De Denker. Deel 3 (1765)
(1766)– [tijdschrift] Denker, De– AuteursrechtvrijDe Denker. Deel 3. K. van Tongerlo en F. Houttuin, Amsterdam 1766
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1207 D 9
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het derde deel van De Denker, met de nummers 106 tot 157 (januari tot december 1765), uitgegeven in 1766.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (fol. *1v) is niet opgenomen.
De ‘Drukfouten’ van p. 120, 264, 280 en 368 zijn in de lopende tekst verbeterd.
[fol. *1r]
De Denker. Derde deel.
Te Amsteldam,
By K. van Tongerlo en F. Houttuyn.
MDCCLXVI.
[fol. *2r]
KORTE INHOUD der VERTOOGEN van het DERDE DEEL.
No. 106. | Aanmerkingen van den Denker over de gewoone gebreken in de Lighaamelyke Opvoeding der Kinderen, en aanspooringen om deze te verbeteren. | Bladz. 1 |
107. | Over de volmaaktheid der laatere Muzyk. | 9 |
108. 109. | Vervolg van No. 103, over de wyze hoe zig eene jonge Juffer, met betrekking tot het Huwelyk, moet gedraagen. | 17, 25 |
110. | Brief over de orde der Vrye Metzelaaren, en de oogmerken hunner Instelling. | 33 |
111. | Vervolg van No. 109, over de wyze, hoe zig eene jonge Juffer, met betrekking tot het Huwelyk, moet gedraagen. | 41 |
112. | Lykrede over Monsr. Jean Frisard, beroemd Paruikemaaker en Friseur à la Mode, te Amsterdam. | 49 |
113. | Dat 'er geen ander middel is, of kan zyn, om regt gelukkig te worden, dan door het genoegen onzer Medemenschen te bevorderen. | 57 |
[fol. *2v]
No. 114. | Over het vermaak, dat 'er aan het oeffenen van Weldaadigheid verknogt is. - Zonderling geval van een gelukkigen en dankbaaren Marskraamer. | 65 |
115. | Nadeelen van het buitenlandsch Reizen voor de Zeden der Nederlanderen | 73 |
116. | Brief over het waar Geluk, en de hinderpaalen, welke het zelve beletten. | 81 |
117. | Een Saamenspraak der Goden over de dwaaze klagten en gewoone Onvernoegdheid der Menschen, ten bewyze, dat alle verandering in de oorspronkelyke schikking der wereld slegts ten kwaade zoude zyn. | 89 |
118. | Over de waare Vriendschap, en haare nauwgezette pligten. | 97 |
119. | Doris. Eene Harderlyke Vryery met eenige aanmerkingen van den Denker over dergelyke Stukjes, en in hoe verre dezelve onschuldig of nuttig zyn. | 105 |
120. | Redevoering over de schadelykheid van 't Vernuft. | 113 |
121. | Schets van een Misanthrope, en aanmerkingen ter zyner verbetering. | 121 |
122. | Brief over de In-enting der Kinderpokjes, aan den kant van de besmetting zyner Nabuuren en eener geheele Stad beschouwd. | 129 |
123. | Brief over de Zedelyke Opvoeding der Kinderen. | 137 |
[fol. *3r]
No. 124. | Brief van Monsr. de la Papillotte over zyne Paruiken voor allerlei soort van Lieden. - De besliste Weddenschap. | 145 |
125. | Tweede Brief over de In-enting der Kinderziekte, aan den kant-der Voordeelen en gevaaren beschouwd. | 153 |
126. | Vervolg van No. 129, over de schadelykheid van 't Vernuft. | 161 |
127. | Vervolg van No. 123, over de Zedelyke Opvoeding enz. | 169 |
128. | Schertzende Brief, ter aanpryzing om de Fransche Etiquette in de afgezonderde Levenswyze van Mans en Vrouwen in de Nederlanden in te voeren. | 177 |
129. | Brief van den Heer C. waarom Elk een Buitenplaats begeert; hoe men die trapsgewyze bekoomt, en uit enkele zuinigheid een koets met vier Paarden aanlegt. | 185 |
130. | Vervolg van No. 127, over de Zedelyke Opvoeding enz. | 193 |
131. | Onbillyke Vooroordeelen, welke yder Landaart voor zyne Natie koestert; de ongunstige gedagten, die wy wegens de Wilden voeden, door het verbaalen van een merkwaardig voorval te keer gegaan. | 201 |
132. | Vervolg van No. 130, over de Zedelyke Opvoeding enz. | 209 |
133. | Over de Dwaasheid der meeste Liefhebberen van de Natuurlyke Historien, om zig enkel te vergenoegen met het verdeelen van hunne zeldzaambeeden in Classes en Genera; en de Ongerymdheeden, welke zig in het systhema van Linnaeus opdoen. | 217 |
[fol. *3v]
No. 134. | Vervolg van No. 132, over de Zedelyke Opvoeding enz. | 225 |
135. | Over het verbranden van Kettersche Boeken, en de bittere Geestelyken, die dit bewerken. | 233 |
136. | Vervolg van No. 134, over de Zedelyke Opvoeding enz. | 241 |
137. | Het Leven is een Droom. Een Digtstuk. - Regels van eenige Podsche Edelen, om zotte klap in hunne gezelschappen te weeren, en het gebruik, dat wy daar van in eenige gezelschappen zouden kunnen maaken. | 249 |
138. | Brief over de ongunstige uitwerkingen van Weldaadigheid, en aanmerkingen van den Denker, dat zulks een Edelmoedig mensch niet behoort af te schrikken in het oeffenen van deze Deugd. | 257 |
139. | Drie Brieven van drie Friessche Vrouwen, behelzende klagten wegens de Liefhebbery baarer mannen in het Hartdraaven, Jaagen en de Comedie, met den Raad van den Denker aan Dezelve. | 205 |
140. | Vervolg van No. 136, over de Zedelyke Opvoeding enz. | 273 |
141. | De ongelukkige gevolgen van het verleiden eener deugdzaame Maagd. Eene Geldersche Geschiedenis. | 281 |
142. | De voordeelen der Ligtmissery boven de beoeffening der fraaije Konsten schertzend aangepreezen in een Brief aan den Denker. | 289 |
[fol. *4r]
No. 143. | Over de Voordeelen van een gelukkig Huwelyk boven eene ongebonde Levenswyze. | 297 |
144. | Beschryving der Nederlandsche Zeden, onder de verciering van die eener vreemde Natie. | 305 |
145. | De waarschynlykheid van een Toekoomend Leven daar uit aangedrongen, om dat onze Rede voor zo veele Toevallen bloot staat. - Spoore tot Vergenoegdheid in 't missen van den Voorspoed. Digtstuk. | 313 |
146. | Twee Brieven aan den Denker; als eene van Perditus, en ééne van Felicia: tot nader aandrang wegens de voordeelen van een gelukkig Huwelyk boven een ongebonde Levenswyze. | 321 |
147. 148. | Verkorte Zedelyke Vertelling van den Heer Marmontel; ten bewyze, dat men zig zelven of zyn Vriend niet aan al te groote verzoekingen moet waagen. | 329, 337 |
149. | Over de Voor- en Nadeelen der Publyke Schoolen, en de gebreken, welke in onze Latynsche Schoolen verbeterd konden worden. Vervolg van No. 140, over de Zedelyke Opvoeding enz. | 345 |
150. | Over het meerder genoegen, 't welk de Boeren en Handwerkslieden boven de ryke Stedelingen hebben. - Het gelukkig Huwelyk, Digtstuk. | 353 |
151. | Brief van eenen Mismaakten over de onbillykheid der gewoone behandeling en vooroordeelen tegen zodanige Lieden, en wederlegging van dezelve. | 361 |
[fol. *4v]
No. 152. | Vervolg en Slot van het voorgaand Vertoog. | 369 |
153. | Vervolg en Slot van No. 79, over de Liefde tot het Vaderland. | 377 |
154. | Aanmerkingen van een oud man over verscheidene zaaken. | 385 |
155. | Brief over de zonderlinge schranderheid, het wys bestuer, en de verstandige aanmerkingen van een gemeenen Boer, in de wandeling Klein Jaap geheeten. | 393 |
156. | De schadelykheid van denken, byzonderlyk van Philosophisch Denken, om voort te koomen in de wereld, en voornaamelyk om aangenaam by de vrouwen te zyn. | 401 |
157. | Vervolg en Slot van No. 156. | 409 |
[p. 120]
NB. In het vorig Vert., bladz. 108. reg. 23, lees u, in plaats van uw.
[p. 264]
DRUKFOUTEN.
In het 133. Vertoog pag. 220. reg. 2. staat, Zy, lees Ey, en pag. 224. reg. 19. staat, gering, lees geurig.
In het 137. Vertoog pag. 255. reg. 3. van onderen staat onzydig, lees ontydig.
[p. 280]
DRUKFOUTEN.
In het Vertoog N; 138. p. 258. laatste regel staat en enkel een, lees en niet een enkel.
P. 262. r. 17. staat andere, lees anderer.
[p. 368]
DRUKFOUT.
Op pag. 349, lin. 30. staat maar kan in het geheel niet, lees, maar kan in huis in het geheel niet.