De Denker. Deel 3 (1765)
(1766)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 273]
| |
De Denker.
| |
[pagina 274]
| |
geschikt, als of zy tot maitressen zouden dienen, en niets leeren moesten, dan vercierzelen te maaken, om haar lighaam op te pronken, en haare schoonheid bevallig te maaken. De Ouders meenen zig zeer wel uitgesloofd te hebben, wanneer zy 'er danssen en zingen teffens by geleerd hebben: de opvoeding wordt; volmaakt gehouden, als zy bevallig Fransch spreeken konnen; buiten eenige weinige boeken, over den Godsdienst handelende, leezen zy niets als Romans. Wat verbeelding hebt gy, zorgvuldige Ouders! terwyl gy uwe Dogter dus opbrengt? Zal zy wel ergens anders toe bekwaam zyn, dan om een jongen Losbol te bekooren? Zal gy, dertig jaaren oud geworden, haaren man, eerst door haare bekoorlykheden verstrikt, nu bedaard geworden, langer behaagen? De bevalligheid en zwier van haar lighaam verslenzen door de jaaren, en kinderen voort te brengen: het danssen en de stem veragt zy zelve, nu zy ondervindt niet langer bekoorlyk te zyn. Al wat nog van de Romans onthouden is maakt haar belagchelyk, en de nieuw aangekoomene meisjes spotten met haar oud modesche hulsels en linten! Is het wel waar, verdwaalde Ouders! dat uwe dogters nergens anders bekwaam toe zyn, dan om, door dartelheid, het hart te steelen van eene onbezonnen Jeugd, die, naauwlyks huwbaar geworden, niets zoekt dan wellust? Het is ongerymd dus te denken over de vrouwen, die de helft van het menschelyk geslagt uitmaaken; het is onwaardig aan haare verdiensten, waar door zy zoo dikwerf uitgeblonken hebben; het is onbetaamelyk te stellen, dat het Opperweezen zulk eene berispelyke voorschikking zoude gemaakt hebben. Zouden de vrouwen minder zyn dan de dieren? Beschouwt ze met my, oplettende Ouders! Met welk | |
[pagina 275]
| |
een yver jaagt niet het wyfje met haar man, om prooy te verschaffen voor hunne jongen? Vegten zy niet met eene dapperheid, welke onze verwondering waardig is, wanneer men het nest nadert, of de weerlooze jongen met vernieling dreigt? De Honden, tot de Jagt geschikt, bevestigen dit dagelyks, en eene Hen, hoe zwak ook in tegenstelling van haaren vyand, doet wonderen ter verdediging van haare kiekens. Zouden onze vrouwen minder hart hebben dan deze redelooze schepselen? zouden zy niet zoo wel als de man de kost bezorgen voor haare kinderen? Voorzeker; alle volken, die in den staat van eenvoudigheid en der natuur leeven, bevestigen deeze waarheid. Vrouwen hebben, in alle landen, in alle eeuwen, zoo wel als de mannen, uitgemunt in verstand, in deugd, in dapperheid en in onvermoeiden yver, om het bestaan van haar huisgezin te bevorderen. Plato is daarom van begripGa naar voetnoot(a), dat de vrouwen, even zoo wel als de mannen, en gelykerhand de kinderen opvoeden, ook arbeiden, dog minder zwaar werk doen moeten, dan de mans: dat zy mede ten oorlog zullen trekken, en alsdan haare kinderen mede neemen, om te dapperer te vegten; eindelyk, dat de meisjes daarom zoo wel als de jongens, van kindsbeen af, in krygs-oeffeningen en in den landbouw onderweezen moeten worden. De Thraciers immers lieten hunne vrouwen het land bouwen, de Lacedaemoniers allerley konsten leeren, de Amasoonen en Sauromaten den kryg voeren, terwyl de mannen huiswerk deedenGa naar voetnoot(b). Hy besluit wyders uit een menigte voorbeelden, welke ook in ons land niet ontbreeken, dat de vrouwen, zoo wel als de mannen, het land regeeren konnenGa naar voetnoot(c). | |
[pagina 276]
| |
Plato ziet op een Gemeenebest, 't welk zig zelven moet verdeedigen; hy beöogt het behoud van de helft weerbaare lieden, en trekt daarom de vrouwen mede in de oorlogsbedryven. Wy zullen eerst onderzoeken waar toe de Schepper de vrouwen geschikt heeft; daar na waar toe zy in ons land het meest bevoegd zyn. Uit haar verstand, waar in zy, door elkander genomen, de mannen overtreffen, blykt, dat zy, niet minder dan wy, met eene redelyke ziel begaafd zyn: uit het gestel haarer lighaamen, dat zy minder sterk zyn, en derhalven niet zoo zwaar arbeiden moeten als de mannen: uit het onderscheid van geslagt, dat zy kinderen moeten baaren en met haare melk voeden. Terwyl zy dit groote werk der Natuur verrigten, konnen zy niet veel anders doen. Aangemerkt nu alle vrouwen, door elkander genomen, zes kinderen voortbrengen, en wanneer zy ze zelve de borst geeven, om de twee jaaren één, zoo volgt, dat zy twaalf jaaren zeer bezet zyn met de opvoeding der kinderen; hier by gevoegd wordende de opvoeding van het jongste tot de zes jaar toe, zoo verslyten zy agttien jaaren zonder byna iets anders te konnen doen, dan in huis blyven en teffens op de huishouding passen; zoo dat het plichtelyk is, dat de man het overige in het geheel op zig neeme, en arbeide voor de vrouw en het geheele huis. Terwyl nu de man niet kan letten op de opvoeding der kinderen, behoort de vrouw die geheel te bezorgen, en daarom onderweezen te worden in al het gene strekken kan om de kinderen het meeste nut toe te brengen. De 40 jaaren over zynde, kan zy wederom arbeiden en den man helpen, wiens kragten dikmaal te veel afgesloofd in zyne jeugd, dus ondersteund worden in zynen ouderdom. De vrouwen winnen, na gekinderd te heb- | |
[pagina 277]
| |
ben, in kragten aan, en leeven gemeenlyk langer dan de mannen. De proef daar van ziet men byna overal; men vindt immers merkelyk meerder oude weduwen, dan weduwnaars. Zie daar de schikking der Natuur in het algemeen; laat ons nu den aart van ons land onderzoeken! De vrouwen van onze Regenten behoeven geen arbeid te doen met de handen, maar zyn verplicht de deftigheid van het huis op te houden, voor de huishouding en voor de opvoeding der kinderen te zorgen. Zy behooren derhalven algemeene weetenschappen te bezitten; deftigheid in het spreeken is haar meerder noodig dan de zangkonst, en eene zedige tred doet haar meerder eer dan een konstig gehuppel. De vrouwen onzer Krygshelden moeten indruk hebben van de verhevenheid der dapperheid, en, behalven de deftigheid en andere deugden, den vrouwen der Regeerders dienstig, zig onderhouden met het leezen van Lofdigten der Helden, om hunne zoonen van de wieg af in te boezemen het loffelyke om voor het Vaderland den degen te voeren, en zig tot gelatenheid te gewennen, wanneer haar man of zoonen met roem gesneuveld zyn. De vrouwen der Geleerden behoeven minder deftigheid; een zedig gedrag en netheid in de huishouding passen dezelve allermeest. De vrouwen der Kooplieden behooren zelve den handel te leeren, boek te houden, en konnen dit ligtelyk doen, omdat het niet vermoejende is voor het lighaam, dikwyls overtreffen zy hier in hunne mannen. Dit is op onze Steden toepasselyk. Op het land leert de natuur van zelve, wat de vrouwen, behalven de huishouding, leeren moeten; de Landbouw, vee hoederye en dergelyken. | |
[pagina 278]
| |
Eer wy nu bepaalen wat eigentlyk jonge Juffrouwen behoorden te leeren, om te voldoen aan die plichten, waar toe de Schepper haar geschikt heeft, moeten wy eerst ons oog laaten gaan over die dingen, welke de ondervinding geleerd heeft, dat haar schadelyk waren. Wy zullen beginnen met de allergeëerdste Vrouwen, dat is de zulke, welke uitgemunt hebben in weetenschappen; deeze hebben nimmer zig willen bemoeien met huisselyke zaaken; verwaand op haare geleerdheid hebben zy het gering geoordeeld de huishouding waar te neemen, even als of het laag was, zig te schikken tot die plicht, waar toe wy door het Opperwezen bestemd zyn. Daar koomt altoos min of meerder gemaaktheid, en pedanterye by, welke eene Vrouw onbevallig maakt voor haaren man, en ondraagelyk voor Vrouwen van haaren rang, waar mede zy verkeeren moet. Met deeze opvoeding voldoet zy derhalven niet aan het vereischte; De vraag is, hoe een kinds verstand zal aangelegd worden om ter eeniger tyd gelukkig te zyn? Voor my, Heer Denker! ik hebbe geen zin in eene Scavante of Poëtesse; Nogthans kenne ik twee van onze uitmuntendste Dichteressen, welke zekerlyk alle verwaandheid, door haar verstand, overwonnen hebben; en, met dit alles, moet ik zeggen, dat beide my wel hooge achting, maar nooit eenige de minste liefde ingeboezemd hebben. Indien nu deeze talenten op alle mannen eveneens werken als op my, zoo konnen die Dichteressen nimmer voldoen aan de schikking haarer Sexe, en zyn derhalven niet gelukkig. Denk daarom niet dat ik behaagen zoude hebben in eene, welke in zangkonst, of snaarenspel uitblonk: het zy verre. Zulk eene bekoort eerst haaren minnaar met kragt, dog daar naa geduurige nieuwe verwonderaars vereischende, legt zy zig toe om bemin- | |
[pagina 279]
| |
nelyk te schynen aan eenen Vreemden; het welk in het begin den man wel vleit, maar naderhand minnenydig, ten minsten agterdenkend maakt; Zy wordt om haare stem, en niet om haare deugden aangebeden. Wist zy zig te maatigen, zy was gelukkig, maar geduurig het hoofd vol hebbende van Airia 's Cantata 's en Recitativo 's droomt zy niet als van zulke gezelschappen, daar geduurig gezongen en gespeeld wordt. Ik onderstelle, haar gedrag blyft onbevlekt, maar hoe kan een verstandig man genoegen hebben in eene vrouw, die den geheelen dag aan muzyk, zangeressen, en Snaarspeelers denkt? en derhalven den geheelen dag zig opschikt, voor het Clavier zit, en haar huishouden, man, en kinderen vergeet? Het danssen is minder schadelyk; het geeft eene bevallige en deftige houding aan eene bejaarde vrouw, zig wel te konnen buigen, en met zwier in eene kamer te koomen. Het overige wordt van zelf onnut. Eene wel geboore jonge Dogter behoort wél te leezen, te schryven, en te rekenen: zy behoort eene oppervlakkige kennis van Geographie, en historien te hebben: en die dingen in haare eerste jeugd zig eige te maaken. Tot tydkorting moet zy tekenen, en schilderen, of een weinig muzyk leeren. Het danssen is noodig om de gezondheids wille, en tot eene goede houding. Voor het overige behoort eene jonge dogter handwerken te leeren, die in de huishouding te passe koomen, te borduuren; niets is aangenaamer voor een man, dan klederen door zyne vrouwe geborduurd, of op andere wyze met de naald gemaakt, te draagen. Behalven deeze kleine weetenschappen houde ik het eene der grootste cieraaden voor eene fatzoenelyke Vrouw, buiten haare moedertaal, ook anderen te kennen en te spreeken. Het Fransch, het Engelsch, zyn | |
[pagina 280]
| |
hedendaags de nuttigste, en koomen allermeest te passe. Met deeze, en de andere aangeprezene weetenschappen en konsten wordt eene zedige vrouwe de allerbeminnelykste gehouden by de geheele werreld, en is voor zig zelve de gelukkigste. Moeder geworden zynde leert zy haare kinderen goede houding, en het begin van taalen, en nutte konsten, de man eerst, door de zedige bevalligheid van zyne vrouw, verliefd, wordt dag aan dag op nieuws verrukt van haare bekwaamheden. Zy is Vrouw, Moeder, Min, en de Gouvernante van haare kinderen! Zy is niet alleen nuttig voor haar huisgezin, maar voor den kring van Vrouwen daar zy mede omgaat, en het voorbeeld van de Stad, welke haar tot inwoonderesse heeft! Welk een zegen, Heer Denker! voor ons land, indien gy het middel kondt zyn om onze Dogters zulke verhevene begrippen van opvoeding en gedrag in te boezemen.
C. |
|