelukkigen, welke hun bestaan aan de voldoening eener geile drift alleen verschuldigd, en voortaan van allen Vaderlyken onderstand beroofd, hun aannaderend rampzalig lot met regt beweenen, om naderhand den Wreedaart te vervloeken, die hen zo veele rampzaligheeden hier op aard berokkent, en hunne kostelyke zielen zelve in een eeuwig verderf laat wegzinken. Ik zwyg alle die aanmerkingen; Het zyn misschien beuzelingen, harsenschimmen om kinderen meê te paaijen, of laffe zielen te vervaaren! ‘Nog eens, wat raakt my het doelwit van den Schepper, en de blykbaare verordening der Natuur? wy moeten pret hebben in de wereld, wy moeten plaisierig leeven, Vermaak is de hoofdzaak, die wy betragten’! Wel aan, Vermaak zal dan het eenigste zyn, daar ik my toe bepaalen zal; Vermaak de scheidsman wezen of wy Trouwen, of in eene ongedwonge voldoening onzer lusten leeven moeten.
Gelyk al ons vermaak in de wereld uit eene gemaatigde voldoening van welgeregelde driften spruiten moet, zo is het zeker, dat onse gezellige hartstogten in 't byzonder de voornaame bron van ons genoegen in dit leven zyn; Neem Vriendschap, Menschenliefde, onderlinge hulp en vertrouwen, neem erkentenis en wederkeerige liefdeblyken uit de wereld weg, en gy verkeert dezelve in eene akelige woeftyn, daar ik twyffel of de allerbedorvenste Ligtmis, zelfs in de volle verzadiging zyner dierlyke lusten, ja met overvloed van wyn, moedige harddravers en eerlooze vrouwen, in zoude willen of kunnen leeven; Dog 't zy dat hy dit al konde en wilde doen of niet, ont wyffelbaar is het ten minsten, dat zodanig eene wereld niet de geschiktste zyn zou om zyne dagen vermaakelyk door te brengen. De opregte boezem van een getrouwen Vriend is ons zo noodig om onze geheimen in uit te storten, dat de overgegeevenste Ligtmissen, by gebrek van waare vrienden, een loozen knegt daar toe gebruiken moeten; wederkeerige goedgunstigheid en erkentenis zo onontbeerlyk, dat zy, by mangel van betere voorwerpen, zig, door overdaadige geschenken, aan eene eerlooze Ligtekooy verspild, bederven, en door haare baatzugtige liefkoozingen zig zelven vry willig bedotten, moeten, om
| |
| |
het genot des levens te hebben; Wy zyn door de Natuur zodanig gevormd, wy hebben deze driften, wy kunnen even weinig een elendigen zien, zonder pyn te gevoelen, als eene schoone vrouw, zonder een mengzel van eerbied, verwondering en begeerlykheid beschouwen; 't Zy wy onzen pligt al of niet in aanmerking neemen, dit maakt geene verandering in de oorspronkelyke gesteldheid onzer Natuur; en 't zy wy willekeurig, of met verstand en rede willen handelen, dit maakt ons niet vatbaar voor aandoeningen, daar wy niet toe verordend zyn, nog stelt ons in staat, om neigingen te vernietigen, welke de Schepper zelve onzer gestellen heeft ingeplant. Nogmaals dan, wy kunnen zonder gezelligheid, vriendschap, liefde, wederkeerige diensten en erkentenis niet gelukkig leeven; geen regt vermaak in de wereld genieten; alle andere geneugtens walgen ten laatsten, of brengen haare kwelling mede; Deze alleen, als het waare zout des levens, bederven nooit, Deze worden zelfs, hoe meer men ze geniet, hoe liefelyker.
Meer dan deze eenvoudige en onbetwistbaare waarheeden, door de ondervinding van alle menschen gestaafd, behoeft men my niet toe te staan, om tevens te erkennen, dat het Huwelyk, ten opzigt van vermaak alleen, oneindig verkiezelyk is, boven de allergelukkigste Ligtmissery.
Laat my een Bon Vivant hier ongeveinsd bekennen, wat hy nu sedert zo veele jaaren lang in zyne ongebonde levenswyze ondervonden heeft; Laat hy my openhartig zeggen, of hem in alle zyne wellust, in al het woest genot zyner luidrugtige vermaaken, niet altoos iets ontbrooken heeft? Ja of hy niet geduurig zig zelven heeft moeten ontvlieden, en het geruisch zyner driften voordagtelyk vermeerderen, om tot geene bedaarde beschouwing van zig zelven te koomen, en een ydel te ontdekken, dat hem op het allerysselykst verveelde; Ik zal niet spreeken van de knaagingen, welke een ontrust geweeten onvermydelyk veroorzaaken in een gedrag, dat men zelve afkeurt; Ik zou die knaagingen, als een schrikkelyk lastig gezelschap, en 't welk ons de eenzaamheid inzonderheid onverdraagelyk maakt, met rede aan den kant des vermaaks beschouwen kunnen; maar gelyk die heimelyke afkeuring onzer ongebondenheeden misschien nog een gevolg mogt zyn van vooroordeel en opvoeding, 't welk door bestendig onzen lust te boeten, allengskens overwonnen zal worden; Gelyk wy niets, dat naar pligt of Godsdienst zweemt, in aanmerking neemen willen, zo bid ik slegts onze Ligtmissen, om dat ydel, dat verveelende, 't geen zy voelen, en 't geen hen in hunne eenzaame uuren zo lastig is, een oogenblik bedaardelyk te beschouwen. Is dat wel door
| |
| |
eenige gewoonte of verharding te verhelpen? Gewisselyk niet! omdat 'er eene wezenlyke drift is in hunne gestellen, welke roept om eene voldoening, die men haar nooit verschaft; omdat de Natuur zelve haare stemme verheft, en den wettigen cyns vordert, dien wy aan de menschelykheid, aan liefde, goedgunstigheid, en onze gezellige hartstogten schuldig zyn, en nooit betaalen; Zie daar de rede, waarom het eene volstrekte onmoogelykheid is en eeuwig blyven zal, dat Ligtmissery in het byzonder, zo wel als Ondeugd in het algemeen, de regte weg tot het meest genoegen in dit leven zy. Neen, verbeeldt u niet, verdwaalde Losbollen, dat de geveinsde omhelzingen eener gehuurde Matres, die gy zelve verfoeit, terwyl ze u streelt, die gy veroordeelt, terwyl zy haare natuurlyke schaamte aan u opoffert, en daar uwe ziel van gruuwt, terwyl ze uwe beestagtige lust voldoet; verbeeldt u niet, dat die geveinsde omhelzingen u dat zuiver en verrukkelyk vermaak kunnen geeven, 't welk in de armen eener deugdzaame Egtgenoote alleen te vinden is; 't Is het hart, dat in onze vermaaken deelen moet; de voldoening eener dierlyke lust is te oogenblikkelyk, om ons gelukkig te kunnen maaken; maar dat hart, van eene inwendige hoogagting vervuld, zwellende van eene zuivere liefde, blaakende van eene belangelooze zugt, om het beminde voorwerp alle moogelyk genoegen toe te brengen, die wederkeerige uitwisseling van opregte liefdeblyken en tedere erkentenissen, die hemelsche wellust eindelyk, welke de zielen zelve met de liefelykste banden samensnoert, dit alles is u volstrektelyk onbekend, en in een zuiveren Egt alleen te vinden. Gy blust een lastigen brand, uw drift is voldaan, het levensvuur gedoofd, en gy valt in een doodsche kwyning, of moet door een schandelyk misbruik van het edelst geschenk der Natuur, ten koste uwer Rede, ten koste uwer gezondheid en dagen, op nieuws een verderfelyken toorts in uwe aderen ontsteeken; eene vervroegde ouderdom en volstrekte verdooving moet noodwendig het gevolg zyn van zulk een ontydig vuur, dat uwe levensgeesten verteert; Dat edel vuur daarentegen, door de Natuur zelve in het hart van eenen geliefden Egtgenoot ontstooken, wordt eigenlyk nooit gebluscht, het smeult een oogenblik, om gelegenheid tot bedaarder schoon niet min tedere, niet min aandoenlyke liefdeblyken te geeven, maar het sterft nimmer, omdat het in het Harte brandt. Gy verlaat uwe Laïs met een gemoed barstende van spyt, en een lighaam door buitenspoorigheeden afgemarteld; en terwyl gy haar vervloekt, rent gy des anderendaags naar Chloë, omdat ge u zelven moet ontvlieden, omdat ge uwe eige bestaanlykheid niet verdraagen,
| |
| |
geen vermaak in uwe bezigheeden vinden, en geene vreugd in geregelde gezelschappen smaaken kunt; Ik zie daarentegen den gelukkigen Admetus zyne verrigtingen afbreeken, om zynezorgen in de tedere omhelzingen zyner waarde Alcestis te vergeeten; Ik zie haar met een vrolyk gelaat haaren lieven man te gemoete treeden, zy werpt zig met blydschap in zyne armen; hy ontvangt haar met de verrukkingen van een Minnaar; de rimpels, welke de zorg op zyn voorhoofd gedrukt hadt, verdwynen op het oogenblik, en het gezelschap, zyner waarde Vrouw laat geen plaats dan voor een wederzydsch vertrouwen, en eene stille maar gulle blydschap over.
Zo zal uw Hart - vriendinne,
De trouwste in allen nood,
De Lusthof van uw zinnen,
'T gezelschap van uw leven,
Uw Hart de volheid geeven
Zo zal zy, door haar zeden,
Uw Hart naar wensch doen smaaken
Myn Partyen moeten erkennen, dat ik strikt myn woord houde, met nergens van te spreeken, dan van 't vermaak alleen; Ik mag hier evenwel de bewaaring van onze gezondheid, goeden naam, en tydelyken welvaart met rede onder betrekken. Dit maakt by My ten minsten een wezenlyken tak van genoegen uit, en Ik word ongelukkig naar maate ik iet van dit alles geheel of gedeeltelyk verlies; Ik word het, en de Heeren Ligtmissen niet minder; Gezondheid is de grondslag van Hun zo wel als Myn vermaak; de zorg, waar mede zy hunne schandelykheeden bedekken, toont genoeg, dat zy mede voor de agting hunner medemenschen niet geheel onverschillig zyn, en de schuldige armoede, of bekrompenheid waar in zy, na het verspillen hunner schatten, of 't verwaarloozen hunner zaaken, niet zelden nederzinken, leert hen, niet dan al te smertelyk, hoe weinig zy lieden inzonderheid deze hulpmiddelen ontbeeten kunnen om vermaakelyk te leeven.
| |
| |
Maar hier is het, dat zy zig juist in hunne sterkte waanen te verschanzen, of daar uit zelfs myne geheele redeneering om ver te werpen; Ik wilde hen onder 't oog brengen, (en de minste overdenking inderdaad schynt het onwederspreekelyk te toonen,) dat tydelyke welvaart zo wel als gezondheid en achting gevaar loopen van een onerstelbaar bederf in eene ongebonde Levenswyze, en nauwelyks anders dan door het huwelyk bevorderd of behouden kunnen worden. ‘Maar het huwelyk! zegt men, zal men zig dan met de zorg voor vrouw en kinderen belasten! zal men zig vry willig de moeite op den hals haalen, om zo veele monden te voeden! welk eene omslag en uitgave, en wat zal 'er dan voor ons zelven of onze vermaaken overschieten? wat zal ons de gezondheid baaten, als wy steeds in onze huizen kniezen? en wie zal ons agting bewyzen, als wy ons fatsoen niet kunnen ophouden’?
Zie daar de groote oorzaak van het kwaad, eene inkankerende weelde, verkwistende levenswyze, en verbasterde manier van denken, welke 'er het gevolg van is; Dit schrikt de jonge Lieden van het trouwen af, dit leidt hen vervolgens om eene ongeregelde vlam by eene gehuurde Galathé te blusschen. Laat ons de zaak bedaardelyk, en altoos aan den kant van 't Vermaak beschouwen.
'T koomt 'er niet op aan, als wy gelukkig leeven, of wy het in pragt en grootheid, dan in mindere omstandigheeden doen; zyn tyd steeds genoegelyk door te brengen, zyne geregelde driften maatig te voldoen, en een levendige bron van zuivere vreugd in zyn eigen boezem om te draagen, zie daar, dunkt my een gelukkigen staat, een genoegelyk leven; Maar nu Myn Heeren, gy die uwen ouderdom en dood voor een oogenblikkelyk vermaak verhaast, Gy die uwen besten leeftyd verliest met u zelven te ontloopen, Gy die bloost als een fatsoenlyk man uwe schandelyke kwaalen uit uwe oogen leest, Gy die schatten spilt, om schande, onrust, en smart te koopen; Gy, zeg ik, verbeeldt u eens dat gy met een lighaam door eene geregelde levenswyze gesterkt, met een geest door het vermaak uwer bezigheeden zelve opgewakkerd, uw beroep met geen minder vrolykheid als yver behartigde, en u in de armen eener beminlyke Egtgenoote welvernoegd gingt uitrusten, verbeeldt u eene Gezellinne, die opregt in uwe belangens deelt, van welker lippen, in tyden van neerslagtigheid, de liefelyke dauw eener vriendelyke vertroosting, in uwen boezem nedervloeit, die zig ongeveinsd met u verheugt in 't goede, dat u bejegent, en welker aangenaame gesprekken en zuivere liefkoozingen eene geurige Saus voor uwe eenvoudige geregten, door haare lieve hand,
| |
| |
op de bevalligste wyze, opgedischt, verstrekken, verbeeldt u dat gy voor dit waard gezelschap eene luidrugtige plaisier party, die u zo dikwils verveelde, vrywillig afstaat, en dat gy, in deze stille maar liefelyke vreugd, dat genoegen eindelyk vindt, 't geen gy vrugtloos zo lang buiten u zelven gezogt hebt, verbeeldt u dat uwe beminlyke wederhelft het zelfde zoet in uw by zyn smaakende, de oogenblikken telt, wanneer zy, na 't afdoen uwer zaaken, het weder zal genieten, verbeeldt u, dat gy dus gezond, geagt, blymoedig werkende om uwe tydelyke, belangens door eene loffelyke zuinigheid en yver te verbeteren, en uwe kinderen tot mannen te maaken, uwe dagen eenpaarig slyt; Gelooft gy dat gy, in zulk een staat en levenswyze, minder gelukkig zoudt zyn dan nu gy uwen besten tyd in uwe lastige ongebondenheeden zo beklaagelyk verliest?
Maar ik heb de snaar van kinderen geroerd, en zie daar onze Vrygeesten, door myn gebrekkig schildery reeds ten halven gewonnen, op dat woord eensklaps weder ruggewaards treeden, om hunne schouderen het drukkend huwelyks jok te onttrekken. ‘Kinderen welk een last’! Gy bedriegt u waarlyk, Myn Heeren! Ik heb u, in 't begin van myn Vertoog, reeds onder 't oog gebragt, dat wy eene natuurlyke hartstogt van goedgunstigheid en Menschenliefde hebben; Inderdaad 't is zo noodzaakelyk voorwerpen te hebben, die wy beminnen, die wy begunstigen, die wy weldoen, dat Lieden, die geene kinderen hebben, redelooze dieren daar toe opzoeken, of kinderen van andere Menschen aanneemen moeten. Maar gelyk deze hartstogt ons natuurlyk eigen is, zo vertoont zy zig in alle haare kragt en luister tevens, ja wordt zelfs een drift van een byzonderen aart, zodra zy zig tot kinderen uitstrekt; Die ςοργη, dat ouderlyke hart, is verwonderlyk in alle schepzelen, ik zal niet zeggen, die redeneeren, maar die slegts voelen kunnen. Geen Mensch, zeide Philippus Melanchton, kon dit bekende Vers van Virgilius
Omnis in Ascanio chari stat cura Parentis.
verklaaren, ten zy hy zelve een Zoon, en wel een Eenigen zoon hadt; maar geen Mensch ten minsten kan zig verbeelden, welk eene verandering kinderen te hebben in onze geheele manier van denken maakt, voor dat zy 't zelve ondervinden. Duizend Vaders zullen u zeggen, dat het aangenaamst geluid, 't welk zy in hun leven gehoord hebben, dat van hun eerste kind geweest is; En elk, die de onvergelykelyke Historie van Thomas Jones met oordeel heeft geleezen, moet dien fraeijen trek gewisselyk hebben opgemerkt; de woeste Western, voor geene vermaa- | |
| |
ken vatbaar dan die van de jagt ‘kwam zelfs zo verre, dat hem de stem van 't lieve wigt liefelyker in de ooren klonk dan het klappen van een zweep of het blaffen van een wind hond’. Zo ging het hem, zo is het duizend anderen gegaan, en die zelfde kinderen, Myn Heeren, die u thans zo vervaarlyk toeschynen, zullen uwe waardste tydkortingen, uw liefst gezelschap, zullen al uw verlangen en vreugde worden, ja zullen alle de vermogens uwer ziel geheellyk inneemen. Zoude de Natuur zulk eene geheele verandering in de gestellen der Dieren maaken, als wy in meest allen zien, en zoude zy den menschen die zelfde gunst geweigerd hebben, die wy wegens de meerdere en langere zorg voor onze kinderen, niet minder dan de Dieren, noodig hadden? Neen voorzeker; dan ware het onmoogelyk een last te torschen, welke thans niet slegts ligt, maar boven alles wenschelyk en aangenaam is; bezoek het zelve, vraag de armste Ouders, zo zy slegts een goed hart en brood voor hunne kinderen hebben, of zy dezelve missen willen? Vraag eene tederhartige moeder, of het oppassen van haar teder schaap haar lastig is? en allen, by wie de drift der Natuur door eene schandelyke weelde niet verdoofd wordt, zullen u volmondig het tegendeel verzekeren. Waarlyk Myne Heeren, wy leeren eerst leeven, wy worden eerst Menschen, als wy kinderen hebben; Een vriendelyk lagje van uw teder wigt, het aartig gesnap in meer gevorderde jeugd zal alle uwe zorgen betaalen, en het geluk uwer kinderen zal eene nieuwe bron van vreugde worden in dien leeftyd, als gy voor geene andere geneugtens vatbaar zyt.
Wy werken eerst met lust, als wy weeten voor wie wy werken, of liever het werken houdt dan op werk te zyn, het wordt enkel vermaak, omdat het geschiedt ter voldoening onzer waardste hartstogt. Wat verschilt het, waar aan we ons geld besteeden, als wy daar vermaak voor koopen, maar nog eens, nog het geros uwer harddravers, nog de kolfbaan, nog uwe ongebondenheeden hebben u ooit dat vermaak gegeeven, dat uwe kinderen u verschaffen zullen.
Gy ziet Myn Heeren, dat ik, in myne vergelyking tusschen uwe levenswyze en een gelukkig Huwelyk, u met bescheidenheid behandele; Ik heb van zo veele, niet min smertelyke, als schandelyke ongemakken, daar gy onophoudelyk voor vreest, en die u zomtyds zo jammerlyk martelen, slegts eens in het voorbygaan gerept; Het is uit geene onweetenheid, Ik ken de wereld, gelyk gy 't noemt, maar ik heb geoordeeld, dat uwe pynen reeds grievend genoeg geweest waren, zonder dat ik ze door myne errinnering behoefde te vernieuwen.
A.T.
|
|